Leerdoel 1 Voorraad
Bedrijven houden voorraad om de volgende redenen:
Om snel te kunnen reageren op vragen van de klant;
Om te voorkomen dat de productieafdeling maandenlang moet wachten op grondstoffen
(ontkoppelen productieketen);
Voorraad wordt ingekocht in grote partijen, waardoor ze vaak een quantumkorting krijgen.
Dit is slim wanneer de inkoopprijs in de toekomst stijgt.
Het aanhouden van voorraad brengt kosten met zich mee. Dit zijn de bestel- en opslagkosten. De
bestelkosten bestaan uit alle kosten die komen kijken bij het bestellen van voorraad zoals
administratiekosten en de personeelskosten van de inkoopafdeling. De opslagkosten bestaan uit alle
kosten om de voorraad op te slaan; zoals de huisvestigingskosten, verzekering en personeelskosten
magazijn. Belangrijke termen die bij dit leerdoel horen zijn:
Inkopen: de totale waarde van de ingekochte goederen bij de leveranciers tegen de
inkoopprijs. Als ze direct doorverkocht worden dan worden deze inkopen vertaald in de
inkoopwaarde van de verkopen en als dit niet het geval is, dan worden ze opgenomen in de
voorraad.
Inkoopwaarde verkopen: de waarde van de verkochte goederen tegen de inkoopprijs. Te
berekenen door: afzet * inkoopprijs per product
Voorraad: de waarde van de producten, halffabricaten of grondstoffen, die klaar zijn voor de
verkoop of verwerking in het productieproces.
Formules bij dit leerdoel
Eindvoorraad = beginvoorraad + inkopen – inkoopwaarde verkopen
Gemiddelde voorraadstand = (begin + eind)/2
Leerdoel 2 Debiteurenbeheer
Een debiteur ontstaat doordat de onderneming met de klant afspreekt dat de te betalen factuur pas
over een maand betaald hoeft te worden. Deze klant wordt dan een debiteur. De onderneming loopt
het risico dat deze niet betaald zal worden (wanbetaling), maar er zijn drie redenen waarom een
bedrijf hiervoor kiest:
Uit het oogpunt van de concurrentie die klanten deze mogelijkheid ook bieden;
Het verlagen van de drempel voor aankoop;
Service voor de klant.
Wat kan een onderneming doen tegen wanbetaling:
Instellen van een betalingstermijn;
Incassopolitiek wanneer de klanten niet voldoen binnen de betalingstermijn;
Betalingskorting wanneer klanten eerder betalen;
Kredietwaardigheidsbeoordeling, waarbij de financiële gezondheid van de koper wordt
beoordeeld;
Factoring, waarbij een onderneming de vorderingen die zij heeft bij een of meerdere
debiteuren verkoopt aan een factoringsbedrijf. Het voordeel is de zekerheid over de grootte
en de betalingstermijn. Een nadeel is dat het bedrijf niet alles ontvangt van de debiteuren,
omdat er ook een deel betaald moet worden aan het factoringsbedrijf.
Formules bij dit leerdoel
, Gemiddeld debiteurenbedrag = (deb. Begin + deb. Eind)/2
Gemiddeld krediettermijn = gem. debiteurenbedrag/verkopen op rekening * 365
Verkopen op rekening is de waarde van alle openstaande facturen.
Een jaar telt 365 dagen, tenzij anders aangegeven.
Gemiddeld debiteurensaldo = krediettermijn/12 maanden * verkopen op rekening
Leerdoel 3 Betalingstermijn crediteuren
Crediteuren ontstaan doordat je als bedrijf inkoopt bij jouw leveranciers. Deze stuurt je een factuur
op, maar die hoef je pas over een maand te betalen. Dit bedrag zal dan toegevoegd worden aan de
post crediteuren.
Formules bij dit leerdoel
Crediteurensaldo = inkopen op rekening * (betaaltermijn / 365)
Inkopen op rekening is inclusief BTW.
Een jaar telt 365 dagen, tenzij anders aangegeven.
Crediteurendagen = (crediteurensaldo / jaarlijkse inkopen op rekening) * 365
Crediteuren bevatten BTW. Het crediteurensaldo bestaat namelijk uit facturen voor
inkopen op rekening waar BTW op staat. Indien (inkoop)kosten worden omgerekend
naar inkopen op rekening (facturen) moet hier dus nog de BTW bij opgeteld worden.
Een jaar telt 365 dagen, tenzij anders aangegeven.
Crediteuren eind = crediteuren begin + inkopen op rekening – betalingen op rekening
Crediteurensaldo = (crediteurendagen/365) * inkopen op rekening
Let op de BTW indien kosten naar inkopen op rekening worden vertaald. Omdat BTW
geen kostenpost is zal de BTW ook niet in de kosten op de resultatenrekening staan.
In de praktijk wordt deze formule vaak toegepast op basis van 360 dagen, omdat dit
makkelijker rekent.
Leerdoel 4 Netto werkkapitaal
Het werkkapitaal zijn de bezittingen en schulden die gedurende één cyclus meegaan. Hierbij is de
stelregel van één jaar van toepassing. Hieronder vallen de vlottende activa en de liquide middelen.
Dit is het bruto werkkapitaal én de kortlopende schulden. Het netto werkkapitaal uitgedrukt in een
formule is als volgt:
Netto werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen – kort vreemd vermogen; of
Netto werkkapitaal = lang vreemd vermogen + eigen vermogen – vaste activa
Een belangrijk begrip is de Cash Conversion Cycle. Dit is de periode dat het geld opgesloten zit. Het
netto werkkapitaal is een financieringsbehoefte. Een onderneming moet namelijk geld investeren in
voorraad, debiteuren en overige vlottende activa. De onderneming investeert en het duurt even
voordat dit wordt omgezet in liquide middelen; het duurt even voordat de voorraad is verkocht
(zogenaamde voorraaddagen) en betaald (de zogenaamde
betaaltermijn debiteuren). Gelukkig duur het ook even voordat Te hoog Te laag
en onderneming de voorraad betaalt (de zogenaamde werkkapitaal werkkapitaal
betaaltermijn crediteuren). Dit kun je optimaliseren door de Hoge Te weinig
crediteurentermijn maximaal te benutten en de betalingstermijn voorraadkosten voorraad
van de debiteuren te verkorten. Om liquiditeitsproblemen te Geld had
voorkomen, berekenen grote ondernemingen hee vaak het netto geïnvesteerd
werkkapitaal. kunnen worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SV1999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.