Sociologie → de studie van de maatschappij. Focus op de structurering van sociale relaties en sociale instituties binnen
een ruime gemeenschap van mensen
• Sociale structuur = een overkoepeling en organisatie van sociale relaties en sociale instituties die de
samenleving vormen
Abstract
o -> Brengt orde, maar varieert in tijd & ruimte
• Sociale instituties = door de samenleving ontworpen en opgelegde handelingspatronen
o vb. gezin, onderwijs, religie, politiek, media, …
concreet o vervullen essentiële functies bv. media: socialisatie
• Sociale categorie = mensen die bepaalde kenmerken delen
o vb. geslacht, leeftijd, geloof, beroep, ..
o Vb. alle jongeren, of alle katholieken, of alle vrouwen,…
Het gaat dus voorbij het individu op zich (= sociale
psychologie)
Ruimere processen op overkoepelend niveau (=
samenleving)
o Deze processen oefenen ook voortdurend een invloed uit op het dagelijks sociale handelen van individuele
actoren
o Samenlevingen evolueren, verschillen en is niettemin eigen biografie
Leven in samenleving: impact op actoren -> Voorbeeld visie op seksualiteit
• Als je open staat tov homo’s is dat niet enkel omdat JIJ open bent, maar heeft te maken met de samenleving
waarin we leven.
• Moest je in Rusland zijn opgegroeid, zou je er mss anders over denken = samenlevingen verschillen
• Samenlevingen evoluren: vroeger was homo een scheldwoord
• Toch eigen biografie: niet omdat het aanvaard is in samenleving dat iedereen het aanvaard.
“Homoseksualiteit is aangeboren, homofobie is aangeleerd”.
1
,1.1 MEDIASOCIOLOGIE: DE RELATIE TUSSEN MEDIA EN MAATSCHAPPIJ
Mediapsychologie VS mediasociologie
• Mediapsychologische benadering – het individu
o Wat trekt een individu aan in apps? Psychologische motieven?
o Wat is psycho-sociale impact, e.g. beleving van relatievorming?
• Mediasociologische benadering – plaats binnen samenleving
o Waar komt het fenomeen vandaan? Voorlopers?
o Welke sociale groepen maken er gebruik van en waarom?
o Wat is impact op het sociale construct ‘dating’, ‘relatie’?
Drie heersende denkbeelden
1. Media als vormende kracht
o Media is niet enkel doorgeefluik -> potentieel om mensen te beïnvloeden in hun denken en
handelen
o Er is meer geweld in samenleving omdat we zoveel geconfronteerd worden met geweld in media
2. Media als afspiegeling
o Media is een doorgeefluik van wat in de samenleving leeft
o Vb. veel geweld in media betekent veel geweld in samenleving, ze spiegelen het gewoon
3. Media als wisselwerking = media als representaties van de werkelijkheid
o Media en sameleving beïnvloeden elkaar wederzijds
o Spiegelt niet enkel, maar Representeerd = wat in de samenleving gebeurd wordt gekneed naar
media
o Geen neutraal proces: actieve selectie en constructie
o Vb. als je foto maakt is dat een selectie, je kan het bewerken,..
ORIGINE
• Sociologie mee aan de wieg van communicatiewetenschappen
• Communicatiewetenschappen is ontstaan na WO2 omdat ze wouden weten waarom zoveel mensen zijn
meegegaan in het idee van de nazi en de effecten. -> Grote focus op de effecten
• -> Evolutie naar sociale psychologie: effect op individu
• Verzelfstandiging van communicatiewetenschappen
o Scheurden zich af van de sociologie (sociologie → mediasociologie →
communicatiewetenschap)
• Sociologie bljift wel permanente bron van inspiratie
• -> Mediasociologie als zelfstandig ontwikkelende sub-disciplines
o Net zoals criminolgie, sociaal werk, gender studies,..
2
,SOCIOLOGIE VAN DE MODERNE MAATSCHAPPIJ
Sociologie leeft onder het besef dat samenlevingen continu veranderen = voortduren, niet-lineaire sociale verandering
- sociaal proces.
Als we spreken van ‘de samenleving’ dan spreken we over de ‘moderne samenleving’:
Illustratie: DeTovenaar en de Profeet (CharlesMann)> Welke toekomst voor de aarde?
