HC1, vertegenwoordiging
Het concept vertegenwoordiging is iets nieuws, de Romeinen maakten hier bijvoorbeeld nog
geen gebruik van. Zonder vertegenwoordiging zouden dingen als BV’s of andere
rechtspersonen ook niet kunnen bestaan. In de tijd van de Romeinen was het met name een
kwestie van overeenkomstenrecht, dit bracht wel bepaalde risico’s met zich.
Verbintenissenrecht Goederenrecht
Relatie tussen personen Relatie tussen persoon en goed
Relatieve rechten Absolute rechten
Autonomie, vertrouwen Rechtszekerheid
Regelend recht Dwingend recht
Behalve bij bescherming zwakke
partij
Consensualisme (3:37) Vormvoorschriften
(half) open systeem (6:1) Gesloten systeem (3:81)
Open normen Gedetailleerde normen
De vertegenwoordigde wordt ook wel de principaal of achterman genoemd, de
vertegenwoordiger de tussenpersoon en de derde de wederpartij. Rechtshandelingen door de
vertegenwoordiger verricht treden in werking voor de vertegenwoordigde. Als de
tussenpersoon als vertegenwoordiger van de achterman een koopovereenkomst met een derde
sluit, dan is de tussenpersoon zelf geen partij bij de overeenkomst. Er is dus een splitsing
tussen de persoon die handelt en de persoon voor wie de consequenties zijn. Het voordeel
hiervan is dat het efficiënt is en dat je geen risico loopt als de vertegenwoordiger (T) failliet
gaat, deze staat immers buiten de overeenkomst. Het nadeel is dat het niet duidelijk is met wie
je hebt te maken als je derde bent. Verder kan het voorkomen dat vertegenwoordiger
onbevoegd is, wat zijn de gevolgen dan? En hoe houd je controle over de vertegenwoordiger?
Voorbeeld
T is vrachtwagenchauffeur bij bedrijf A. T rijdt te hard en veroorzaakt een ongeluk waarbij D
schade lijdt. D spreekt A aan. Is dit dan vertegenwoordiging? Nee, het gaat bij
vertegenwoordigingen om rechtshandelingen. In casu is sprake van een OD, dit is geen
rechtshandeling.
Soms komt het bijvoorbeeld voor dat een persoon een goed wil kopen, maar dat hij niet wil
dat bekend wordt dat hij interesse heeft. Zo houdt de RUG het ook vaak geheim als zij een
bod op een pand in de stad willen doen, ze schakelen dan een vertegenwoordiger in. Er wordt
een onderscheid gemaakt tussen directe vertegenwoordiging en indirecte vertegenwoordiging.
Bij directe vertegenwoordiging koopt T in naam van A (en dus voor rekening van A) een fiets
van D. A en D zijn dan partij bij de koopovereenkomst, D levert de fiets aan A. Bij indirecte
vertegenwoordiging koopt T in eigen naam (voor rekening van A) een fiets van D. T en D zijn
dan partij bij de koopovereenkomst, D levert de fiets aan T. Na levering houdt T de fiets
direct voor A ex art. 3:110 BW. De fiets komt echter niet in het vermogen van T terecht. De
indirecte vertegenwoordiger is dus in het leven geroepen om de belangen van de achterman te
behartigen. Volmacht ex art. 3:60 is dus de bevoegdheid om in naam van een ander
rechtshandelingen te verrichten. Lastgeving ex art. 7:414 heeft ook betrekking op
vertegenwoordiging. Bij lastgeving hangt ervan af hoe de partijen de overeenkomst hebben
ingevuld.
,Ex art. 3:60 lid 1 BW is volmacht de verlening van bevoegdheid aan ander tot het verrichten
van rechtshandelingen in naam van volmachtgever. Er hangt hier geen vormvereiste aan. Als
iemand als bedrijfsleider wordt benoemd en hierbij vertegenwoordigingsbevoegd moet zijn,
dan is hij vertegenwoordigingsbevoegd. Dit kan ook tot conflicten Hoe kan dan worden
bepaald of in eigen naam of in naam van een ander wordt gehandeld? Er moet dan van de
wilsvertrouwensleer (3:33-3:35) worden uitgegaan. Dus kijken of een rechtshandeling tot
stand is gekomen en kijken naar de regels over het sluiten van de overeenkomst. Uitgangspunt
is dat het vermoeden is dat je een overeenkomst sluit voor jezelf, de aard van de
overeenkomst en de functie van een persoon kunnen uitzondering op dit uitgangspunt zijn.
