100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychologie, een inleiding, 8e editie. Perspectieven op het sociaal werk. $5.37
Add to cart

Summary

Samenvatting Psychologie, een inleiding, 8e editie. Perspectieven op het sociaal werk.

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Met behulp van deze samenvatting heb ik een 7,8 gehaald.

Preview 4 out of 34  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 6 en 9
  • October 4, 2021
  • 34
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Psychologie een Inleiding
1. Geest, gedrag en psychologische wetenschap

1.1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Het woord Psychologie is afkomstig uit het oud-grieks. Psyche betekend ‘geest’. De Grieken geloofden dat die
op zichzelf en apart van het lichaam bestond. Het aanhangsel -ologie betekent ‘gebied van studie’. Dus: ‘Studie
van de geest’.
Psychologie is de wetenschap van gedrag en geestelijke processen. Het terrein van de psychologie beslaat
zowel interne geestelijke processen (denken, voelen, begeren), als externe gedragingen (praten, glimlachen en
lopen).
1.1.1 Diversiteit van het vakgebied:
- Experimenteel psychologen: doet onderzoek naar elementaire psychologische processen in tegenstelling
tot een toegepast psycholoog.
- Docenten psychologie: primaire taak is het geven van onderwijs op bijvoorbeeld een HBO- of
bacheloropleiding of universiteit.
- Toegepast psychologen: gebruikt de door experimenteel psychologen vergaarde kennis om problemen
van mensen op te lossen.
Enkele populaire specialisaties van toegepast psychologen zijn: A&O psychologen. Sportpsychologen,
schoolpsychologen, klinisch psychologen en counselors, forensisch psychologen.
1.1.2 Psychologie is geen psychiatrie
Vrijwel alle psychiaters behandelen psychische stoornissen. Psychiatrie is een medisch specialisme en maakt
geen deel uit van psychologie. Het is een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling
van mentale stoornissen.
1.1.3 Pseudopsychologie: niet-onderbouwde aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden
gepresenteerd (het zesde zintuig etc.). 6 vaardigheden voor kritisch denken:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal? (anekdotisch bewijsmateriaal zijn getuigenissen die de ervaringen van
iemand of enkele personen schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden gezien).
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias? (een bias is een vooroordeel, vervorming of vertekening van
een situatie, meestal op basis van persoonlijke ervaringen en waarden).
- Emotionele bias: de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats van
op een rationele analyse van het bewijsmateriaal.
- Confirmation bias: is de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of te
bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken/standpunten nodig?
1.2 wat zijn de belangrijkste perspectieven van de psychologie?
De geschiedenis van de psychologie gaat zo’n 25 eeuwen terug tot de Griekse filosofen Socrates, Plato en
Aristoteles.
Bepaald gedrag is niet altijd te verklaren door één perspectief.
1.2.1 scheiding van lichaam en geest en het moderne biologische perspectief  Descartes
Biologisch perspectief (Descartes): het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in het
functioneren van de genen, de hersenen en het zenuwstelsel en hormoonstelsel . De geest wordt beschouwd
als een product van de hersenen.
Neurowetenschap: het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe de hersenen gedachten, gevoelens,
motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen beheren.
Evolutionaire Psychologie:een relatief nieuw specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale processen
beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting; een groot deel van
menselijk gedrag komt voort uit overgeërfde neigingen (afkeer voor bitter, rechtop gaan lopen voor
overzicht). Natuurlijke selectie meest aangepaste lichamelijke en psychische kenmerken werden
bevoordeeld.
1.2.2 het begin van de wetenschappelijke psychologie en het moderne cognitieve perspectief  Wundt & James
Wilhelm Wundt ontdekte dat de wetenschappelijke methoden ook konden worden gebruikt om de geest en
het lichaam te bestuderen.
Introspectie: beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen.

