100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting algemene economie H1 T/M H13 ZONDER H5,6,7 HAN HRM JAAR 1 $6.47   Add to cart

Summary

Samenvatting algemene economie H1 T/M H13 ZONDER H5,6,7 HAN HRM JAAR 1

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting algemene economie H1 T/M H13 ZONDER H5,6,7 HAN HRM JAAR 1

Preview 3 out of 23  pages

  • No
  • H1 t/m h13 zonder h5,6,7
  • October 2, 2021
  • 23
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Algemene
Economie H1 t/m h13
Hoofdstuk 1
§1.1
Economisch handelen en algemene economie
Het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften noemen we
welvaart. Middelen om de behoefte te bevredigen zijn schaars. Het streven naar maximale
welvaart met behulp van schaarse middelen noemen we economisch handelen. De economische
wetenschap bestudeert het economisch handelen. Een globaal onderscheid kan men maken
tussen vakken die het interne proces (financiering, kosten, opbrengsten) en externe verslaggeving
(vakken die de relatie met de omgeving of de omgeving zelf bestuderen zoals commerciële of
algemene economie). De onderdelen meso- en micro-economie bestuderen de kenmerken van
markten en bedrijfstakken waarmee ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen
en het aanbod ervan, en de veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen
veranderen. Het onderdeel macro economie geeft een beschrijving en analyse van allerlei
verschijnselen voor een heel land. Het gaat bijvoorbeeld over de totale consumptie, investeringen
van alle bedrijven. De monetaire economie houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol
van banken in de economie. De omvang van de kredietverlening en de hoogte van de ene zijn
variabelen die men vanuit de monetaire economie trant te verklaren. Het onderdeel internationale
economische betrekkingen IEB bestudeert de buitenlandse handel van landen, de internationale
kapitaalstromen en de monetaire betrekkingen tussen landen.


§1.2
Bedrijfsomgeving
Alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die invloed hebben op de resultaten
van een bedrijf noemen we de bedrijfsomgeving. Denk aan inkopen, verkopen of
marktontwikkeling. De omgevingsfactoren die invloed op de resultaten van een onderneming
uitoefenen worden meestal op een bepaalde wijze in kaart gebracht. Het criterium daarvoor is de
mate waarin de onderneming de omgeving kan beïnvloeden. Daarbij wordt onderscheidt gemaakt
tussen directe en indirecte omgeving en de macroomgevingsfactoren. De directe omgeving
bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en verkoopmarkten (verschillende
schakels in de bedrijfskolom). De indirecte omgeving bestaat uit werknemers- en
werkgeversorganisaties, overheid en culturele omgevingsfactoren. Deze omgeving behoeft
meestal geen dagelijkse bemoeienis van veel afdelingen in de organisatie. De sociale omgeving
van een bedrijf is ook van belang. De arbeidsmarkt wordt door diverse sociale factoren beïnvloed.
Ook is de invloed van technologie van belang in de concurrentiestrijd. Nieuwe producten volgen
elkaar steeds sneller op. De ruime omgeving van een onderneming, de macro-omgeving bestaat
uit de conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van wisselkoersen en de prijzen van belangrijke
grondstoffen, en demografische ontwikkelingen. Deze factoren kunnen op individuele
ondernemingen grote invloed uitoefenen terwijl individuele ondernemingen op hun beurt geen
enkele invloed op uit kunnen oefenen. Deze factoren zijn geheel onbeheersbaar. Managers
moeten kunnen omgaan met voorspellingen van omgevingsvariabelen en inzien dat deze een
risico voor de onderneming kunnen opleveren.