Volmacht ontstaat door uitdrukkelijke of stilzwijgende verlening ex art. 3:61 lid 1. Het einde
van volmacht onder meer als de volmachtgever overlijdt ex art. 3:72. De derde wordt dan wel
beschermd ex art. 3:76 lid 1.
Volmacht is een eenzijdig gegeven, dit betekent dus dat je de verkregen bevoegdheid niet
hoeft te accepteren. De volmachtigde is dus ook niet verplicht om zijn volmacht te gebruiken.
Dit is anders dan bij lastgeven, hier wordt wel een overeenkomst gesloten over de
bevoegdheid. De volmachtgever kan de rechtshandeling waarvoor hij een volmacht verstrekt
ook nog zelf verrichten. Een minderjarige kan optreden als volmachtige ex art. 3:63
(autonomiebeginsel), het mag zeker maar is wel voor het eigen risico van de volmachtgever
(nog meer dan anders). De volmacht kan niet zomaar worden doorgegeven aan een ander,
vloeit ook voort uit het autonomiebeginsel. De wet legt hier beperkingen voor op. De
gevolmachtigde mag de identiteit van de achterman geheimhouden voor de derde, maar moet
dit toch binnen een redelijke termijn onthullen ex art. 3:67 lid 1 aan de derde.
Voorbeeld
Werknemer T sluit op naam van bedrijf A een ICT koop- en onderhoudscontract ter waarde
van 75000 euro per jaar met D. T was slechts gevolmachtigd om contracten af te sluiten tot
een bedrag van 50000 euro per jaar. T is dus onbevoegd, hij is zogenoemde pseudo-
gevolmachtigde. Is A dan gebonden aan de overeenkomst die T namens haar sloot en zo nee,
kan zij daaraan toch gebonden raken? Twee verschillende wegen leiden ertoe dat de
achterman toch gebonden is aan de rechtshandeling. Als eerste is dat bekrachtiging ex art.
3:69, bijvoorbeeld als het bedrijf het toch wel een goede overeenkomst vindt (ook al was T
dus niet bevoegd). Bekrachtiging heeft terugwerkende kracht (ex tunc) en heeft geen werking
als lid 3 van 3:69 een rol speelt, dus als de derde erachter komt dat T niet bevoegd is. De
bekrachtiging is niet aan een bepaalde vorm gebonden via de wet, dus er kan ook stilzwijgend
worden bekrachtigd. Ten tweede kan dit via vertrouwensbeginsel ex art 3:61 lid 2. D heeft
dan gerechtvaardigd vertrouwd dat er een toereikende volmacht was. Dit vertrouwen heeft
dan berust op een verklaring of gedraging van A (toedoen-beginsel). Als dit eng wordt
geïnterpreteerd dan neig je naar de klassieke benadering en wordt meer gekeken naar schuld.
Tegenwoordig wordt het ruimer geïnterpreteerd en wordt meer gekeken naar risicoverdeling.
Er is dan dus een afweging tussen het toedoen van A en het vertrouwen van D.
In het arrest Felix/Aruba heeft F onderhandelt (dus nog geen overeenkomst tot stand
gekomen) met de luchthavenmeester van de Arubaanse luchthaven omdat F de afhandeling
van kleine vluchten wilde verzorgen. F maakt daartoe kosten, onder andere een verbouwing.
Vervolgens blijkt na een jaar dat de luchthavenmeester onbevoegd was en dat de afhandeling
alleen verzorgd mag worden door Air Aruba, zodat F zijn bedrijft moet staken. F vorderde
daarom een schadevergoeding voor de kosten die hij had gemaakt en voor de winst die hij nu
heeft misgelopen. De HR heeft geoordeeld dat overheidsorganen gebonden kunnen zijn in
verband met de positie die de functionaris inneemt. Lang niet iedereen weet wie wel en niet
,bevoegd is voor precieze handelingen, het kan soms ondoorzichtig zijn. Bovendien heeft
niemand F gewaarschuwd, iedereen heeft nalatig gehandeld. Dat terwijl op zijn minst een
iemand had kunnen weten dat de luchthavenmeester niet bevoegd was.
