Ben jij een derdejaars geneeskunde student aan de RUG en en heb je geen zin om alle stof door te moeten nemen? Zoek vooral niet verder! Deze samenvatting, met veel handige tabellen en afbeeldingen, bevat een compleet overzicht van alle colleges en leerstof (m.u.v. statistiek) voor: Samenvatting The...
Samenvatting
thema 1
3.1.1 Zenuwstelsel I en zintuigen
Naam:
Week: 1, 2, 3 en 4
,Inhoudsopgave
Bouw en functie van een skeletspier ............................................................................................................................ 3
Het zenuwstelsel .......................................................................................................................................................... 5
Anatomie van de ruggengraat .................................................................................................................................... 11
Anatomie neuron, zenuw, ganglion ............................................................................................................................... 18
Relatie wervelkolom-zenuwstelsel: meningen, ruggenmerg en spinale zenuwen ......................................................... 22
Aansturing van skeletspieren door het zenuwstelsel .................................................................................................. 25
Gevoelsreceptoren in de huid ..................................................................................................................................... 51
Gnostische en vitale sensibiliteit ................................................................................................................................ 55
Sensorische cortex, het cerebellum en het limbische systeem ................................................................................... 60
De anatomische achtergrond van zenuwcompressie. ................................................................................................. 76
Neuromusculaire ziekten met gevoelsverlies .............................................................................................................. 82
Spierzwakte .................................................................................................................................................................... 83
Fysiologie van geluid .................................................................................................................................................. 84
Het oor ....................................................................................................................................................................... 84
Anatomie van het oor .................................................................................................................................................... 85
Nystagmus ..................................................................................................................................................................... 99
Inspectie van het oor .................................................................................................................................................... 102
Ziekten van het oor .................................................................................................................................................. 107
Geleidingsgehoorverlies ............................................................................................................................................... 108
Perceptief gehoorverlies............................................................................................................................................... 113
Duizeligheid .................................................................................................................................................................. 115
Oogziekten/ visusklachten/ blindheid ...................................................................................................................... 125
Afwijkingen van het ooglid........................................................................................................................................... 127
Aandoeningen van het onderste traanstelsel .............................................................................................................. 129
Conjunctivale degeneratie (rode ogen) ........................................................................................................................ 129
Ontwikkelingsafwijkingen van het hoornvlies .............................................................................................................. 131
Ontstekingen van de binnenkant van het oog ............................................................................................................. 132
Vasculaire afwijkingen van de retina ........................................................................................................................... 133
Degeneratieve aandoeningen van het netvlies ............................................................................................................ 134
Aandoeningen van de oogzenuw ................................................................................................................................. 134
Anterior ischemic optic neuropathy (AION) ............................................................................................................ 135
Cataract/ staar ............................................................................................................................................................. 135
Glaucoom ..................................................................................................................................................................... 138
Oogtrauma ................................................................................................................................................................... 140
Anatomie van de visuele banen ................................................................................................................................ 143
Gezichtsveld onderzoek ................................................................................................................................................ 144
Afwijkingen van de visuele banen ................................................................................................................................ 145
2
,Bouw en functie van een skeletspier
Algemene anatomische principes van spieren en bewegen
Soorten spieren:
• Skelet: dwarsgestreepte spiervezels (vrijwillige spier)
o Zijn aan het bot zijn bevestigd en zijn verantwoordelijk voor bewegingen van het skelet.
• Hart: dwarsgestreepte spiervezels
o Vormen de wanden van het hart en de proximale delen van de grote aderen waar ze het hart
binnenkomen.
• Glad: niet-gestreepte spiervezels (onwillekeurige spieren)
o Bekleden verschillende orgaansystemen (gastro-intestinaal, urogenitaal, respiratoir), hechten aan
haarzakjes en bekleden de wanden van de meeste bloedvaten
3
,Het binden van een nieuw ATP molecuul veroorzaakt het losraken van het myosinekopje van actine
T-tubulus = zorgen voor de snelle verspreiding van actiepotentialen over de binnenkant van de spiervezel.
Langzame spiervezels (type I, rood spierweefsel)
- Kleine vezels
- Uitgebreider bloedvaten systeem
- Veel mitochondria
Snelle spiervezels (type II, wit spierweefsel) → door minder myoglobine
- Grote vezels
- Groot sacroplasmatisch reticulum
- Veel glycolystiche enzymen
- Minder uitgebreid bloedvatensysteem
- Minder mitochondria
Normaal geeft elke impuls die aankomt bij de neuromuscularie spleet ongeveer 3x meer eindplaat potentiaal dan
nodig is om de spiervezel te stimuleren = grote veiligheidsfactor!!!
Opbouw spieren:
Skeletspierweefsel is verdeeld in bundels die bestaan uit
spiervezelscellen.
De spiervezelcellen bevatten longitudinaal georiënteerde
myofibrillen die over de volledige lengte van de cel lopen.
Elke myofibril is samengesteld uit vele myofilamenten, die zijn
samengesteld uit individuele myosine (dikke filamenten) en actine
(dunne filamenten) die tijdens spiercontractie over elkaar glijden.
4
,Skeletspieren bewegen botten bij hun gewrichten en hebben een oorsprong (de vaste of proximale aanhechting
van de spier) en een insertie (de beweegbare of distale aanhechting van de spier).
Samentrekking spieren:
• Reflexief: onvrijwillig of door automatische contractie.
• Tonisch: handhaaft de spiertonus.
• Fasisch: omvat twee soorten samentrekkingen;
o Isometrische contractie: waarbij geen beweging plaatsvindt maar de spier spanning behoudt om een positie
vast te houden (sterker dan tonische contractie).
o Isotone contractie: waarbij de spier korter wordt om beweging te produceren.
