Week Onderwerp Literatuur Colleges
1 Inleiding goederenrecht: Kloosterhuis: hoofdstuk 5, 1x2 uur online werkcollege +
jurisprudentie lezen en paragraaf 5.5 kennisclips
begripsverkenning Phillips: hoofdstuk 1 en 2
2 Eigendom(s)verkrijging Phillips: hoofdstuk 3 en 1x2 uur online werkcollege +
hoofdstuk 5, par. 5.1 kennisclips
3 Bezit en houderschap Phillips: hoofdstuk 4 1x2 uur online werkcollege +
kennisclips
4 Overdracht van roerende Phillips: hoofdstuk 5 1x4 uur op school werkcollege
zaken, niet-registergoederen + kennisclips
5 Overdracht van Phillips: hoofdstuk 5 1x2 uur online werkcollege +
registergoederen en kennisclips
vorderingen
6 Derdenbescherming Phillips: hoofdstuk 6, par. 1x2 uur online werkcollege +
6.1 en 6.2 kennisclips
7 Integratiehoorcollege Literatuur van alle Zie BB
Herhaling en vragenuur voorgaande weken
Opdrachten
Week 1
Inleiding
In de eerste colleges worden er opdrachten gemaakt en belangrijke jurisprudentie besproken.
Tijdens deze colleges ga je aan de slag met lezen en analyseren van jurisprudentie. Een voor een
jurist onmisbare vaardigheid.
Verder ga je deze week aan de slag met de kernbegrippen die er in het goederenrecht gehanteerd
worden. Beheersing van deze begrippen is dus noodzakelijk om te kunnen werken met de casuïstiek
in de colleges. Met de basisbegrippen ga je in dit werkcollege oefenen.
Leerdoelen
De student:
Kan de plaats van het goederenrecht binnen het (privaat)recht verklaren;
Kan de basisbegrippen (vermogensrecht, relatief recht, zaak, onroerende zaak, goed,
registergoed, absoluut recht, roerende zaak, beperkt recht, volledig recht,
genotsrecht/gebruiksrecht, zekerheidsrecht, pandrecht, hypotheekrecht, zakelijk recht,
vorderingsrecht) van het goederenrecht omschrijven en in voorbeelden herkennen;
Kan het onderscheid maken tussen absolute en relatieve rechten;
Is in staat om een onderscheid te maken tussen volledige en beperkte rechten;
Kan in een casus of een voorbeeld aan de hand van wetsartikelen en/of jurisprudentie
gemotiveerd aangeven of er sprake is van een roerende of onroerende zaak;
Kan een inhoudsanalyse maken van de verplicht voorgeschreven goederenrechtelijke uitspraken
van de Hoge Raad;
Kan in de verplicht voorgeschreven goederenrechtelijke uitspraken van de Hoge Raad aangeven
welke rechtsvraag centraal staat;
Kan in de verplicht voorgeschreven goederenrechtelijke uitspraken van de Hoge Raad aangeven
welke uitleg de rechter geeft aan een wettelijke bepaling en met welke argumenten hij zijn
beslissing motiveert.
Werkcollege week 1 Begripsverkenning en het lezen van goederenrechtelijke uitspraken
van de Hoge Raad
Zoals je inmiddels hebt geleerd in blok P1 beantwoordt een jurist juridische vragen en geeft een
oordeel over juridische geschillen. Daarvoor heeft een jurist de wet nodig. Maar vaak is het
onduidelijk hoe wettelijke bepalingen in een concreet geval moeten worden uitgelegd. Is
bijvoorbeeld een keuken een bestanddeel van een huis op grond van artikel 3:4 BW? Ook al kun je
deze vraag niet met de wet alleen beantwoorden, toch zal een jurist een antwoord moeten geven.
Hij zal dan jurisprudentie moeten raadplegen, want in rechterlijke uitspraken kan hij zien welke uitleg
de (hoogste) rechter in een vergelijkbaar geval aan de wettelijk bepaling heeft gegeven. Die uitspraak
kan hij dan gebruiken voor het nieuwe concrete geval. De jurisprudentie is dan ook een belangrijke
rechtsbron voor juristen, zowel tijdens de studie als in de beroepspraktijk.
Daarom moet je, om het recht te leren kennen, ook rechterlijke uitspraken bestuderen. Die
uitspraken heb je nodig om juridische vragen te kunnen beantwoorden en je oplossing van een casus
met juridische argumenten te kunnen onderbouwen.