• Tovenaar = techno-optimisten (cf. modernisme)
• Profeet = eco-pessimisten (cf. postmodernisme)
Moderniteit: historische periode die loopt vanaf het Europese verlichtingsdenken in de 17 de eeuw tot ten
minste de jaren 1980
o Secularisering en rationalisering: Religieuze autoriteit werd vervangen door het rationeel
wetenschappelijk denken
o Traditionele ideeën werden vervangen door methodisch denken en het procedureel inzetten
van kennis en middelen om beoogde doelen te bereiken
o Post-feodale processen: kapitalisme, industrialisering, bureaucratisering, urbanisering,
consumentisme, democratisering en globalisering
→ natiestaten verschillen in tempo van modernisering
Moderniteit staat onder druk: sommigen argumenteren dat we leven in een postmoderniteit
Postmoderniteit = gebaseerd op de overtuiging dat samenlevingen niet onvermijdelijk op een uniforme,
gestructureerde wijze in dezelfde richting evolueren
o Rationaliteit heeft ook negatieve effecten gehad (conflicten, milieuvervuiling)
o Uniformiteit heeft plaats gemaakt voor diversiteit en pluraliteit
o Traditionele pijlers van het moderniteitsdenken worden ondermijnd door massamedia, globalisering,
immigratiestromen… bv klimaat crisis ontkenners (modernisten) vs pessimisten (postmodernisten)
Ondanks kritiek nog steeds erg waardevol → Giddens: late/hoge/reflexieve moderniteit: erkent zowel de positieve
als de negatieve consequenties van de evolutie van traditionele, feodale naar moderne samenlevingen
Erkent dat er geen eenduidige weg naar ‘de’ moderne samenleving bestaat → elke samenleving evolueert via een
uniek parcours (moderniteit is in sommige landen nog steeds de realiteit)
3
, Sociologische metaprocessen boven ons hoofd
Industrialisering:
• Begin 18de eeuw, West-Europa
• Fundamentele technologische ontwikkelingen
o Van menselijke en dierlijke arbeid naar machinatie
o Ontkoppeling van mens en natuur
• Verhuizing van platteland naar steden → sterke impact op dagelijks leven: welvaart?
o Absoluut kernproces in de evolutie naar een moderne samenleving
Urbanisering
• Verstedelijking -> mensen van fabriek moeten ook daar gaan wonen, kleine huisjes rond de fabriek. De stad
wordt steeds groter en groter en gaat de kleine dorpjes daarrond opslorpen.
• Vb. kleine boerderij die wordt onteigend door een station
• Van iedereen die iedereen kent, naar individualisering en ontvreemding in een grote stad waar je jouw eigen
buren soms niet kent
Bureaucratisering
• Omvat de hiërarchische organisatie op basis van geschreven, formele regels, procedures en aanspreekpunten
die kenmerkend zijn voor geïndustrialiseerde samenlevingen
• Verbonden met de complexiteit van moderne samenlevingen
• Gestandaardiseerd met een strikte regelgeving (‘ sociale machine’)
• Vb identiteit -> Registreren van naam en wie waar woont -> de staat weet veel over jouw, gegevens worden
bijgehouden. Niemand kan daar aan ontsnappen
Kapitalisme:
• Steunt op winstmaximalisatie binnen een vrije markt
• Gevoed door investeringen die tot groei en winst leiden
• Karl Marx & Friederich Engels: zien het als een systeem van exploitatie waarbij de kapitalistische klasse
over het kapitaal beschikt (maakt hen dominant tegenover de arbeidsklasse) → systeem van uitbuiting
• Max Weber: ziet het als een voedingsbodem tot zelfontplooiing, competitie en innovatie → drijvende kracht
• Kent ook een inhoudelijke evolutie (bv. informatiekapitalisme)
Consumentisme
• Motor van het kapitalisme
• Verlang naar consumptie wordt als positief beschouwd
• Vanaf vorige eeuw (1960 piek): van beperkte elite tot een zo breed mogelijk
consumentenpubliek
• Materialistische levensstijlen en massaconsumptie
• Vroeger enkel van elite die tijd en geld hadden
• Nu “i shop therefore i am”
• Ondanks economische uitbuiting en ecologische schade
Globalisering:
• Omvat het verkleinen van de afstand tussen geografisch verspreide populaties door ze met elkaar in contact
te brengen, hetgeen schijnbaar leidt tot een eengemaakte, globale samenleving
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller OliviaSeck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.