In 2002 heeft de HR nog een uitspraak gewezen over volmacht, ditmaal in de private setting.
Ton en An gingen uit elkaar, ze hebben de makelaar de opdracht gegeven te bemiddelen bij de
verkoop van hun huis. D biedt 3 maal op het huis, hij spreekt steeds met Ton die met An
ruggespraak houdt. D brengt een vierde bod uit aan Ton dat in het verlengde ligt van zijn
eerdere voorstellen. Ton adviseert D om dit vierde bod uit te brengen bij de makelaar, D heeft
dit gedaan. De makelaar heeft daarover enkele malen contact gehad met Ton. Hij heeft D
gebeld en medegedeeld dat Ton en An akkoord zijn gegaan met het bod. Nu is de vraag of An
hieraan is gebonden. In het geval van de strikte toepassing van toedoen-vereiste is An niet
gebonden. Zij heeft niet rechtstreeks aan D doen blijken dat Ton of de makelaar bij de
acceptatie van het vierde bod mede namens haar optrad. Bij de soepele toepassing kan worden
gesteld dat zij wel is gebonden. An heeft Ton herhaaldelijk als boodschappenjongen gebruikt.
Gerechtvaardigd vertrouwen bij D dat Ton namens An sprak. Hieruit blijkt dus dat het heel
genuanceerd ligt.
In het arrest Kuijpers/Wijnveen heeft Wijnveen overlegd met Kuijpers BV over de bouw en
levering van een oplegger door Wijnveen. Besprekingen vinden plaats op het kantoor van
Kuijpers BV. Namens Kuijpers zijn daarbij aanwezig directeur Kuijpers en Steijvers. Kuijpers
is niet altijd aanwezig bij besprekingen. Wijnveen bereikt overeenstemming met Steijvers en
stuurt een opdrachtbevestiging. Daarop wordt niet direct gereageerd. Kuijpers BV stelt later
onder verwijzing naar het Handelsregister dat Steijvers niet bevoegd was als
vertegenwoordiger. De strikte toepassing leidt ertoe dat Kuijpers BV niet is gebonden. Er is
nooit medegedeeld dat Steijvers bevoegd was en uit het Handelsregister blijkt expliciet dat hij
niet bevoegd is, dat had Wijnveen dus kunnen checken. De soepele toepassing leidt ertoe dat
Kuijpers BV wel gebonden is. De directeur was niet altijd aanwezig en heeft de
onderhandelingen gedeeltelijk aan Steijvers overgelaten. Er werd niet direct gereageerd op de
opdrachtsbevestiging. Het niet reageren is ook op te vatten als stilzwijgende bekrachtiging in
de zin van art. 3:69 jo 3:37 BW.
HC2, algemene voorwaarden
Algemene voorwaarden zijn vaak de kleine lettertjes bij overeenkomsten die je sluit;
bijvoorbeeld de regels over kledingstukken retourneren in een winkel. Het zijn
standaardbedingen die een partij onderdeel wil laten uitmaken van door hem gesloten
overeenkomsten. Voordelen van deze algemene voorwaarden zijn dat de rechten en plichten
van de gebruiker worden gespecificeerd (rechtszekerheid), het is een middel tot risico- en
prijsbeheersing (exoneraties), afstemming contract op bedrijfsvoering en besparing
transactiekosten. Nadelen voor wederpartij zijn dat de algemene voorwaarden vaak
ongelezen/onbegrepen worden geaccepteerd en er is een risico van misbruik. Dit leidt er dan
toe dat het bedrijf vaak wordt beschermd door eenzijdige algemene voorwaarden. De wet
probeert hier tussen te komen, omdat burgers hier vaak nadeel aan ondervinden. Zo heeft de
HR ook eens ingegrepen in een zaak uit 1951. Hier heeft de HR geconcludeerd dat bedrijven
(in dit geval arts) zich niet mag beroepen op een exoneratiebeginsel als het in strijd is met de
goede zeden. Tegenwoordig is zelfs in de wet opgenomen dat artsen zich niet kunnen
exonereren.
Algemene voorwaarden toetsing
1. Is sprake van een algemene voorwaarde ex art. 6:231 sub a BW?
, 2. Zo ja, zijn de algemene voorwaarden onderdeel van de overeenkomst?