In blok P2 ga je een aantal arresten bestuderen. Dit is nodig, omdat je dan het antwoord op
juridische vragen - waar nodig - kunt onderbouwen met de uitleg die een rechter in een concreet
geval heeft gegeven.
In de komende werkcolleges gaan we niet alleen opdrachten bespreken, we gaan dus ook al werken
met uitspraken van de hoogste rechter. Namelijk twee goederenrechtelijke arresten van de Hoge
Raad (HR).
Om zo’n rechterlijke uitspraak te kunnen gebruiken bij de oplossing van een vergelijkbare casus, zal
je in eerste instantie een inhoudelijke analyse van de uitspraak moeten maken, om te kunnen
begrijpen waar het arrest over gaat. Bij een inhoudelijke analyse gaat het om de uitleg die de hoogste
rechter aan een wettelijke bepaling heeft gegeven en om de argumenten (overwegingen) die hij
daarbij heeft gebruikt. Een inhoudelijke analyse is vaak niet eenvoudig en vraagt de nodige
leesvaardigheid.
Kortom: in blok P1 heb je geleerd hoe je een structuuranalyse maakt van een uitspraak van de
hoogste rechter. In de komende twee werkcolleges leer je hoe je een inhoudsanalyse van een
goederenrechtelijke uitspraak van de Hoge Raad maakt. Je vaardigheid om uitspraken van de Hoge
Raad te lezen en te begrijpen zal in blok P2 dus verder worden uitgebouwd.
In het werkcollege wordt ervan uitgegaan dat je de kennisclips hebt bekeken, dat je de
voorgeschreven literatuur hebt bestudeerd en dat je de opdrachten uit het competentieboek thuis
hebt voorbereid.
Opdrachten
Opdracht 1
Om een goed beeld te kunnen krijgen van wat het goederenrecht inhoudt, is het wenselijk dat je
kennis krijgt van de begrippen die daarbij aan de orde komen. In dit college komen de eerste
inleidende begrippen aan de orde.
,Goederenrecht P2
a. Zoek en noteer bij de onderstaande begrippen de betekenis en waar mogelijk het juiste
wetsartikel. Orden de begrippen vervolgens in een begrippenweb of mindmap en begin bij het
begrip ‘goed’.
- Vermogensrecht; art. 3:6 BW een recht wat op geld waardeerbaar is
- Relatief recht; gelden ten opzichte van een bepaald persoon, bijvoorbeeld een
vorderingsrecht.
- Zaak; art 3:2 BW zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
- Onroerende zaak; art. 3:3 lid 1 BW Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen
delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die
duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere
gebouwen of werken.
- Goed; art. 3:1 BW goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
- Registergoed; art. 3:10 BW zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
de daartoe bestemde registers verplicht is.
- Absoluut recht; rechten die gelden ten opzichte van iedereen, bijvoorbeeld een
eigendomsrecht.
- Roerende zaak; art 3:3 lid 2 BW alle zaken die niet onroerend zijn
- Beperkt recht; art. 3:8 een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend
recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
- Volledig recht; art. 5:1 BW het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben (alleen eigendomsrecht)
- Genotsrecht/gebruiksrecht; het recht op genot van een zaak, het recht om gebruik te maken
van iets.
- Zekerheidsrecht; rechten dienen ter zekerheid
- Pandrecht; art. 3:227 BW
- Hypotheekrecht; art. 3:227 BW Het recht van pand en het recht van hypotheek zijn beperkte
rechten, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
- Zakelijk recht; art. 5:101 BW
- Vorderingsrecht; een recht dat de schuldeiser (crediteur) kan uitoefenen tegen een
schuldenaar (debiteur)
b. De docent zal in het college een instructie geven bij onderstaande voorbeelden. De opdracht
voer je dus in de les uit.
- Een fiets; zaak, roerende zaak
- Een Boeing 747; registergoed, roerende zaak, goed
- Het eigendomsrecht van een fiets; volledig recht, absoluut recht
- Het recht van de verkoper op betaling van de koopprijs van een fiets; vorderingsrecht,
relatief recht
- Een perceel grond; onroerende zaak, registergoed,
- Een hypotheekrecht op een perceel grond; beperkt recht, absoluut recht, zekerheidsrecht
Opdracht 2
Bestudeer het arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 (Portacabin).
Te vinden via Kluwer Navigator. Neem de uitspraak en je uitwerking mee naar het college.
