Samenvatting economie LWEO Vwo 4 arbeid ALLE HOOFDSTUKKEN. Uitgebreid, duidelijk maar wel compact uitgelegd. Ondersteund door plaatjes, grafieken, schema's en verbanden tussen begrippen (dikgedrukt/onderstreept) staan aangegeven. Aangevuld met mijn aantekeningen en handige trucjes bij de lastige on...
1.2 VRAGERS EN AANBIEDERS OP DE ARBEIDSMARKT
Arbeid – alle mogelijke prestaties die een bijdrage leveren aan het voortbrengen van producten
Werkenden zijn opgedeeld in:
Zelfstandigen: zmp’ers (personeel) en zzp’ers (geen personeel) > beloning winst
mensen in loondienst > beloning loon
Vast contract zorgt voor meer kans op hypotheek (want minder risico voor bank)
Flexibel contract vinden werkgevers fijn (want makkelijk te ontslaan)
Aanbod van arbeid/beroepsbevolking bestaat uit werkenden en geregistreerde werklozen
Vraag naar arbeid bestaat uit vraag naar mensen in loondienst, de kracht van zelfstandigen en vacatures
Werkgelegenheid – vervulde vraag = zelfstandigen + werknemers
ARBEIDSBEMIDDELING
Concrete markt kun je bezoeken om te handelen
Arbeidsmarkt = Abstracte markt – geheel van vraag en aanbod, kun je niet lijfelijk bezoeken
Tekort aan aanbod = krappe arbeidsmarkt > veel vacatures/weinig werklozen/hoge lonen
Tekort aan vraag = ruime arbeidsmarkt > veel werklozen/weinig vacatures/ lage lonen
DEELMARKTEN
Arbeidsmarkt in te delen in deelmarkten: bouw, onderwijs, zorg etc.
Arbeidsmarkt in te delen op functie: onderkant, middensegment, bovenkant (hoge functie > hoog loon)
H2 HET AANBOD VAN ARBEID
2.1 DE KEUZE TUSSEN WERK EN VRIJE TIJD
Werken doe je voor inkomen, contact met collega’s, het kwijtraken van energie/creativiteit & structuur
Werk concurreert met vrije tijd (alles behalve betaalde arbeid)
Loonstijging > meer werken (opofferingskosten vrije tijd ) of juist minder (minder uren > gelijk inkomen)
Aanzuigeffect op de arbeidsmarkt – toename aanbod door grotere kans op werk
Ontmoedigingseffect – afname aanbod door kleinere kans op werk
2.2 NEDERLAND DEELTIJDKAMPIOEN
RIC = NIC/PIC x 100%
Arbeidsjaar – voltijdbaan gedurende 1 jaar
In Nederland is deeltijd(factor) (% van voltijd) populair (vooral bij vrouwen en zorg/onderwijs)
p/a-ratio = aantal personen die weken/aantal arbeidsjaren (1.3 > 130 mensen werken 100 arbeidsjaren)
, 2.3 ARBEIDSMIGRATIE
Gastarbeiders (ongeschoold) vanwege hoge lonen en krappe arbeidsmarkt > arbeidsintensief werk
Lagelonenlanden > arbeidsintensieve takken sluiten > werkloze arbeidsmigranten
Familie komt ook > verzorgingsstaat onder druk > sociale spanningen door weinig integratie
Aanpassing immigratiebeleid > laagopgeleiden niet welkom, hoogopgeleiden zeer welkom
Nu vanuit Midden/Oost Europa laagopgeleiden instroom > zwaar werk wat Nederlanders niet willen doen
2.4 DE OVERHEID EN PARTICIPATIE
DE VERGRIJZING
Vergrijzing > minder aanbod > te krappe arbeidsmarkt > minder productie > minder welvaart
Minder toetreders (jongeren) op arbeidsmarkt dan uittreders (ouderen)
Maatregelen: AOW-leeftijd verhogen/arbeidsparticipatie stimuleren (doorwerken = fiscaal aantrekkelijk)
DE CRISIS
Als een sector in crisis raakt ondervinden alle toeleveranciers dat ook
Ruime arbeidsmarkt > werkloosheid bestrijden > veel leningen overheid > staatsschuld
I/A RATIO
I/A-ratio = inactieven/actieven x 100 = ontvangers uitkeringen/betalers uitkeringen x 100
Beperken door:
Uitkeringen in te korten (tijdsduur)
Financiële risico ziektes te leggen bij werkgevers (kan zichzelf verzekeren)
Participatiewet
H3 WERKGELEGENHEID
3.2 DE OMVANG VAN DE WERKGELEGENHEID
Als bedrijf nieuwe werknemers inhuurt of iemand zelfstandige wordt > nieuwe werkgelegenheid
Beleid overheid > grootte werkgelegenheid in collectieve sector (overheid/gesubsidieerde instellingen)
3.2.1 DE ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
Arbeidsproductiviteit = productie/werkgelegenheid (productie per persoon)
Arbeidskosten afwegen tegen arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per werknemer) bij investering
Arbeidsproductiviteit = productie/werkgelegenheid (kan ook met indexcijfers)
Als arbeidsproductiviteit groter is dan loonkosten > winst > werknemers in dienst nemen
DIEPTE- EN BREEDTE INVESTERINGEN
Loonkosten per product = loonkosten per werknemer/arbeidsproductiviteit
Hogere lonen > meer kosten per product >
evt. verplaatsing naar lage loonlanden
Diepte-investering – arbeidsproductiviteit > loonkosten per product ↓ (kapitaalintensief)
Breedte-investering – arbeidsproductiviteit, loonkosten per product en kapitaalintensiteit blijven gelijk
MENSELIJK KAPITAAL
Investeren in technische ontwikkeling of menselijk kapitaal (kennis/vaardigheden personeel) = innovatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottevanderlee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.