Pagina 1 van 23

,§1.3
Absolute en relatieve gegevens
De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. De omzet is een variabele die
een waarde weergeeft en de afzet is een variabele die een volume of hoeveelheid weergeeft. De
waardestijging van een variabele noemt men de nominale stijging. De volumeverandering noemt
men de reels stijging van de variabele. De nominale verandering is dus gelijk aan de reels
verandering plus de prijsstijging. Om de verandering van de waarde ten opzichte van een
voorafgaand jaar te bepalen kan men de volume en prijsveranderingen bij elkaar optellen. De
productie van een onderneming is gelijk aan het aantal werknemers vermenigvuldigd met de
productie per werknemer (arbeidsproductiviteit). De groei van het bbp is dus de som van de groei
van het aantal werknemers en de toename van de arbeidsproductiviteit. Bbp= bruto binnenlands
product, av= de vraag naar arbeidskrachten, het aantal werknemers of totale werkgelegenheid,
ap= arbeidsproductiviteit, de productie per eenheid arbeid per tijdseenheid. Gbbp=Gav+Gap. De
toename van de productie in een onderneming of in een land kan twee oorzaken hebben: een
toename van het aantal werkenden of een toename van de arbeidsproductiviteit. Het tweede
verband tussen belangrijke variabelen betreft het loon. De totale loonsom is belangrijk voor zowel
een individuele onderneming als de economie van een heel land. De loonsom kan toenemen door
een toename van het loon per werknemer of door een toename van de vraag naar arbeid. L=Lwb
xAv. L= totale loonsom, Lwn= loonsom per werknemer en Av= hoeveelheid werknemers.
GL=Glwn+Gav. Het derde verband betreft de loonkosten per eenheid product. Min elk product dat
met behulp van de productiefactor arbeid is geproduceerd zit een bedrag aan loon., dit kan
toenemen door een stijging van het loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt
zal het loon per eenheid product weer dalen. Lkp.e.p.=Lwn/ap. Lkp.e.p. = loonkosten per eenheid
product. Lwn= loon per werknemer en ap= arbeidsproductiviteit. Glkp.e.p.=GLwn-Gap.
Ondernemers zullen een stijging van de lonen dus altijd trachtten te compenseren door een
arbeidsproductiviteitsstijging om de winstgevendheid op peil te houden. Op macroniveau geldt
dat ook: een loonstijging die uitgaat boven de arbeidsproductiviteitstoename gaat ten koste van
de winstgevendheid van het bedrijfsleven.



Hoofdstuk 2
§2.1
Welvaart en welzijn
Mensen zijn welvarend als ze over genoeg goederen en diensten kunnen beschikken om hun
behoeften te bevredigen. Welvaart zegt niet alles over het welzijn van mensen. Voor het welzijn is
een internationale maatstaf ontwikkeld: de human development index. De behoeftebevrediging
met behulp van goederen en diensten noemt men welvaart. Er moet waarde aan producten
worden toegevoegd, dit noemen we productie. De totale productie binnen de landsgrenzen is het
bbp. Het bbp per hoofd van de bevolking gebruikt men vaak als maatstaf voor de hoogte van de
welvaart. Om het bbp van landen te kunnen vergelijken moet men dus:
- het bbp per hoofd van de bevolking bepalen;
- Het bbp omzetten in een munt, bijvoorbeeld dollar;
- Corrigeren voor de verschillen in koopkracht van de munt per land;
De meeste landen streven naar groei van het bbp. De groei van het bbp is de maatstaf voor
economische groei. Door middel van economische groei kunnen landen voorzien in de
toenemende behoeften die een gevolg zijn van de bevolkingsgroei. De mate waarin de bevolking
van een land sterke inkomensverschillen accepteert, is afhankelijk van plaatselijke zedelijke
normen en waarden. Toch heeft de internationale gemeenschap vastgelegd welke behoeften elk
mens ten minste moet kunnen bevredigen om van een menswaardig bestaan te kunnen
bespreken. De Gini-coëfficiënt is ook een maatstaf om de ongelijkheid te meten. Een waarde van
0 betekent dat iedereen hetzelfde inkomen heeft, een waarde van 100 betekent dat een persoon
alle inkomen bezit en de andere leden van de bevolking geen inkomen hebben. De
inkomensverdeling is van invloed op de hoogte van de welvaart. Een belangrijke oorzaak voor
verschillen in inkomens is het verschil in arbeidsproductiviteit. Een zeer gelijke inkomensverdeling
die de verschillen in arbeidsproductiviteit niet weerspiegelt is nadelig voor de welvaart. Een heel
ongelijke inkomensverdeling kan ook tot productiviteitsverlies leiden. In dat geval hebben de
Pagina 2 van 23

