100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst gezondheidspsychologie $3.98   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst gezondheidspsychologie

 288 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Alle begrippen uit het boek van gezondheidspsychologie

Preview 3 out of 20  pages

  • January 26, 2015
  • 20
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1: wat is gezondheid?

Biomedisch model
= de opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische
verklaring hebben

Biopsychosociaal
= het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden
verklaard

Conversiehysterie
= een patiënt heeft last van lichamelijke problemen (zoals het niet kunnen staan
of zien) zonder dat er iets mis is met de ledematen, zintuigen of het zenuwstelsel

Incidentie
= het aantal nieuwe gevallen van een ziekte dat zich voordoet gedurende een
bepaalde tijdsinterval

Gezondheidsgedrag
= gedrag dat iemand vertoont (ongeacht de gezondheidstoestand) als middel om
de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden (bv. door het
eten van gezonde voeding)

Collectivisme
= een culturele filosofie waarbij de nadruk ligt op het individu als deel van een
grotere eenheid en waarbij het accent ligt op handelingen die in sterkere mate
door collectieve behoeften en wensen worden gemotiveerd dan door individuele

Individualisme
= een culturele filosofie waarbij de verantwoordelijkheid in de handen van het
individu wordt gelegd. Het gedrag wordt bepaald door individuele behoeften en
niet door die van de groep.

Holistisch
= bij zo een benadering wordt niet alleen het zuiver lichamelijke of
waarneembare aangepakt, maar worden het hele wezen en het welzijn ervan in
beschouwing genomen (holistisch: ‘heelheid’)

Epidemiologie
= het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie
met andere factoren zoals. Belangrijke begrippen zijn mortaliteit, morbiditeit,
prevalentie, incidentie, absoluut risico en relatief risico. Type vragen: ‘wie krijgt
deze ziekte?’ ‘Hoe vaak komt de ziekte voor?’

Zelfconcept



1

,= de bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel geven dat je
anders bent dan de anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat

Empirisme
= komt voort uit de denkwijze dat alle kennis door middel van zintuiglijke
waarneming kan worden verkregen
Klassieke conditionering
= procedure van Pavlov die uitgaat van vaste, natuurlijke en reflexmatige
verbindingen tussen prikkel en reactie. Als we eten (prikkel) komt er speeksel in
de mond (reactie). Als men enige malen een nieuwe prikkel aan de bestaande
verbinding toevoegen, dan kan die prikkel de oorspronkelijke reactie oproepen.
Het horen van een bel (prikkel) voor het eten, kan speeksel opwekken (reactie).

Operante conditionering
= de theorie van Skinner die gebaseerd is op de aanname dat het gedrag direct
wordt beïnvloed door de consequenties ervan (bv. beloning, straf). De
consequenties beïnvloeden de frequenties van het voorafgaande gedrag.



Hoofdstuk 2: sociale verschillen in ziekte en gezondheid

Gezondheidsverschillen
= de verschillen in gezondheidstoestand en levensverwachting tussen
verschillende groepen

Genogram
= een visuele weergave van de familiebanden van de patiënt

Aandoeningen van de kransvaten
= een vernauwing van de bloedvaten die het hart van bloed en zuurstof voorzien.
Het is het gevolg van ophoping van vetachtig materiaal en plaques
(atheroscelerose). Het kan leiden tot angina pectoris of hartinfarct.

Prevalentie
= het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een
bepaald moment. Het is vaak uitgedrukt als percentage van de totale populatie
of als het aantal gevallen per 100000 mensen.

Mammografie
= een procedure waarbij een foto van de borsten wordt gemaakt met een lage
dosis röntgenstraling. De röntgenfoto kan worden gebruikt om tumoren in een
vroeg stadium op te sporen.

Bypassoperatie van de krasslagader
= chirurgische procedure waarbij aders of slagaders elders in het lichaam van de
patiënt via de aorta in de kransslagaders worden getransplanteerd. Hiermee
wordt een omleiding gemaakt van de blokkades die in de kransslagaders door

2

, atheromem zijn ontstaan met als gevolg dat de bloedtoevoer naar de hartspier
wordt verbeterd.

Hypertensie
= chronisch hoge bloeddruk. Men spreekt van hoge bloeddruk wanneer de
systolische druk hoger is dan 160 en de diastolische druk hoger is dan 120




Herseninfarct
= hierbij ontstaan hersenbeschadigingen als gevolg van bloedingen in het
hersenweefsel of van een blokkade van een slagader. Door de blokkade blijven
delen van de hersenen tijdelijk zonder zuurstof en voedingsstoffen. De
wetenschappelijke term is cerebrovasculair accident (CVA)

Transient ischaemic attack (TIA)
= een korte periode van verminderde bloedtoevoer naar de hersenen, wat leidt
tot symptomen als korte perioden van verwarring, verzwakking, en andere milde
neurologische symptomen

Risicoratio
= een manier om te vergelijken of de kans op een bepaalde gebeurtenis voor
twee groepen gelijk is. Als het 1 is dan is de kans even groot, als het groter dan 1
is dan is de kans groter in de eerste groep, en als het kleiner is dan 1 dan is de
kans groter in de tweede groep.

Atheroom
= onderhuidse zwelling ten gevolge van verstopping van de talgklier

Hartinfarct (hartaanval)
= afsterven van hartspierweefsel als gevolg van een blokkade van bloedtoevoer.



Hoofdstuk 3: ongezond gedrag

Gedragsmatig pathogeen
= een gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid

Gedragsmatig immunogeen
= een gedrag dat de gezondheid bevordert

Mortaliteit
= overlijden. Het is meestal uitgedrukt als sterftecijfer: het aantal sterfgevallen in
een populatie en/of in een bepaald jaar als gevolg van een gegeven aandoening.

Atherosclerose
= vorming van vettige plaque in de slagaders

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LoriP. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

74534 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.98  6x  sold
  • (0)
  Add to cart