- Wiens algemene voorwaarden? battle of forms ex art. 6:225 lid 3
3. Zo ja, (1) zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar ex afdeling 6.5.3 (NB: let op
6:235, 6:245 en 6:247 lid!), (2) blijven ze buiten toepassing ex art. 6:248 lid 2 en (3)
wat zijn gevolgen van vernietiging/nietigheid
De rechtbank Amsterdam heeft een uitspraak gedaan over AV’s van de postcodeloterij. In een
brief aan zes mensen stond dat zij bij insturen bon ‘gegarandeerd’ een ‘fantastisch’ cadeau
zouden ontvangen. Het cadeau was 2500 euro. Op de achterzijde brief stond dat het om een
kans ging. Maken deze AV op achterzijde van brief deel uit van de overeenkomst? De
rechtbank zegt dat de achterkant niet onderdeel is van de overeenkomst. Er wordt niet
verwezen naar de achterkant en de achterkant is onduidelijk. 2500 euro is niet zo bijzonder
hoog dat men ervan uit mocht gaan dat gewoon werd uitbetaald.
Er zijn twee vernietigingsgronden die zijn neergelegd in afdeling 6.5.3; de schending van
informatieplicht ex art. 6:233 sub b en onredelijk bezwarend ex art. 6:233 sub a. De schending
van informatieplicht is de meest belangrijke vernietigingsgrond voor de consument; als de
gebruiker een onderdeel niet vertelt, kunnen de hele algemene voorwaarden worden
vernietigd. Bij het sluiten van de overeenkomst moet de gebruiker de algemene voorwaarden
aan de wederpartij vrijgeven, anders weet je als consument niet waar je aan gebonden bent.
Dus ook al heb je ze niet gelezen, het moet van belang zijn dat je ze in bezit hebt (kan
hebben). Als de overeenkomst niet via de elektronische weg tot stand komt, dan moeten de
AV in beginsel ter hand worden gesteld ex art. 6:234 lid 1 (uitzondering in lid 3). Als het wel
langs de elektronische weg tot stand is gekomen, dan moeten de AV ook via de elektronische
weg aan de wederpartij doen toekomen ex art. 6:234 lid 2. Als de AV onredelijk bezwarend
zijn, dan moet de inhoud worden getoetst. Dit wordt gedaan op het moment van de sluiting
van de overeenkomst. invulling van art. 6:233 sub a wordt gedaan aan de hand van de lijsten
bij C2C en B2C transacties. De zwarte lijst ex art. 6:236 is altijd onredelijk bezwarend, de
grijze lijst ex art. 6:237 brengt een vermoeden met zich dat het onredelijk bezwarend is. Art
6:239 geeft een wijzigingsmogelijkheid van art. 6:237 bij AMvB. Typerend voor deze
artikelen is dat deze vernietigbaar zijn. De consument moet het initiatief nemen hiervoor, dit
heeft de wetgever zo bepaald. De richtlijnen vanuit de EU zijn neutraal voor de lidstaten. Dit
betekent dus dat lidstaten zelf invulling mogen geven aan de manier van sanctionering etc.,
zolang het doel van de richtlijn wordt nageleefd.
Er zijn een aantal belangrijke zaken bij het HvJ geweest (Cofidis, Océano en Pannon), waarbij
prejudiciële vragen werden gesteld over hoe de nationale rechter moet toetsen. Hieruit is
gekomen dat de rechter ambtshalve (rechter doet dit dan uit eigen beweging) moet toetsen of
beding in de overeenkomst met consument oneerlijk is. Als dat het geval is, dan laat hij het
beding buiten toepassing. Dit is bepaald omdat mensen over het algemeen weinig juridische
kennis hebben en daardoor niet weten wat precies hun rechten zijn. Dan moet er dus altijd een
juridische procedure worden gestart, wat natuurlijk veel geld kost. Hiermee wordt het doel
van de richtlijn ook niet goed nageleefd. Het Hof heeft daarom bepaald dat je niet kan/mag
toetsen, maar dat je moet toetsen. Als je als rechter op het eerste gezicht al denkt dat het
onredelijk bezwarende AV gaat, dan moet de rechter dit uit eigen beweging toetsen. De
rechter krijgt hier dan een actieve rol, maar dit mag natuurlijk niet te ver gaan. Het kan
bijvoorbeeld niet dat de rechter mee gaat procederen en aan de partij voorlegt om te
ontbinden, dit gaat tegen de regels van de trias politica in.
