Onderwerpen, literatuur en jurisprudentie: zie weekoverzicht op nestor.
Ter herinnering: de algemene vragen worden (in beginsel) niet behandeld in de werkgroep, de
jurisprudentie- en casusvragen wel. Deze dient u (schriftelijk) gemaakt te hebben (voorafgaand aan
de werkgroep dus). Voorbereiding is dus verplicht. Motiveer uw antwoorden, zoals u dat ook bij het
tentamen dient te doen, met gebruikmaking van het verplichte studiemateriaal (jurisprudentie,
literatuur, leerstof van hoorcollege en Nestor-materiaal).
ALGEMENE VRAGEN
Opzet
1. Geef een beschrijving van de inhoud van het begrip ‘opzet’.
2. Noem een aantal voorbeelden van de wijze waarop de wetgever het opzet in de verschillende
delictsomschrijvingen heeft omschreven.
3. Is het voor de inhoud van het opzet van betekenis welke bewoordingen de wetgever gebruikt?
4. Wat wordt bedoeld met ‘kleurloos opzet’?
5. Stelling: ten aanzien van doleuze delicten geldt dat het voldoende is dat sprake is van kleurloos
opzet; boos opzet hoeft niet te worden vastgesteld. Is deze stelling juist of onjuist?
6. Wat wordt bedoeld met ‘opzet als stilzwijgend bestanddeel’?
7. Welke opzetvorm grenst aan het bestanddeel schuld?
8. Welke inhoud heeft deze vorm?
9. Welke formule wordt in de praktijk door de Hoge Raad veelal gehanteerd om deze opzetvorm
aan te geven?
10. Geef in eigen woorden weer wat het verschil is tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld.
11. Stelling: ‘het verschil tussen enerzijds opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn en anderzijds
opzet als mogelijkheidsbewustzijn is, dat bij eerste vorm niet en bij de tweede vorm wel het
wilselement onderdeel is van de opzet.’
Is deze stelling juist?
12. Is opzet hetzelfde als het bewust nemen van grote risico’s?
13. Dient bij voorwaardelijk opzet sprake te zijn van een aanmerkelijke kans in objectieve zin?
14. Stelling: de grootte van de aanmerkelijke kans varieert volgens de Hoge Raad van delict tot
delict. Bij een ernstig delict zoals doodslag volstaat een veel kleinere kansgrootte dan bij een
minder delict als vernieling.
15. Voor het bewijs van opzet maakt de rechter nogal eens gebruik van ervaringsregels. Hoe gaat
de rechter dan te werk?
16. Wat is het gevaar van deze werkwijze?
17. Stelling: ‘Opzettelijk handelen en een geestesstoornis gaan niet goed samen.’
18. Omvat het bestanddeel ‘wetende dat’ alle gradaties van opzet? En het bestanddeel ‘oogmerk’?
19. Welk criterium gebruikt de Hoge Raad tegenwoordig om voorbedachte raad te omlijnen?
20. Mag de rechter bij het bewijzen van voorbedachte raad gebruik maken van
bewijsvermoedens?
Schuld
21. Wat wordt bedoeld met de term ‘culpa’?
1
, 22. Op welke wijzen heeft de wetgever de schuld als bestanddeel in de delictsomschrijving
uitgedrukt?
23. Wat is een culpoos gevolgsdelict?
24. Met de gevolgsschuld wordt niet alleen een geestesgesteldheid beschreven (en beoordeeld),
maar ook gedrag. Leg dit uit.
25. Die beschrijving is bovendien niet neutraal, maar geeft een normatief oordeel. Leg dit uit.
26. Waarom wordt schuldheling (art. 417bis Sr) een pro parte doleus, pro parte culpoos delict
genoemd? Is art. 175 Sr daarvan ook een voorbeeld?
27. Wat is het verschil tussen de gevolgsschuld en de schuld ten aanzien van een omstandigheid
die de gedraging ‘begeleidt’?
28. Welke inhoud heeft de culpa in een culpoos gevolgsdelict?
29. Wat is volgens de rechtspraak van de Hoge Raad het gevolg van het aanvaarden van een
beroep op een rechtvaardigingsgrond door de rechter in de situatie waarin een culpoos
gevolgsdelict ten laste is gelegd?
30. Wat is volgens de rechtspraak van de Hoge Raad het gevolg van het aanvaarden van een
beroep op een schulduitsluitingsgrond door de rechter in de situatie waarin een culpoos
gevolgsdelict ten laste is gelegd?
31. In hoeverre is het bij de vaststelling van culpa van belang dat de verdachte de gevolgen had
kunnen voorzien?
32. Stelling: ‘als de dader had kunnen voorzien dat zijn gedraging het ongewenste gevolg zou
veroorzaken, had hij dus de plicht die gedraging achterwege te laten.’ Is deze stelling juist?
33. Wat wordt bedoeld met een ‘Garantenstellung’?
34. Wat wordt bedoeld met de ‘objectivering van de schuld’?
35. Wat is het verschil tussen bewuste en onbewuste schuld?
36. Stelling: ‘bewuste schuld ligt dichter tegen opzet aan dan onbewuste schuld; daarom dient
bewuste schuld zwaarder bestraft te worden dan onbewuste schuld.’ Hoe beoordeelt u deze
stelling?
37. Omschrijf wat bedoeld wordt met de categorie van ‘kijken, maar niet zien’. Welke rechtsregel
heeft de Hoge Raad in dat verband geformuleerd?
38. Op welke wijze definieert de Hoge Raad het begrip roekeloosheid?
39. Stelling: de bewijseisen die aan roekeloosheid worden gesteld zijn door de Hoge Raad
uitgehold. Roekeloosheid kan in wezen worden afgeleid uit de andere wettelijke
strafverzwarende omstandigheden, zoals dronken of veel te hard rijden. Is deze stelling juist?
Avas (afwezigheid van alles schuld)
40. Stelling: ‘de vroeger bij overtredingen geldende “leer van het materiële feit” houdt in dat
voor strafbaarheid ter zake een overtreding opzet noch culpa is vereist en dat geen beroep
op een wettelijke strafuitsluitingsgrond mogelijk is.’ Is deze stelling (deels) juist?
Opzet is altijd vereist. Culpa niet. Beroep op een strafuitsluitingsgrond is mogelijk. Opzet
moet aanwezig zijn op het moment waarop wordt gehandeld.
41. Wat wordt bedoeld met ‘schuld’ in de uitdrukking ‘afwezigheid van alle schuld’?
42. Welke categorieën van afwezigheid van alle schuld (avas) kunnen worden onderscheiden?
43. Wat wordt in het kader van avas bedoeld met de eis dat dwaling ‘verschoonbaar’ moet zijn?
44 De vraag naar de verschoonbaarheid van de dwaling heeft een normatief karakter. Wat
wordt daarmee bedoeld?
45. Een beroep op dwaling, in het bijzonder feitelijke dwaling, bij een opzetdelict zal doorgaans
een bestrijding van het ten laste gelegde opzet vormen en dus een bewijsverweer zijn (en
geen avas-verweer). Leg dit uit.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annemarieee97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.70. You're not tied to anything after your purchase.