Consumptief krediet =
Krediet dat gebruik wordt voor consumptieve doeleinden bv het kopen van een
auto of huis
Rente / interest =
Vergoeding die je vraagt voor het uitlenen van geld
Voor degene die de lening verstrekt is het een vergoeding, en degene die leent
zijn het kosten.
Naast de rente moet je ook de lening zelf terug betalen, dit is aflossen van de
lening. Door de aflossing neemt je schuld af, niet door rente.
Het oorspronkelijke geleende bedrag – alle aflossingen (=) noem je schuldrest.
Annuïteit =
Periodiek gelijkblijvend bedrag dat je terugbetaald, dit bestaat uit een aflossing-
en een rentebestanddeel. De eerste perioden bestaat het meer uit rente dan
aflossing, maar dit veranderd geleidelijk. Voordeel is dat je als geldnemer steeds
te maken hebt met vaste lasten, wat je niet b ij de hypothecaire lening hebt.
Persoonlijke lening =
Lening aan een consument voor aanschaf van duurzame consumptiegoederen
(auto, meubels enz.). Voor deze lening moet je meerderjarig zijn en de omvang
van de lening hangt af van de hoogte van je inkomen. Meteen beginnen met
aflossen van de lening.
Doorlopend krediet =
Consumptief krediet, waarbij met de bank een bepaald bedrag wordt afgesproken
dat maximaal geleend mag worden. Het maximaal te lenen bedrag is het
kredietlimiet. Is afhankelijk van netto-inkomen van kredietnemer. Er wordt alleen
rente betaald over de opgenomen bedragen. Zakelijke variant is rekening-
courantkrediet.
Koop op afbetaling =
Er wordt een goed gekocht, geleverd en nadat er een aanbetaling is gedaan
wordt de rest naderhand in termijnen betaald.
Huurkoop =
Wordt een aanbetaling gedaan en wordt de rest betaald in termijnen, maar het
goed is pas van jou als je de laatste termijn betaald hebt.
Grote voordeel van alle vormen van krediet voor de geldnemer is dat hij nu iets
kan kopen zonder over het geld te beschikken. Nadeel is de vaak hoge rente die
betaald moet worden en je soms jarenlang aan het aflossen vast zit.
Voor de geldgever geldt als voordeel de rente en als nadeel dat sommige
geldnemers vaak teveel lenen waardoor de geldgever soms naar zijn geld kan
fluiten.
Huurkoop en koop op afbetaling hebben als nadeel dat ze vastzitten aan de koop
1
,van een bepaald goed. Bij de doorlopend krediet kun je doen en laten wat je wilt
zolang je onder kredietlimiet blijft, bij de andere 3 zit je vast aan maandelijkse
termijn bestaand uit rente en aflossing.
Hypotheeklening =
Lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed.
Hypotheek =
Zakelijke zekerheidsrecht op het onroerend goed van iemand anders.
Ongedekt krediet / blanco krediet =
Lening die een bank verstrekt zonder enige vorm van zekerheid.
Hypotheekgever = eigenaar van het onroerend goed
Hypotheeknemer = de bank
Als je een hypothecaire lening hebt moet er een hypotheekakte worden
opgemaakt door de notaris; deze zorgt er ook voor dat de hypotheek wordt
ingeschreven in het hypotheekregister.
In de hypotheekakte staat de looptijd van de lening, het rentepercentage enz.
Executiewaarde =
De opbrengst van het onroerend goed op een veiling, deze opbrengst is meestal
lager dan de opbrengst bij een vrijwillige verkoop.
Basishypotheek =
De lening die de bank verstrekt dat ongeveer 75 tot 90% van de executiewaarde
bedraagt.
Tophypotheek =
Als je een hogere lening wilt hebben dan de basishypotheek.
Lineaire hypotheek =
Bij deze lening los je elk jaar een vast bedrag af en wordt er rente betaald over
het nog niet afgeloste deel van de hypotheeklening.
