Summary
Samenvatting Laat maar zien H3,4,5,6,7,9,10,13
- Course
- Institution
- Book
Samenvatting laat maar zien H3-4-5-6-7-9-10-13
[Show more]Preview 3 out of 29 pages
Some examples from this set of practice questions
1.
Stelling: De beginsituatie is het geheel van voorwaarden die het welslagen van een leeractiviteit in hoge mate beïnvloeden. juist/onjuist?
Answer: juist
2.
Waarom is het verstandig om, voorafgaand aan het geven van een les, de beeldende activiteit eerst zelf uit te voeren? A. Dan krijg je inzicht in de complexiteit van de les. B. Dan heb je een goed voorbeeld voor de kinderen. C. Dan weet je precies welk materiaal je nodig hebt. D. Dan kun je kinderen laten zien hoe het ook kan.
Answer: A
3.
Wat is het verschil tussen een basisplan en een lesfasenformulier? A. In het lesfasenformulier staat wat je wil bereiken, in het basisplan hoe je dat gaat bereiken. B. In het basisplan staat wat je wilt bereiken, in het lesfasenformulier hoe je dat gaat bereiken. C. In het lesfasenformulier staan de doelen, in het basisplan de beginsituatie. D. In het basisplan staan de doelen, in het lesfasenformulier de beginsituatie op de doelen.
Answer: B
4.
Tot welk doel of welke doelen beperken de meeste methodes voor beeldend onderwijs zich meestal? A. onderzoeksdoel B. materiaaltechnisch doel C. beeldend doel D. betekenisdoel E. beschouwingsdoel F. creativiteitsdoel Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: B,C
5.
Welke factoren bepalen de beeldende leeromgeving? A. werkvormen, organisatie, ruimtelijke inrichting B. beeldmateriaal, gereedschap, eindproducten C. ruimtelijke inrichting, lesvoorbereiding, werkvormen D. werkvormen, materiaal en gereedschap, beeldmateriaal
Answer: A
Some examples from this set of practice questions
1.
Welke twee onderdelen moeten in de oriëntatiefase aan bod komen? A. Kinderen moeten hun voorkeuren kunnen voorsorteren en visuele informatie krijgen. B. Kinderen moeten geïnformeerd worden en hun voorkeuren kunnen voorsorteren. C. Kinderen moeten geïnformeerd worden en betrokken worden bij het onderwerp. D. Kinderen moeten betrokken worden bij het onderwerp en visuele informatie krijgen.
Answer: B
2.
Welke onderdelen bepalen de kwaliteit van de introductie van een onderwerp? A. visuele informatie geven B. houvast bij betekenis geven C. associatief netwerk openen D. kinderen betrekken E. instructie over beeldende mogelijkheden Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: B,C,D
3.
Zet de juiste component bij de lesfase. 1. betekenis 2. vorm 3. materiaal A. informeren B. instrueren C. inspireren
Answer: 1.C 2.A 3.B
4.
Wat is een kijkwijzer? A. vragen die kinderen iets leren over het onderwerp B. een reeks beschouwingsvragen C. een reeks van kijkvragen die structuur geeft aan het beschouwingsproces D. vragen die kinderen iets leren over de beeldaspecten
Answer: C
5.
Uit welke onderdelen bestaat een beeldende probleemstelling? A. vorm B. betekenis C. onderzoek D. beschouwing E. materiaal Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: A,B,E
Some examples from this set of practice questions
1.
Waaruit bestaat het interne referentiekader bij een beeldende opdracht? A. uit kindeigen criteria B. uit vakinhoudelijke criteria C. uit richtlijnen over het ontwikkelingsniveau van het kind D. uit subjectieve richtlijnen
Answer: A
2.
Waaruit bestaat een beschouwingsinterventie? A. uit het bewust kijken en relaties leggen tussen vorm en betekenis B. uit het opnieuw kijken naar het beeldmateriaal uit de oriëntatiefase C. uit het samen kijken naar het werkstuk in wording D. uit het bewust kijken en relaties leggen tussen vorm en materiaal
Answer: A
3.
Waaruit bestaat een onderzoeksinterventie? A. uit het samen onderzoeken van het materiaal B. uit het bewust kijken en relaties leggen tussen betekenis en materiaal C. uit het helpen zoeken naar eigenheid in de relatie tussen materiaal, vorm en betekenis D. uit het ondervragen van het kind over het werkstuk in wording
Answer: C
4.
