100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle taken en colleges blok 3 introductie wetenschappelijke onderzoeksmethoden $7.92
Add to cart

Summary

Samenvatting Alle taken en colleges blok 3 introductie wetenschappelijke onderzoeksmethoden

 9 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat alle taken en colleges van blok 3, introductie wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Ik behaalde met deze samenvatting een 8 op het tentamen!

Preview 4 out of 90  pages

  • September 27, 2021
  • 90
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Blok 3 : wetenschappelijk
onderzoek
Taak 1 : empirische cyclus

Leerdoel 1: wat is de empirische cyclus? + kritisch denken over cyclus




De empirische cyclus is een stappenplan hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt
door middel van onderzoek.

De stappen:

1. - Theorie: de onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie of uitspraak of een
samenhangende reeks van uitspraken met een algemeen geldend karakter. Zo’n
theorie is gebaseerd op waarnemingen, deze hoeven niet systematisch




1

, (stelselmatig, doelgericht, ordelijk) te zijn, maar kunnen ook toevallige
waarnemingen zijn.
- Een samenhangend stelsel van verklaringen (objectief) en aannames
(subjectief) waarmee empirische onregelmatigheden of verschijnselen
verklaard en verspreid kunnen worden. Zo een theorie is doorgaans gebaseerd
op waarnemingen van concrete gebeurtenissen. Deze waarnemingen hoeven
niet per se systematisch te zijn.
o Niet-systematische waarnemingen: toevallige waarnemingen. Dit
zijn voorvallen waar de onderzoeker toevallig mee geconfronteerd
wordt.
o Systematische waarnemingen: resultaten van een eerder verricht
onderzoek over hetzelfde onderwerp, uitgevoerd door de
onderzoeker zelf of door anderen (literatuurstudie).
- Continu volgen theorieën elkaar op, worden ze bijgesteld en geprobeerd
samen te voegen. Een theorie is toetsbaar en gebaseerd op voorgaand
onderzoek.
2. Deductie: het proces van een abstracte theorie naar één of meerdere te toetsen
hypothesen waarnaar men onderzoek wilt doen. Je gaat van een globaal
onderzoeksidee naar een of meer onderzoeksvraagstellingen.
3. Vraagstelling/hypothesen: een hypothese is een toetsbare stelling die op grond
van systematische waarnemingen in het onderzoek uiteindelijk al dan niet kan
worden verworpen. Een vraagstelling is een nauwkeurige formulering van de
vraag waarop de onderzoeker een antwoord wil geven (wat wil de onderzoeker
weten?)
 doelstelling: waarom ga je je onderzoek doen en wat wil je met de resultaten
bereiken?
4. Onderzoeksontwerp kiezen: ten eerste heb je een scheiding tussen kwalitatief en
kwantitatief onderzoek
- Bij kwalitatief onderzoek wordt uitgegaan van het emic perspectief: er wordt
gekeken naar de ervaring van het subject. Het gaat om het begrijpen van de
ervaringen van de proefpersonen.
- Bij kwantitatief onderzoek zijn waarnemingen objectief bepaald en staan ze los
van het object (etic perspectief). Het gaat hier om cijfermatig onderzoek.

Als je kijkt naar welk soort onderzoek je gaat verrichten kan je ook kijken naar
experimentele en niet-experimentele of observationele designs:

Experimenteel:

Hieronder valt het RCT (randomized controlled trial) er wordt hier een interventie
uitgevoerd bij een groep mensen die random wordt ingedeeld in de interventiegroep of
controlegroep.

Niet-experimenteel:

 Ecologisch onderozek: onderzoek op populatieniveau bv: tijdstrendonderzoek,
waarbij geen hypothesen worden getoetst
 Patiëntenseries: hierbij heb je geen vergelijkingsgroep, je kijkt bij een serie
patiënten met dezelfde ziekte of er ook andere kenmerken tussen deze patiënten
overeenkomen, deze onderzoeken toetsen zelden hypothesen



2

,  Dwarsdoorsnedeonderzoek: hierbij heb je wel een vergelijkingsgroep. Alle
metingen vinden op hetzelfde moment plaats, geen follow-up
 Longitudinaal onderzoek
o Cohortonderzoek: er wordt een baseline meting gedaan bij een cohort
waarbij de blootstelling wordt gemeten en het aantal ziekten, na een
follow-up periode wordt dit opnieuw gedaan.
o Patënt-controle onderzoek: hierbij wordt een groep mensen die een ziekte
hebben vergeleken met een groep die geen ziekte hebben, er is sprake van
retrospectieve expositiemeting ( er wordt gevraagt naar blootstelling aan
risicofactoren voor de ziekte in het verleden).