Spaarhypotheek =
Bij deze lening wordt gedurende de looptijd van de lening niets afgelost en wordt
er gedurende de looptijd van de lening rente over het totale hypotheekbedrag
betaald. Je betaald ook premie, deze bestaat uit spaarpremie en een premie voor
een overlijdensrisicoverzekering. Met de maandelijkse spaarpremie wordt een
kapitaal gespaard. Hierover wordt een spaarrente vergoedt. Het gespaarde
bedrag samen met de bijgeboekte rente is precies voldoende om aan het einde
van de looptijd de hypotheek af te lossen.
Enkelvoudige interest =
Interest wordt steeds berekend over de hoofdsom; de interest wordt dus nooit
berekend over de hoofdsom plus de interest uit eerdere jaren.
Samengestelde interest =
Interest wordt berekend over de hoofdsom plus de bijgeschreven interest uit
eerdere jaren, ook wel rente over rente.
Het aflossen van een lening kan op 3 manieren 3:
1. de aflossing ineens op het einde van de looptijd
2
, 2. elke periode een gelijk bedrag
3. in het begin van de looptijd weinig aflossen en op het eind van de looptijd veel
Eindwaarde =
Het eindbedrag (beginkapitaal plus alle gevormde interest)
vb. 10000 x (1,08)² De formule van de eindwaarde is:
Contante waarde =
Wat is een vast bedrag in de toekomst op dit moment waard
vb. X = 20000/(1,07)²º
Hoofdstuk 2
Als je een eigen zaak begint moet je de volgende dingen afhandelen:
1. de vestigingsvergunning
Je hebt de juiste diploma’s nodig, je moet weten hoe je moet administreren en je
moet kennis hebben van het product dat je gaat verkopen. Een
vestigingsvergunning krijg je bij de Kamer van Koophandel
2. Toestemming voor de vestigingsplaats
Je kunt niet zomaar een bedrijf in een pand beginnen. Sommige buurten in een
gemeente zijn alleen woongebied en andere voor industriegebied. Het vestigen
moet passen binnen het plan van de gemeente. Ook de toestemming in een
bepaald pand verkrijg je bij de Kamer van Koophandel.
3. Speciale vergunningen
Bij de gemeente moet je informeren over de Warenwet, de Milieuwetten en de
Hinderwet. Ook moet je voor brandveiligheidsvoorschriften naar de gemeente.
4. Inschrijven in het Handelsregister
De naam van elk bedrijf wordt bij de Kamer van Koophandel ingeschreven in het
Handelsregister. Bij inschrijving wordt gekeken of de naam niet misleidend is of al
bestaat.
5. De administratie
Volgens het Wetboek van Koophandel is ieder bedrijf verplicht op een zodanige
wijze administratie te voeren, dat daaruit altijd alle rechten en verplichtingen
blijken. Elk jaar moet een bedrijf een balans opmaken en alle papieren moet zij
tien jaar bewaren.
6. De vestigingsplaats
Je moet kijken wat het pand kost en of je een hypotheeklening kan regelen. Je kan
een staatsgarantie krijgen, dat betekent dat de staat voor alles opdraait als zij
hun hypotheekverplichtingen niet meer na kunnen komen. In zo’n geval is de
bank bereid om een hogere hypotheeklening te verstrekken.
7. De investeringsbegroting
Hierop staan alle zaken die je moet aanschaffen om een bedrijf te beginnen.
Hiermee kun je ongeveer zien hoeveel geld je nodig hebt om een bedrijf te
beginnen. Zo’n begroting is een raming van de financieringsbehoefte.
8. De resultatenbegroting
Hierin staat hoe hoog je opbrengsten en kosten zullen zijn in een toekomstige
periode. De winst die resteert nadat je de kosten hebt afgetrokken van de
opbrengsten kun je gebruiken om zelf van te leven. Zo’n raming is nodig om te
bepalen of je je hoofd boven water kunt houden.
9. De liquiditeitsbegroting
Hierop komen alle betalingen en ontvangsten te staan die je in een toekomstige
periode moet doen. Geeft aan of je genoeg liquide middelen hebt in kas en op de
bank.
10. De rechtsvorm
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iljavdm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.