, De HR heeft een uitspraak gedaan in de zaak Salading/HBU. Hier adviseert HBU ongevraagd
aan Saladin om aandelen te kopen, omdat het een ‘buitenkansje’ en ‘honderd procent veilig’
is. De aandelen blijken al snel waardeloos te zijn, dus vordert Saladin een schadevergoeding.
HBU beroept zich echter op het exoneratiebeding en het hof honoreert dit. De HR stelt hier
dat ook bij afwezigheid van kwade trouw een beroep op een exoneratiebeding onaanvaardbaar
kan zijn, als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid blijkt. Relevante
omstandigheden hiervoor zijn; zwaarte schuld en gewicht betrokken belangen, aard en
verdere inhoud ovk, maatschappelijke positie en onderlinge verhoudingen partijen, wijze
waarop beding tot stand kwam, mate waarin wederpartij zich van strekking beding bewust
was.
Kun je dan kiezen tussen 6:248 lid 2 en 6:233? En is het bijvoorbeeld denkbaar dat de AV
niet vernietigbaar zijn op grond van art. 6:233 sub a, maar wel buiten toepassing blijven op
grond van art. 6:248 lid 2?
In het arrest Bramer/Hofman beheer kocht H nog te bouwen panelenpers van B. Er zijn wat
problemen; B verricht meerwerk en factureert. B vordert in rechte betaling openstaande
facturen. H verrekent openstaande facturen met vordering tot schadevergoeding en schort de
betaling op. H sommeert B om gebreken te verhelpen, B beroept zich op het
opschortingsrecht. Art. 6 en 12 AV van B sluiten een beroep door H op opschorting en
verrekening uit. Het hof oordeelt dat het beroep van B onaanvaardbaar is op grond van art.
6:248 lid 2, omdat er nog geen correcte aflevering van de machine was geweest en door
reflexwerking ex art. 6:236 sub c. Is 6:233 sub a exclusief ten opzichte van 6:248 lid 2? De
HR heeft geoordeeld dat de rechtsgevolgen van 6:233 sub a en 6:248 lid 2 met betrekking tot
een feitencomplex niet naast elkaar kunnen worden ingeroepen (geen cumulatie). Niet valt
evenwel in te zien op welke grond hier afgeweken zou moeten worden van het algemeen
geldende uitgangspunt dat, indien verschillende bepalingen voor toepassing op een
feitencomplex in aanmerking komen en cumulatie niet mogelijk is, aan de gerechtigde keuze
is welke rechtsgevolgen hij wenst in te roepen of op welke rechtsgrond hij zich wenst te
baseren.
Vernietiging heeft terugwerkende kracht ex art. 3:53 lid 1. Na vernietiging moet worden
gekeken of sprake is van partiële nietigheid (3:41) en conversie (3:42). In de regel is er geen
sprake van conversie. Als sprake is van een leemte in de overeenkomst, wordt deze in
beginsel opgevuld door de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:48
lid 1 BW.
Exoneratiebeding kan voorkomen bij twee soorten overeenkomsten: Business to Business
(B2B) en Business to Consumer (B2C). De HR heeft als eerst een uitspraak gedaan over een
exoneratiebeding bij B2B overeenkomsten. In de zaak Mastum/Nationale Nederlanden heeft
de gemeente Ouder Amstel een opdracht gegeven aan Mastum om een pand op te knappen via
de zogenoemde koude methode. Mastum laat het werk uitvoeren door onderaannemer,
werknemer Ehrl gebruikt een handbrander waardoor het pand afbrandt (schade is 1 miljoen
gulden). Subrogerende verzekeraar NN spreekt Mastum aan en die beroept zich op exoneratie.
De HR stelt dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de fout van Mastum zelf en van
de ondergeschikten/onderaannemers. Kijkend naar de fout van Mastum zelf, dan kan het
exoneratiebeding gelden maar hangt af van de mate van schuld. Kijkend naar de fout van de
ondergeschikten dan is het exoneratiebeding van toepassing. Later heeft de HR hier nogmaals
een uitspraak over gedaan in de zaak Kuunders/Swinkels. In deze zaak laat K werkzaamheden
verrichten door zijn vaste elektricien S. Hij moet ventilatoren controleren (zijn noodzakelijk).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xlisananninga. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.