, armste groepen van de bevolking onvoldoende mogelijkheden om gebruik te maken van
elementaire voorzieningen als gezonde voeding, onderwijs en gezondheidszorg. Hun welstand is
te laag om minimaal in de economie te kunnen functioneren. De conclusie kan zijn dat zowel een
te gelijke als een heel ongelijke inkomensverdeling nadelige gevolgen heeft voor de hoogte van de
welvaart.
De verenigde naties heeft een maatstaf ontwikkeld om het welzijn van de bevolking te meten
(HDI). Deze bestaat uit de volgende elementen: een lang gezond leven (levensverwachting bij de
geboorte), kennis gemeten als de deelname aan het lager, voortgezet en hoger onderwijs en een
redelijke levensstandaard (het inkomen per hoofd van de bevolking). Een lang en gezond elven
draagt bij aan het welzijn van mensen. De levensverwachting van mensen zegt iets over de
kwaliteit van de medische voorzieningen in een land.


§2.2
Toegevoegde waarde
Het bbp is de som van alle productieve activiteiten die binnen bepaalde landsgrenzen
plaatshebben. De productie kunnen we op drie manieren meten. We onderscheiden het meten
van:
1. De productie.
2. De inkomens.
3. De bestedingen.
Het bbp van Nederland kunnen we meten door alle toegevoegde waarde van ondernemingen en
overheden binnen de grenzen op te tellen. Dit is de productiebenadering van het bepalen van de
productie. Produceren kan niet zonder arbeid, kapitaal en natuur. De eigenaren ontvangen
daarvoor een beloning. Die beloningen van de productiefactoren kunnen we ook meten door ze
op te tellen, als we dit doen spreken we van de inkomstenbenadering. Het inkomen dat mensen
ontvangen besteden zij aan goederen en diensten, daarom zijn de totale bestedingen gelijk aan
de productie. Dit noemen we de bestedingsbenadering.

Ondernemingen maken producten. De waarde van de productie komt tot stand bij de verkoop van
de producten wat een opbrengstenstroom oplevert. Hiermee kopen bedrijven grondstoffen in,
huren ze arbeid en kopen ze kapitaalgoederen en betalen ze aan de overheid de belasting op de
toegevoegde waarde. Zo verdelen ze de opbrengsten over de verschillende belanghebbenden bij
het productieproces. Uit de opbrengst van de verkopen kan een onderneming in de eerste plaats
de inkopen betalen. De waarde van de grondstoffen en halffabricaten die de ondernemingen
kopen, is in andere ondernemingen toegevoegd. Wat resulteert is het bruto binnenlands product
tegen marktprijzen. De overheid heft belastingen over deze producten (btw en accijnzen).
Ondernemers rekenen deze door n hun prijzen. Aan de andere kant verleent de overheid
kostprijsverlagende subsidies zoals scholen of spoorwegen. Als we het bbp marktprijs
verminderen met deze post spreken we van factorkosten omdat deze post de kosten van de
productiefactoren weerspiegelt. Als we het bbp verminderen met afschrijvingen resulteert het
netto binnenlands product tegen factorkosten (nbpn). Daaruit kunnen de lonen en salarissen, en
de sociale premies die werkgevers en werknemers daarover afdragen. Winst is de vergoeding
voor de productiefactor ondernemerschap. Winst is een restpost. Daarom is de productie gelijk
aan het bbp gemeten volgens de inkomensbenadering. Het begrip bruto nationaal inkomen is van
belang om de totale productie en het totale in komen aan te duiden. Er is een onderscheid tussen
beide begrippen: het bbp is afkomstig van productiefactoren die binnen die grenzen van een land
produceren. Het nationaal inkomen is het inkomen dat voortvloeit uit de productiefactoren die het
bezit zijn van ingezetenen. Een buitenlandse onderneming heeft bijvoorbeeld een onderneming in
Nederland en die hoort bij het bbp. Als deze vestiging de winst naar het moederbedrijf in het
buitenland overmaakt moet dat bedrag vanher bbp worden afgetrokken om het bnp te kunnen
bepalen.

De opeenvolgende bedrijfstakken van oerproducten tot consument noem je een bedrijfskolom.
Elke bedrijfstak voegt een waarde toe aan een product en verkoopt het dan aan de volgende
schakel. Het geheel van waardetoevoeging in een bepaalde bedrijfskolom noem je een
waardesysteem. De prijs van het eindproduct is gelijk aan de toegevoegde waarde in de hele
bedrijfskolom.


Pagina 3 van 23

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller steffimeek. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.47
  • (0)
  Add to cart