Dit zijn mijn lesaantekeningen van toen ik uitgelegd kreeg wat het verschil was tussen de passiv en de konjunktiv bij Duits. Er staat dus Nederlandse uitleg bij hoe het precies werkt.
Das Passiv (de lijdende vorm)
In het Nederlands kennen wij de Passiv ook. Een aantal voorbeelden:
De krant wordt door mij gelezen (onvoltooid tegenwoordige tijd).
Die Zeitung wird von mir gelesen.
De krant werd door mij gelezen (onvoltooid verleden tijd).
Die Zeitung wurde von mir gelesen.
De krant is door mij gelezen (geworden) (onvoltooid tegenwoordige tijd).
Die Zeitung ist von mir gelesen worden.
De Passiv wordt gevormd met het werkwoord werden.
Als je wilt zeggen door mij, gebruik je altijd von: von mir …. worden.
Naamvallen:
4 > 1 , het lijdend voorwerp van een actieve zin wordt het onderwerp in de passieve zin.
3 = 3, de 3e naamval blijft onveranderd.
Der Konjunktiv (De aanvoegende wijs)
De Konjunktiv wordt in het Nederlands weinig gebruikt. Voorbeelden: Men neme 2 eieren/Leve de
koningin! In het Duits zijn er twee vormen van de Konjunktiv: Konjunktiv 1 en Konjunktiv 2.
Wanneer gebruik je welke Konjunktiv?
Je gebruikt Konjunktiv 1:
1. In vervulbare wensen (Er lebe hoch/Seien wir doch vernünftig (=laten we toch verstandig zijn))
2. In enkele vaste uitdrukkingen (Wir machen eine Wanderung, es sei denn, dass es regnet.)
3. In de indirecte rede
Je gebruikt Konjunktiv 2:
1. Bij een niet-werkelijkheid/twijfel/niet-vervulbare wensen
Was tätest du, wenn du reich wärest? / Käme er nur! / Er tat, als ob er schliefe / Das hätte mein Sohn
getan? / Es würde mich wundern, wenn er nicht käme.
2. Als vervanger voor een Konjunktivus1-vorm (Sie schrieben dass sie keine Zeit hätten.)
Hoe maak je de Konjunktiv?
Bij zowel Konjunktiv 1 als Konjunktiv 2 gebruik je de volgende uitgangen: -e, -est, -e, -en, -et, -en.
Bij Konjunktiv 1 doe je de stam van de tegenwoordige tijd + de uitgangen.
Bij Konjunktiv 2 heb je drie verschillende mogelijkheden.
1. Zwakke werkwoorden: de stam van de verleden tijd + de uitgangen.
2. Sterke werkwoorden: de stam van de verleden tijd en indien mogelijk een umlaut + de
uitgangen.
3. 15 onregelmatige werkwoorden
Werkwoord Stam vt Konjunktiv 2 Können Konnt Er könnte
Haben Hatt Er hätte Müssen Musst Er müsste
Sein War Er wäre Sollen Sollt Er sollte
Werden Wurd Er würde Wollen Wollt Er wollte
Dürfen Durft Er dürfte Wissen Wusst Er wüsste
Vaak wordt de Konjunktiv 2 omschreven met behulp van würde + infinitief.
Dit mag niet bij: haben, sein, dürfen, können, müssen, sollen, wollen, mogen, wissen.
Voorbeelden:
Wenn ich reich wäre, würde ich nach Amerika fliegen/flöge ich nach Amerika.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marjavdwind. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.79. You're not tied to anything after your purchase.