100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Natuuronderwijs inzichtelijk, ISBN: 9789046904879 Basiskennis Natuur & Techniek $5.93   Add to cart

Summary

Samenvatting Natuuronderwijs inzichtelijk, ISBN: 9789046904879 Basiskennis Natuur & Techniek

1 review
 96 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document is alles te vinden om je volledig voor te bereiden op de toelatingstoets voor de Pabo. Deze toets maak je voordat je naar de Pabo gaat.

Preview 4 out of 48  pages

  • Yes
  • October 1, 2021
  • 48
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: wendelavanhaeften • 9 months ago

avatar-seller
Natuuronderwijs inzichtelijk
Hoofdstuk 1. Planten
Er zijn vijf belangrijke hoofdgroepen in het plantenrijk:
1. Wieren (algen)
 Wieren zijn te onderscheiden van andere plantengroepen doordat ze
geen echte wortels hebben.
 Maken voedsel door fotosynthese en leveren doordat ze veel
voorkomen meer dan de helft van de zuurstof in de atmosfeer.
 Wieren kunnen soms erg klein zijn, eencellige wieren zijn een
voorbeeld daarvan (ook wel algen).
 Er zijn ook meercellige wieren, die vormen lange draden of hebben
zelfs bladachtige vormen.
 Wieren en algen leven voornamelijk in het water.
 Sommige algen komen op het land voor tegen bijvoorbeeld
boomstammen of stoeptegels.

2. Mossen
 Mossen zijn landplanten, maar hebben wel een vochtige
leefomgeving nodig.
 Mossen hebben geen transportsysteem van vaatbundels waarmee
ze water vanuit de bodem naar boven kunnen transporteren.
 Ze hebben ook geen wortels, maar soort haartjes.
 Ze nemen water en voedingsstoffen rechtstreeks op via dunne,
eenvoudige blaadjes.
 Vaak leven ze in kussentjes bij elkaar om water vast te houden en
zich te beschermen tegen verdamping.
 Als ze met droogte te maken krijgen gaan ze in ruststand, zodra er
water komt zuigen ze zich vol als een spons.
 Voor de voortplanting produceren mosplanten
sporendragers/sporenkapsels. Bij droog weer springt de
sporendrager open en worden de lichte sporen als stof door de lucht
verspreid. Ze komen op de grond terecht en vormen daar nieuwe
mosplanten.

3. paardenstaarten
 Paardenstaarten zijn beter aangepast aan een droger landleven.
 Ze hebben echte wortels.
 Hun stengels en bladeren hebben een wasachtige laag die
uitdroging voorkomt.
 In de stengels en bladeren zitten vaatbundels waarmee water en
voedingsstoffen door de plant kunnen worden getransporteerd, en
houtachtig materiaal dat zorgt voor stevigheid.
 Paardenstaarten worden maximaal 1 meter hoog.
 Ze bestaan uit een stijve rechte stengel die geleed is. Op de grens
van twee leden bevindt zich een krans van blaadjes die ook weer

, geleed zijn. Onder de grond loopt een wortelstok waaruit meerdere
plantenstengels groeien.

4. Varens
 Varens groeien uit een wortelstok en hebben meestal grote
veernervige bladeren. Vaak is elk blaadje weer vertakt in kleinere
‘deelblaadjes’. De bovengrondse stengel is vrij klein en onopvallend.
 Varen bladeren komen stevig opgerold uit de grond. Als ze groeien,
ontrollen ze zich. Aan de onderkant van de bladeren ontstaan
sporendragers die eruitzien als kleine bruine puntjes of strepen.

Varens, mossen en paardenstaarten planten zich geslachtelijk voort door
middel van sporen. Daarom horen zij bij de groep van sporenplanten.

Vanwege vaatbundels kun je paardens-3taarten, varens en zaadplanten
indelen in de groep van vaatplanten.

5. zaadplanten
 Hebben een uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels die water en
voedingsstoffen door de plant kunnen vervoeren.
 Zaadplanten zijn het best aangepast aan een droog landleven.
 De stevige bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die
beschermt tegen uitdroging.
 Zaadplanten kunnen het grootst worden (denk aan loof- en
naaldbomen). Doordat de bomen een boomstam hebben, kunnen zij
boven andere uitgroeien.
 Karakteristiek voor zaadplanten is dat ze zich voortplanten door
middel van zaden. Een zaad is groter dan een spoor en bevat een
embryonaal plantje met voedsel voor de kiemperiode. Tijdens de
kiemperiode barst de zaadhuid open en ontwikkelt het embryonaal
plantje zich tot een kiemplantje met een wortel, stengel en bladeren.
De zaadplanten kun je indelen in twee subgroepen: de coniferen en de
bloemplanten.
Coniferen (naaktzadigen)
 Conifeer betekent letterlijk “kegeldrager”.
 Coniferen hebben geen bloemen of vruchten.
 Worden “naaktzadigen” genoemd, omdat de zaden zich niet in een
vrucht ontwikkelen.
Bloemplanten (bedektzadigen)
 Maken 80% van alle plantensoorten op de aarde uit.
 Tot de groep bloemplanten behoren loofbomen, struiken en
kruidachtige planten. Een kenmerk van veel kruidachtige planten is
dat hun stengels na elk groeiseizoen afsterven.
 Bloemplanten hebben bloemen die een centrale rol spelen bij de
voortplanting


Wat heeft een plant nodig om te groeien?
De groei vindt plaats in bepaalde delen van de plant. De toppen van
stengels en wortels zorgen voor groei in de lengte. Knoppen kunnen

,uitgroeien tot nieuwe zijtakken, bladeren en/of bloemen. De stengel van
de plant heeft gespecialiseerde cellen die ervoor zorgen dat een
plantenstengel in de dikte kan groeien.

