WERKCOLLEGE 5
WELKE CLASSIFICATIE SYSTEMEN ZIJN ER?
HOE VERRICHT JE DIAGNOSTIEK BIJ JONGE
KINDEREN EN WELKE AANDACHTSPUNTEN ZIJN ER?
Tak et al. (2014) - H2 – Theoretische aspecten van diagnostiek
Classificatie: Classificeren is het rangschikken van symptomen van een patiënt aan een
beschreven categorie (DSM-5). Dit is meestal een aanleiding om verder onderzoek te doen
naar oorzaken, geschiedenis en de rol die het geclassificeerde gedrag speelt in de context.
Diagnose: diagnostiek betreft het beschrijven en vaststellen van een psychische stoornis op
basis van de klachten en problemen en symptomen die de patiënt ervaart en de
verschijnselen die de clinicus vaststelt. Het bevat meer elementen en op basis hiervan
formuleert de diagnosticus de aanwezige causaliteit (samenhang en dynamiek tussen
verschijnselen), waarbij ook de context wordt betrokken, om vervolgens onderzoek te doen
naar mogelijke interventies. Een diagnose heeft vaak de aard van hypothesen die in de loop
van de tijd kunnen worden bijgesteld.
Er wordt gewaarschuwd dat een classificatie slechts een eerste stap is (richting behandeling),
classificatie is het rangschikken en dit is het startpunt van het vaststellen van een diagnose.
DSM: Diagnostic Statistic Manual
DSM I: Eerste versie, gepubliceerd in 1952, na de 2de WO ontwikkeld in een werkgroep van
psychiaters Belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de classificatie van psychische
stoornissen.
DSM II: schonk voor het eerst aandacht aan stoornissen bij jeugdigen
DSM IV: opzet rond een vijftal assen en werd daarom een multiaxiaal systeem genoemd. Een
as is een dimensie waarom een bepaald aspect van de problematiek gecategoriseerd kan
worden. Het maakte de klinische praktijk duidelijk dat de problematiek verschillende dimensies
kent die onafhankelijk van elkaar kunnen voorkomen:
1. Klinische stoornissen, andere aandoeningen en problemen die een reden van zorg
kunnen zijn
2. Persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid
3. Somatische aandoeningen
4. Psychosociale en omgevingsproblemen
5. Algehele beoordeling van het functioneren
DSM V: concept van assen was in te praktijk te vaag (met name as 1 en 2 waren moeilijk te
onderscheiden. In de DSM 5 is gebroken met deze opzet.
o Elke stoornis wordt omschreven via diagnostische criteria (concrete symptomen),
waarvan er een bepaald aantal aanwezig moet zijn om de classificatie te kunnen
geven. Bij een aantal stoornissen, maar lang niet allemaal, kan een inschatting van de
ernst worden gemaakt door aan te geven of de stoornis ‘mild’, ‘moderate’ of ‘severe’
is. Daarna worden per stoornis onder andere prevalentie, ontwikkeling en beloop,
bedreigende en prognostische factoren beschreven.
o Nog net nieuw en nog niet erg goed onderzocht op de betrouwbaarheid, wordt al wel
gebruikt.
De International classification of diseases (ICD)
Deze classificatie was aanvankelijk bedoeld om doodsoorzaken vast te stellen, later ook om reden
voor ziekenhuisopnamen in één omschrijving te kunnen vastleggen. Na de 2de WO en oprichting
WHO, werd de ICD het officiële classificatiesysteem van ziekten van deze organisatie, inclusief
psychiatrische ziektebeelden.
►Handboek waarin de bekendste ziekten zijn ondergebracht in een aantal hoofdstukken die één of
meer secties omvatten, elk weer verdeeld in tien diagnostische hoofdgroepen of blokken. Hoofdstuk V
van de ICD-10 bevat één sectie en telt ruim 300 categorieën voor het classificeren van psychische
stoornissen. De opbouw van de ICD is niet multiaxiaal.
Wel heeft men voor de ICD-9 en de ICD-10 een multiaxiaal classificatiesysteem (MAC) voorgesteld
speciaal voor kinderen en jeugdigen, dat de volgende assen omvat:
Klinische psychiatrisch syndroom
Specifieke ontwikkelingsstoornissen
Intellectueel niveau
Somatische condities
, 2
Abnormale psychosociale factoren in gezin of wijdere omgeving
Psychosociaal functioneren van het kind
Het MAC is geen aparte, derde classificatiesysteem naast DSM en ICD; het is niet meer dan een
conceptuele herordening van categorieën uit de ICD-10, speciaal voor kinderen en jeugdigen.