5. Populatie/ steekproef kiezen: er wordt gekozen naar welke populatie men
onderzoek wilt doen en de steekproef hieruit, dus welke respondenten uiteindelijk
mee gaan doen met het onderzoek
6. Geschikte meting/ observaties kiezen: er zijn verschillende metingen mogelijk: bv:
interviews, vragenlijsten maar ook biomarkers zoals bloed of urine
7. Onderzoek uitvoeren
8. Resultaten
9. Data-analyse: de gegevens worden geanalyseerd met behulp van tabellen en
grafieken
10. Conclusies en rapportage: in je conclusie geef je antwoord op de vraagstelling van
eht onderzoek en vindt er verificatie of falsificatie van de hypothese plaats.
Onderzoekers kunnen met de resultaten de huidige theorie:
- Bevestigen: confirmatie
- Tegenspreken: contraditie
- Weerleggen: falsificatie
- Nader specificeren: elaboratie
- Ondersteunen: verificatie

11. Inductie: het integregen van al deze systematisch en niet-systematische
waarnemingen tot een theorie is het proces van inductie. Je gaat hierbij van
concrete waarnemingen naar een meer abstract algemeen geldend beeld van de
werkelijkheid. Je stelt de theorie op, op basis van waarnemingen.
- Het stelt dat een nieuwe theorie niet alleen opgaat door de waargenomen
gevallen maar ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen. Om erachter te komen
of dat zo is, voert men nieuwe, systematische waarnemingen uit. Als die
kloppen met de verwachtingen is dat een bevestiging dat men met de theorie
op het juiste spor zit.  generaliseren: wat ik heb gevonden voor 10 mensen,
geldt dat ook voor de hele populatie?
- Een andere manier op een theorie te ontwikkelen is om te trachten de
onjuistheid van een theorie aan te tonen. Confirmatie is onmogelijk om met
zekerheid te doen. Falsicatie wel.  falisificeerbaar wilt zeggen dat men
probeert de theorie met behulp van onderzoek onderuit te halen. Hiervoor
moeten eerst, uitgaande van de theorie, hypothesen worden geformuleerd. Dit
hoort bij de theorie.
- Inductie gaat niet automatisch. Het vereist de nodige creativiteit en
inventiviteit.

Voor het toetsen van een hypothese of het verkennen van een nieuw probleemgebied is
empirisch onderzoek noodzakelijk. Empirisch onderzoek is als het ware een deel van de


3

, empirische cyclus. De empirische cyclus (en dus ook empirisch onderzoek) bevat de
volgende fasen:

1. Het formuleren van een onderzoeksvraagstelling
2. Het maken van een onderzoeksopzet (design):
a. Selectie van een onderzoekspopulatie: specificeren van het
steekproefkader, van de procedure voor het trekken van de steekproef,
van de te vergelijken subpopulatie en van de inclusie- en exclusiecriteria 
wie ga je onderzoeken en hoeveel mensen ga je onderzoeken?
b. Selectie van meetinstrumenten: herleiden van de begrippen in
onderzoeksvraagstelling tot meetbare variabelen. Zo nodig ontwikkelen
van meetinstrumenen ten van criteria ten behoeve van de classificatie van
de onderzoekspersonen met betrekking tot ieder kenmerk. Het bepalen
van de te gebruiken meetinstrumenten – bijvoorbeeld observaties,
vragenlijsten.  kenmerken/variabelen: van abstracte naar concrete
uitwerkingen: bijvoorbeeld in de vorm van een vragenijst of door de
operationaliseren  van een concept naar een meetbare definitie.

Paradigma shift: vanuit een heel ander perspectief kijken naar een bepaalde theorie,
aan een geheel nieuwe cirkel beginnen van de empirische cyclus. De theorie wordt
verandert, we krijgen een volledig nieuwe theorie (BV: we weten dat de wereld niet plat
is)

Empirie: leer van de ervaring/ kennis door ervaring. Gebaseerd op waarnemingen/
bevindingen/observaties. De empirische cyclus is het stappenplan waarmee je kunt
concluderen of de bevindingen kloppen. Je maakt theorie/kennis.

Bouter

Definitie: Door de opeenvolging van onderzoeken met vraagstellingen die voortkomen uit
eerder onderzoek, neemt het begrip van hoe het betreffende stukje van de werkelijkheid
in elkaar zit gestaag toe. Dit wordt uitgedrukt met het begrip empirische cyclus.

De onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie: een uitspraak of een samenhangende
reeks van uitspraken met een algemeen geldend karakter. Zo’n theorie is doorgaans
mede gebaseerd op waarnemingen van concrete gebeurtenissen. Deze waarnemingen
hoeven niet per definitie systematisch te zijn. Soms hebben ze betrekking op voorvallen
waar de onderzoeker toevallig mee geconfronteerd wordt. Meestal zijn er echter ook
systematisch verzamelde waarnemingen: de resultaten van eerder verricht onderzoek
over hetzelfde onderwerp, uitgevoerd door de onderzoeker zelf of door anderen. Dergelijk
eerder onderzoek zal lang niet altijd een epidemiologisch karakter hebben. Het kan
bijvoorbeeld ook een laboratoriumonderzoek met proefdieren of weefselkweken gaan.
Het integregen van al deze systematische waarnemingen tot een theorie gaat niet
automatisch.

 theorie gevormd door inductie en deductie

Het integreren van al deze systematische en niet- systematische waarnemingen tot een
theorie gaat niet automatisch. Het vereist de nodige creativiteit, inventiviteit en
gedachtesprongen (‘brain- waves’ ). Dit proces van concrete, bijzondere waarnemingen
naar een meer abstract, algemeen geldend beeld van de werkelijkheid wordt inductie
genoemd. Om meer zekerheid te krijgen over de geldigheid van de ontwikkelde theorie


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kyliekmita. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.92
  • (0)
Add to cart
Added