Belangrijke kiemings- en groeifactoren voor een plant zijn licht,
koolstofdioxide, zuurstof, water, voedingszouten en water. Als aan één van
de voorwaarde niet voldaan is, kan de plant niet goed kiemen of groeien.
Je kunt de groei van planten ook stimuleren door bepaalde
groeivoorwaarden te optimaliseren.

De bouw en functie van bladeren
De belangrijkste functie van bladeren is het aanmaken van voedsel voor
de eigen plant door middel van het proces fotosynthese.
Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels, die zich bevinden in de
cellen van bladeren. Deze bladgroenkorrels zorgen ook voor de groene
kleur.
Met behulp van de energie uit het zonlicht kunnen de bladgroenkorrels uit
eenvoudige grondstoffen (koolstofdioxide en water) energierijke suikers
vormen. Dit proces wordt ook assimilatie (aanmaak) genoemd. Als
belangrijk bijproduct van de fotosynthese ontstaat zuurstof.
Een plant gebruikt de suikers als bouwstof voor de opbouw van zijn eigen
weefsel. De voedingszouten die de wortels opnemen uit de bodem zijn ook
belangrijke bouwstoffen.
De suikers dienen ook als brandstof, de verbranding van suikers is het
omgekeerde fotosynthese proces. De suikers worden met behulp van
zuurstof afgebroken (verbrand) tot koolstofdioxide en water, waarbij de
vastgelegde energie vrijkomt. Dit wordt dissimilatie (afbraak) genoemd.

Een blad heeft meestal een brede, platte vorm, waardoor het veel zonlicht
kan vangen. Vanwege een relatief groot oppervlak kan het blad ook veel
koolstofdioxide opnemen. De benodigde koolstofdioxide kan niet zomaar
door de opperhuid van een blad heen dringen. Daarvoor zitten in de
opperhuid van een blad zogenaamde huidmondjes, die geopend en
gesloten kunnen worden.
Via de huismondjes kan zuurstof worden afgegeven en opgenomen en
wordt de verdamping van een plant geregeld.
Een fijn vertakt netwerk van hoofd- en zijnerven in het blad zorgt voor een
constante wateraanvoer.

De celkern bevat erfelijk materiaal in de vorm van chromosomen en speelt
een belangrijke rol bij de processen in de cel. Het celplasma bevat water
en eiwitten en nog verder ingezoomd de orgaancellen, cel onderdelen die
een specifieke functie in de cel vervullen. De cel wordt begrensd door een
celmembraan.
Een plantencel heeft een extra begrenzing in de vorm van een celwand.
Plantencellen bevatten een vacuole (blaasje gevuld met water en
opgeloste stoffen als zouten, reservestoffen, kleurstoffen en afvalstoffen).
De korrels in de plantencel zijn met name bladgroenkorrels.

De bouw en functie van wortels

, Het wortelstelsel van de plant heeft twee belangrijke functies. Wortels
verankeren de plant stevig in de grond en ze nemen water en
voedingszouten op uit de bodem.
De plant heeft water nodig voor het proces van fotosynthese en voor het
verkrijgen van stevigheid. Als plantencellen optimaal zijn gevuld met
water, zijn de cellen stevig en veerkrachtig.
Planten hebben ook behoefte aan voedingszouten. Door poep en urine van
dieren, en doordat dood plantaardig materiaal wordt afgebroken door de
zogenaamde afbrekers in de natuur, komen er waardevolle
voedingsstoffen vrij in de bodem. De plant kan deze stoffen opnemen in
de vorm van in water opgeloste zouten.

De kleinste vertakkingen van de wortels nemen water en voedingszout op.
Soms heeft een plant één hoofdwortel met zijwortels. Vlak achter de
toppen van alle wortels en hun zijtakken zitten kleine haarvormige
uitgroeisels, de wortelharen, die zorgen voor wateropname.

Wortels hebben soms nog een derde functie. Ze kunnen als opslagplaats
voor reservevoedsel worden gebruikt.

De bouw en functie van stengels
De stengel van een plant heeft een aantal functies. Hij draagt de bladeren,
geeft stevigheid aan de plant, als de stengel groen is vindt er fotosynthese
plaats, maar de belangrijkste functie is het transporteren van water en
voedingsstoffen. Doordat elk plantenonderdeel met de stengel verbonden
is, kan de stengel alle stoffen in de plant aan- en afvoeren.

In de bladeren worden suikers aangemaakt, die naar de rest van de plant
vervoerd worden. Het water met opgeloste zouten dat door de wortels
wordt opgenomen, wordt o.a. naar de bladeren getransporteerd, waar het
gebruikt wordt voor fotosynthese.

De stengel beschikt over een uitgebreid stelsel van vaatbundels die een
transportfunctie hebben. Een vaatbundel bestaat uit buisachtige cellen die
met elkaar verbonden zijn. Een vaatbundel bestaat uit twee soorten vaten:
de bastvaten (liggen het dichts bij de buitenkant van de stengel en
vervoeren suikers vanuit de bladeren naar de rest van de plant) en de
houtvaten (liggen meer naar het midden van de stengel en vervoeren
water en zouten, mineralen, vanuit de wortels omhoog). De celwanden
van de houtvaten zijn extra verstevigd met houtstof.
Tussen de bast- en houtvaten zit een dun laagje cellen, het cambium, dat
voortdurend nieuwe cellen aanmaakt. Naar de buitenkant vormt het
cambium bastcellen, naar de binnenkant houtcellen. Door dit laagje kan
de plant ook in de dikte groeien.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckvanderplaat. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93  4x  sold
  • (1)
  Add to cart