Gebruik de inhoud van dit arrest bij de beantwoording van onderstaande vragen:
a. Beschrijf de relevante feiten van de casus
- De portacabin is in 1990 als bedrijfsgebouw (kantoorruimte) in gebruik genomen, naast het
reeds ter plaatse bestaande bedrijfsgebouw; de beide gebouwen of constructies waren
visueel door middel van een schutting met elkaar verbonden.
, Goederenrecht P2
- Aan de onderzijde van de portacabin was een (demonteerbare) plint bevestigd die tot of tot
in de grond reikte zodat de portacabin visueel eveneens één geheel met de grond vormde.
- Rond de portacabin bevond zich toentertijd een goed onderhouden tuin. De portacabin had
een aparte ingang en was bereikbaar via een tegelpad.
- De portacabin was door middel van leidingen aangesloten op het gas-, water- en
elektriciteitsnet, naast een telefoonaansluiting en een aansluiting op de riolering.
- Bij brief van 17 oktober 1990 heeft de Rabobank aan Buys een bedrijfskrediet toegezegd van
ƒ 150 000 onder de voorwaarde (onder meer) dat er ten behoeve van de Rabobank een
hypotheek op de beide bedrijfsgebouwen (waaronder derhalve de portacabin) aan de Lange
Reksestraat nr. 20 te Terneuzen zou worden gevestigd.
- Voorafgaande aan deze geldlening en hypotheekverstrekking heeft de taxateur in
onroerende goederen J. Barendregt een taxatie van de beide bedrijfspanden verricht. In het
taxatierapport van 23 juli 1990 zijn de panden omschreven als twee bedrijfsgebouwen
waarbij het ene bedrijfsgebouw op een gewapende betonnen plaatfundering rust en het
andere — waarmee kennelijk de portacabin is bedoeld — met een fundatie in betonpoeren
en stalen frame.
b. Wie zijn de partijen?
- De ontvanger van de belastingdienst versus de coöperatieve vereniging met beperkte
aansprakelijkheid Rabobank
c. Welke rechtsregel volgt uit dit arrest?
- Art 3:3 lid 1 BW
Opdracht 3 Juridisch advieskantoor 2B Sure
Om te oefenen voor het beroepsproduct ga je onderstaande casus oplossen. Je bent juridisch
medewerker bij Juridisch advieskantoor 2B Sure van Frans de Kort (zie hoofdstuk 3.1
Beroepsproduct). Het is de bedoeling dat je de uitgewerkte casus vervolgens meeneemt naar de les
van Juridische schrijfvaardigheden 1: de brief in week 2. In die les ga je aan de hand van de
uitwerking een adviesbrief schrijven. Zo komen de competenties Analyseren, Beslissen en Belangen
behartigen van de P2 aan bod.
Casus Smits /Gemeente
Sanne en Mees Smits zijn vorig jaar getrouwd en hebben in hetzelfde jaar de sleutel gekregen van een
oude woonboerderij in Oss. Hier wonen ze inmiddels met veel plezier. Mees besteedt zijn meeste vrije
tijd aan het opknappen van oude auto’s. Op dit moment is hij bezig met een Mustang uit 1965. Het enige
probleem is dat hij in de garage te weinig plek heeft. Sanne stelt voor om een aparte hobbyruimte te
laten bouwen. Gelukkig hebben ze een grote tuin.
Via internet hebben ze een bedrijf gevonden dat ‘tuinhuisjes’ in één dag komt plaatsen. En ze hoeven
het, vanwege de maat, niet eens in het beton te gieten! Het wordt gewoon met palen op het gras
bevestigd. Dit scheelt ze aardig wat geld. Ze kiezen een tuinhuis uit van 6x4mtr en de week erna wordt
het al geplaatst. Aangezien Mees ook in de donkere maanden zijn hobby wil uitoefenen laten ze maar
gelijk elektriciteit, water en verwarming van de boerderij naar het tuinhuis leggen.
Wel vragen Sanne en Mees zich af, in verband met de WOZ-waarde van hun huis, of het tuinhuis ook
onder de definitie van ‘onroerend goed’ valt. Als het onroerend is, dienen zij immers ook
onroerendezaakbelasting over het tuinhuis te betalen en niet alleen over hun boerderij. (Ter info:
onroerendezaakbelasting (OZB) is een belasting die huiseigenaren jaarlijks aan de gemeente betalen).
Met deze vraag komen ze bij jou als juridisch adviseur van 2B Sure.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annalenehonkoop. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.89. You're not tied to anything after your purchase.