Werking spier:
• Agonist: de hoofdspier die verantwoordelijk is voor een specifieke beweging.
• Antagonist: de spier die de werking van de agonist tegenwerkt; als een
agonistische spier samentrekt, ontspant de antagonistische spier.
• Fixator: een of meer spieren die het proximale deel van een ledemaat
stabiliseren wanneer een meer distaal deel wordt bewogen.
• Synergist: een spier die de samentrekking van de agonist aanvult (synergetisch
werkt), ofwel door te helpen bij de beweging die door de agonist wordt
gegenereerd, ofwel door onnodige bewegingen te verminderen die zouden
optreden als de agonist samentrekt.
Statische contractie/ isometrische contractie = de spier levert wel kracht maar
geen beweging. Een spier blijft dus in dezelfde positie onder spanning.
Isotone contractie = de spanning op de spier blijft hetzelfde. De lengte van de
spier verandert wel, hierdoor kan een spier een gewricht bewegen.
Het zenuwstelsel
Anatomie, topografie en functie van het PNS
Centraal zenuwstelsel (CZS) = hersenen (cerebrum + cerebellum) + ruggenmerg (myelum).
- Deel van het zenuwstelsel dat een benig omhulsel heeft.
Perifere zenuwstelsel (PNS) = somatische, autonome en enterische zenuwen in de periferie en buiten het
- Motorische voorhoorn(cel)/ MVHC (zenuw/ neuron)
o Zenuwwortel (radix)
o Plexus
Onderscheid CNS en PNS:
1. Embryonisch/neuronisch: waar de cellichamen van de neuronen zich bevinden.
2. Anatomisch/klinisch: neuronale structuren worden bedekt door hersenvliezen (of niet).
o Dus, waar de dura mater ophoudt houdt het CNS op.
o Volgens deze definitie kan hetzelfde neuron deel uitmaken van zowel het CNS als het PNS.
o volgens deze definiete is een spinaal ganglion nog onderdeel van het CNS.
6
,Componenten van de PNS:
• Somatisch zenuwstelsel:
o Bewust; sensorische en motorische vezels naar huid, skeletspieren en gewrichten.
• Autonoom zenuwstelsel (ANS):
o Onbewust; sensorische en motorische vezels naar alle gladde spieren, hartspier en klieren.
o twee divisies ANS:
1. sympathisch (thoracolumbaal)
2. Parasympathisch (craniosacraal)
o Twee neuronen systeem:
▪ pregangolisch neuron (in het CZS) → axon richting een perifere zenuw → synapsen op;
▪ postganglionair neuron (in een perifeer autonoom ganglion)
• Enterisch zenuwstelsel: intrinsieke plexusen en ganglia van het maagdarmkanaal die de darmsecretie,
absorptie en motiliteit reguleren (onderdeel van ANS)
Deze ganglia + neurale netwerken van het enterisch zenuwstelsel:
• Myenterische (Auerbach's) plexus: ganglia en zenuwen gelegen
tussen de circulaire en longitudinale gladde spierlagen van de
muscularis externa van de darmwand.
• Submucosale (Meissner's) plexus: ganglia en zenuwen in de
submucosa van de darmwand.
Sympathisch en parasympatisch
7
,8
, Het parasympathische zenuwstelsel is een langzamer systeem en beweegt langs langere paden. Preganglionaire
vezels van de medulla of het ruggenmerg projecteren ganglia dicht bij het doelorgaan. Ze creëren een synaps, die
uiteindelijk de gewenste reactie creëert.
Het sympathische zenuwstelsel is een sneller systeem omdat het langs zeer korte neuronen beweegt. Wanneer
het systeem wordt geactiveerd, activeert het de bijniermerg om hormonen en chemische receptoren in de
bloedbaan vrij te geven. De doelklieren en spieren worden geactiveerd. Zodra het waargenomen gevaar is
verdwenen, neemt het parasympathische zenuwstelsel het over om de effecten van de reacties van het
sympathische zenuwstelsel tegen te gaan.
Reflexboog = ruggenmerg maakt de keuze.
Parasympathisch zenuwstelsel Sympathisch zenuwstelsel
(craniosacraal) (thoracolumbaal)
Algemeen Een van de twee hoofdafdelingen van het Een van de twee hoofdafdelingen van het
autonome zenuwstelsel. autonome zenuwstelsel.
homeostase en de rust-en-verteringsreactie vecht-of-vluchtreactie van het lichaam
van het lichaam regelen. mobiliseren.
Functie De reactie van het lichaam in rust. De reactie van het lichaam tijdens dreiging.
komt uit Sacrale regio van ruggenmerg (S2-S4), medulla, Thoracale en lumbale regio's van het
hersenzenuwen 3, 7, 9 en 10 ruggenmerg
Activeert reactie Rust en verteren Vechten of vluchten
van
Neuron paden Langere paden, langzamer systeem Zeer korte neuronen, sneller systeem
kort postganglionisch axon lang postganglionisch axon
Algemene tegenwicht; herstelt het lichaam in een staat Lichaam versnelt, gespannen, wordt
lichaamsreactie van rust. alerter. Functies die niet essentieel zijn om te
overleven, worden stopgezet.
Neurotransmitters neuronen zijn cholinergisch: acetylcholine neuronen zijn meestal adrenerg: epinefrine/
noradrenaline
preganglionair: soma in de hersenstam of
ruggenmerg preganglionair: soma in de ruggengraat
- acetylcholine (Ach) - acetylcholine (Ach)
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannekokhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.70. You're not tied to anything after your purchase.