31. Gewenste verkoopprijs exclusief BTW = Kostprijs + Opslag Nettowinst
32. Kostprijs = Vaste Verrekenprijs + Opslag Overheadkosten
33. Vaste Verrekenprijs = Geschatte inkoopprijs + Opslag inkoopkosten
34. Opslag inkoopkosten = Opslagpercentage inkoopkosten x Geschatte Inkoopprijs
100%
35. Opslag Overheadkosten = Opslagpercentage overheadkosten x Vaste Verrekenprijs
100%
36. Opslag Nettowinst = Opslagpercentage nettowinst x Kostprijs
100%
Break-even-analyse
37. Break-even-afzet = Constante kosten
Dekkingsbijdrage
38. Dekkingsbijdrage = Verkoopprijs – Inkoopprijs – Variabele kosten
39. Constante kosten = kosten die een bedrijf heeft ongeacht de verkoopomvang
40. Verkoopprijs = prijs die het bedrijf aan haar afnemers rekent zonder BTW
41. Inkoopprijs = prijs die het bedrijf betaalt bij inkoop zonder BTW
42. Variabele kosten = kosten die afhankelijk zijn van de verkoopomvang (naast de
inkoopprijs)
Gewenste afzet voor gewenste winst
43. Gewenste afzet = Gewenste nettowinst + Constante kosten .
Dekkingsbijdrage
FIFO/LIFO-voorraadwaardering
44. FIFO = First In First Out = Goederen die als eerste zijn ingekocht worden voor de
administratie als eerste verkocht
45. LIFO = Last In First Out = Goederen die als eerste zijn ingekocht worden voor de
administratie als laatste verkocht
Winstgevendheid
46. REV = Nettowinst (na aftrek ondernemersloon) x 100%
Gemiddeld eigen vermogen
(=Rentabiliteit op het eigen vermogen = de mate waarin het eigen vermogen van een
onderneming winstgevend gebruikt is)
Afschrijving met een vast percentage van de aanschafprijs
47. Afschrijving = Aanschafwaarde – Residuwaarde = A - R
Aantal gebruiksjaren n
, Management en Organisatie
(Aantal gebruiksjaren worden ook wel eens de economische levensduur van een
productiemiddel genoemd.)
48. Aanschafwaarde = Aanschafprijs + bijkomende kosten
49. Bijkomende kosten = kosten om het productiemiddel te verkrijgen en gebruiksklaar te
krijgen.
50. Residuwaarde = Restwaarde – Verwijderingskosten
51. Restwaarde = Verkoopprijs van het productiemiddel aan het einde van de economische
levensduur.
52. Verwijderingskosten = Kosten die gemaakt moeten worden om het productiemiddel te
verwijderen en te verkopen.
Uitgaven, kosten, ontvangsten en opbrengsten
53. Uitgaven = Betalingen per kas, giro en bank (met liquide middelen) in een periode
54. Kosten = Uitgaven die aan een bepaalde periode moeten worden toegerekend
55. Ontvangsten = Stortingen in Kas, op de giro- of bankrekening in een periode door
buitenstaanders van de onderneming
56. Opbrengsten = Ontvangsten die aan een bepaalde periode moeten worden toegerekend
Nettowinst (en de verlies- en winstrekening)
57. Nettowinst = Netto-omzetresultaat – Financieringsresultaat
58. Netto-omzetresultaat = Bruto-omzetresultaat – Overheadkosten
59. Bruto-omzetresultaat = Brutowinst – Inkoopkosten
60. Brutowinst = Omzet – Inkoopwaarde van de omzet
61. Overheadkosten = Algemene kosten + Verkoopkosten
62. Financieringsresultaat = Interestopbrengsten – Interestkosten
63. Interestopbrengsten = de rente die je over een uitgeleend bedrag ontvangt voor een
bepaalde periode
64. Interestkosten = de rente die je over een geleend bedrag betaalt voor een
bepaalde periode 43. Bruto-omzetresultaat = Brutowinst – Inkoopkosten
Kengetallen
65. Solvabiliteit = Totaal vermogen = 1 + Eigen vermogen .
Vreemd vermogen Vreemd vermogen
(Solvabiliteit = de mate waarin een onderneming in staat is al haar schulden af te betalen)
66. Liquiditeit = de mate waarin een onderneming in staat is haar schulden op korte of zeer
korte termijn af te betalen Current en Quick ratio
67. Current ratio = Vlottende activa + Liquide middelen
Kort vreemd vermogen
68. Vlottende activa = Voorraden + Debiteuren + overige vorderingen op korte termijn
69. Debiteuren = afnemers van wie het bedrijf nog geen geld ontvangen heeft voor de
verkochte goederen
70. Liquide middelen = Kas + Giro + Bank
71. Quick ratio = = Vlottende activa + Liquide middelen – Voorraden
Kort vreemd vermogen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iljavdm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.