Wat bedoelt Howard Gardner met de termen 'matchen' en 'stretchen'? A. Mensen gebruiken verbaal linguïstische intelligentie om andere intelligenties te versterken. B. Mensen beschikken over minstens acht intelligenties, de ene intelligentie meer, de andere minder. C. Mensen hanteren werkvormen waarin ze sterk zijn en nemen van daaruit hun zwakkere kanten mee. D. Mensen gebruiken logisch/mathematische intelligentie om andere intelligenties te versterken.
Answer: C
5.
Een afrondende instructie moet bestaan uit informatie over: A. wat je met je werkstuk moet doen als je klaar bent B. wat je moet doen met het materiaal en gereedschap C. wat je moet doen met je tafel D. wat de vervolgactiviteit is E. wat er later die dag gaat gebeuren
Answer: A,B,C,D
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat is de functie van het nabeschouwen voor de leerkracht. A. Het geeft een beeld van de vakinhoudelijke leerprestaties. B. Het geeft feedback op je eigen functioneren. C. Je kunt zien of er sprake is van ontwikkeling. D. Je leert bekritiseren. Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: A,B,C
2.
Hoe kun je kinderen leren verslag te doen van hun werkproces? A. door kinderen tijdens het werk vragen over het werkproces te stellen B. door kinderen tijdens het werk er onderling over te laten praten C. door vooraf aan te geven dat uitproberen belangrijk is D. door lef en initiatief achteraf te honoreren
Answer: A,B
3.
Waar vraag je naar als je vragen stelt over het werkproces? A. naar het interne referentiekader B. naar het externe referentiekader C. naar criteria uit het basisplan D. naar welke stappen ze hebben uitgevoerd
Answer: A
4.
Na afloop van een beeldende activiteit vraag je je als leerkracht af hoe het ging. Welk onderdeel is belangrijk bij deze reflectie? A. het handelen van de leerkracht B. de leeromgeving C. het handelen van de kinderen D. de lesvoorbereiding Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: A,B,C
5.
Wat verstaan we onder de term attributie? A. Het verschijnsel dat we falen toeschrijven aan ons eigen handelen. B. Het verschijnsel dat we succes toeschrijven aan factoren buiten onszelf en falen toeschrijven aan ons eigen handelen. C. Het verschijnsel dat we succes toeschrijven aan ons eigen handelen en falen toeschrijven aan factoren buiten onszelf. D. Het verschijnsel dat we succes toeschrijven aan factoren buiten onszelf.
Answer: C
Some examples from this set of practice questions
1.
Welk van onderstaande wet is geen Gestaltwet? - Wet van de openheid - Wet van gelijkheid - Wet van nabijheid - Wet van de eenvoud
Answer: Wet van de openheid
2.
Wat wordt er bedoeld met beeldanalyse? A. het analyseren van de bedoeling van de maker B.het analyseren van de opbouw van een beeld om achter de betekenis te komen C.het analyseren van de interpretatie van het beeld D.het analyseren van de opbouw van een beeld om erachter te komen hoe het werkt en waarom het zo werkt
Answer: D
3.
Parsons beschrijft vijf zienswijzen. Maak de juiste combinaties. 1.favoritisme 2.schoonheid en realisme 3.expressiviteit 4.autonomie a.vrije associatieve reacties met betrekking tot het onderwerp. b.sceptische houding tegenover kritische bespiegelingen. c.gebruik van een dieper begrip van cultuur en geschiedenis om het kunstwerk te interpreteren. d.mooi en lelijk worden gezien als objectief vast te stellen kwaliteiten
Answer: 1.a 2.d 3.b 4.c
4.
In de kijkwijzer komen verschillende stadia aan bod. Zet ze in de juiste volgorde. - evalueren - analyseren - interpreteren - voorsorteren - reflecteren
Answer: De juiste volgorde is: voorsorteren, interpreteren, analyseren, reflecteren, evalueren.
5.
Welke activiteiten horen allemaal onder de noemer cultuureducatie? A.excursie B.opstel schrijven C.eindmusical opvoeren D.rekenles E.beeldend werken Een of meer antwoorden zijn juist.
Answer: A,B,C,E
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eefje20. Stuvia facilitates payment to the seller.
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.
4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)
75632 documents were sold in the last 30 days
Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now