Betrouwbaarheid
Voor de DSM geldt dat de hoofdcategorieën nog wel redelijk betrouwbaar zijn, maar dat de
betrouwbaarheid voor de specifieke subcategorieën beduidend lager ligt. Datzelfde geldt voor ICD-9
en ICD-10. Voor beide geldt dat de betrouwbaarheid verhoogd wordt als de beoordelaars met
elkaar samenwerken, training hebben gevolg en gestructureerde diagnostische interviews gebruiken
die ontwikkeld zijn om de symptomen op een eensluidende manier uit te vragen.
Als men DSM/ICD-categorieën toepast in vormen van jeugdzorg die verder van de kinder- en
jeugdpsychiatrie afstaan, ontstaat er verschillende problemen
Het psychosociale probleem in deze sectoren is vaak niet zwaar genoeg voor een DSM/ICD-
classificatie Bijvoorbeeld: een kind kan extra veel behoefte hebben aan structuur, wat zijn
ouders voor een probleem stelt zonder dat het geclassificeerd kan worden als hyperactiviteit
of een autismespectrumstoornis.
Het probleem komt niet voor in de DSM/ICD Bijvoorbeeld: Eetstoornis, die zeker
behandeling nodig heeft, maar waarbij het niet onder bv. anorexia valt.
Problemen gaan verscholen onder een te brede noemer Bijvoorbeeld: zoals bij allerlei
vormen van crimineel gedrag, die nu onder de categorie ‘’gedragsstoornis’ vallen maar die bij
diagnostiek en hulpverlening veel specifieker in kaart dienen te worden gebracht.
Door bovenstaande problemen is er van 2006-2008 gewerkt aan de ontwikkeling van de CAP-J
(Nederlands Classificatiesystem voor de Aard van de Problematiek van cliënten in de Jeugdzorg). In
dit systeem staan omschrijvingen van problemen waarmee hulpvragers zich bij de jeugdzorg
aanmelden en waarvoor zij begeleid en behandeld worden. Stoornissen en coderingen uit DSM en
ICD die van toepassing zijn, zijn erin opgenomen, maar de CAP-J is ruimer van opzet en bevat ook
categorieën voor lichtere problematiek in het psychosociaal functioneren, problemen bij het opvoeden
en problemen in het gezin en de omgeving.
Diagnostic Classification zero to three (DC:0-3R)
De DC:0-3R gaat uit de gedachte dat het ontwikkelingsperspectief van het kind het referentiekader is
om gedrag, gevoel en interactie te beschrijven en te beoordelen, terwijl bij een behandeling de relatie
tussen het kind en diens verzorger centraal staat (de infant mental health-gedachte). De bedoeling is
tot minder individualiserende, statistische en synchrone beschrijvingen te komen.
De DC:0-3R is bedoeld als aanvulling op andere classificatiesystemen. Het systeem bestaat uit 5
assen en beschrijft enerzijds problemen of gedragspatronen die in andere classificaties niet behandeld
worden (zoals vroege regulatieproblemen en stoornissen in de ouder-kindrelatie), en enerzijds de
vroegste manifestaties van problemen, die in andere classificatiesystemen vooral vanuit het
perspectief van oudere leeftijden worden beschreven. Er gaat veel aandacht uit naar
regulatiestoornissen en de vraag op welk niveau die verstoord is.
1. As I: Primaire diagnose (bijv. PTSS, mishandeling, aanpassingsstoornis, slaapstoornis,
hypersensitief)
2. As II: Classificatie van stoornissen in de relatie (bv. betrokkenheid, gespannen relatie,
misbruik)
3. As III: is er niet?
4. As IV: Psychosociale stressfactoren
5. As V: Functioneel emotioneel ontwikkelingsniveau (bv. aandacht, wederkerigheid,
betrokkenheid)
Kritische kanttekeningen (Vroegdiagnostiek)
Comorbiditeit overschat & voorzichtigheid jonge kinderen. Comorbiditeit= meerdere stoornissen
komen bij één persoon voor. Het hebben van een bepaalde stoornis vergroot de kans dat er nog een
stoornis aanwezig is.
→Mogelijk wordt deze comorbiditeit overschat: comorbiditeit kan het gevolg zijn van een bepaald
ziektebeeld, maar kan ook komen door een gebrek in het classificatiesysteem.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SFB98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.