, Volgens Wundt en zijn studenten bestond al onze verstandelijke activiteit uit verschillende combinaties uit
elementaire processen (gewaarwording, waarneming, geheugen, aandacht, emoties, denken, leren en taal).
Structuralisme:
historische stroming
binnen de psychologie
die de basisstructuren
van de geest en de
gedachten trachtte te
ontrafelen.
Structuralisten zochten
de ‘elementen’ van
bewuste ervaring.
Functionalisme:
historische stroming
binnen de psychologie
die meende dat
psychische processen
het beste begrepen
kunnen worden in het
licht van hun adaptieve
nut en functie.
Cognitief perspectief:
een van de
belangrijkste
psychologische
perspectieven, waarbij
de nadruk ligt op
mentale processen,
zoals leren, geheugen, perceptie, en denken als vormen van informatieverwerking.
Cognitie: geestelijke activiteiten zoals waarnemingen, interpretaties, verwachtingen, overtuigingen en
herinneringen. Vanuit dit standpunt zijn iemands handelingen en gedachten het resultaat van het unieke
cognitieve patroon van waarnemen en interpretaties van ervaringen.
1.2.3 het behavioristische perspectief: nadruk op waarneembaar gedrag  Watson & Skinner
Behaviorisme: een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een objectieve wetenschap te
maken die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale processen).
Behavioristisch perspectief: een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen ziekt in stimuli
vanuit de omgeving, in plaats van in innerlijk mentale processen.
1.2.4 de perspectieven vanuit de gehele persoon: psychodynamisch, humanistisch, en karaktertrekken en
temperament
Persepectieven vanuit de gehele persoon (‘Whole Person’): een aantal psychologische perspectieven die
draaien om een lobaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische psychologie,
humanistische psychologie en psychologie van karaktertrekken en temperament.
Het was Freuds doel om elk aspect van de geest in een enkele grootse theorie te verklaren.
Psychodynamische psychologie  Freud
Psychodynamische Psychologie: een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het menselijk
functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
Psychoanalyse: een benadering van de psychologie die is gebaseerd op de veronderstellingen van Freud, die
de nadruk legt op onbewuste processen. De term verwijst zowel naar Freuds psychoanalytische theorie als
naar zijn psychoanalytische behandelmethode.
Psychoanalytici: artsen met een specialisme in de psychiatrie en een uitgebreide opleiding in de freudiaanse
methoden.
Humanistische Psychologie  Rogers en Maslow
Humanistische psychologie: een klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei,
potentie en vrije wil van de mens. Vanuit het humanistische perspectief heeft de opvatting die je hebt van
jezelf en van je fysieke en emotionele behoeften een grote invloed op je gedachten, emoties en handelingen,
die op hun beurt allemaal invloed hebben op de ontwikkeling van je potentieel.
Psychologie van de karaktertrekken en temperament(persoonlijkheid)  Oude Grieken.

, Psychologie van karaktertrekken en temperament: een psychologisch perspectief dat gedrag en
persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
1.2.5 Het ontwikkelingsperspectief: veranderingen die ontstaan door nature en nurture  Piaget & Ainsworth
Ontwikkelingsperspectief: een van de zes belangrijke perspectieven van de psychologie, dat zich
onderscheidt door de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich
voordoen tijdens de levensloop.
Ontwikkeling is van invloed op alle psychologische processen, van de biologie tot aan sociale interactie.
1.2.6 Het socio-culturele perspectief: het individu in contex  Milgram & Zimbardo
Socio-cultureel perspectief: een van de zes belangrijke perspectieven van de psychologie, dat de nadruk legt
op het belang van sociale interactie, sociaal leren en een cultureel perspectief. Dit perspectief stelt het idee
van de sociale invloed centraal.
Vanuit deze invalshoek verdiepen sociaal-culturele of crossculturele psychologen zich in onderwerpen als
aardig vinden, liefhebben, vooroordelen, agressie, gehoorzaamheid en conformisme. Bijzondere interesse in
hoe dit per cultuur verschilt.
Cultuur: een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities die wordt ontwikkeld
door een groep mensen die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving.
Crosscultureel psycholoog: een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de manieren
waarop psychologische processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
Gedrag kan maar zelden verklaard worden vanuit een enkel psychologisch perspectief. Gedragsverklaringen
zijn niet bedoeld als rechtvaardiging maar het kan nuttig zijn als men het gedrag zou willen afleren of om
gedrag van anderen beter te begrijpen.
Holisme: Visie die totaliteit altijd belangrijker vind dat de som der delen.
1.2.7 Het veranderende beeld van de psychologie




1.3 Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Wetenschappelijke methode: een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van een
hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden
uitgesloten.
Net als onderzoekers op alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de wetenschappelijke methode om
hun ideeën empirisch te toetsen. De wetenschappelijke methode is een procedure om ideeën te onderwerpen
aan een onderzoek waarna ze ofwel bewezen, dan wel verworpen worden.

, Empirisch onderzoek: onderzoeksbenadering waarbij gegevens worden verzameld door middel van
objectieve informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische ervaring en observatie. Empirisch
betekend letterlijk ‘op basis van ervaring’.
Theorie: toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
1.3.1 vier stappen van de wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen
Hypothese: voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek; een bewering over de
relatie tussen variabelen in een onderzoek. Een hypothese moet weerlegbaar (falsificeerbaar) zijn; kan
bewezen worden dat de hypothese juist of onjuist is.
Variabele: in deze context: element dat van invloed is op hetgeen onderzocht wordt (zoals geformuleerd in
de onderzoeksvraag of hypothese).
Operationele definitie: objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk onderzoek
hoort. Operationele definities kunnen concepten die worden bestudeerd herformuleren in gedragsmatige
termen (angst kan bijvoorbeeld operationeel worden gedefinieerd als ‘zich van stimulus afbewegen’).
Operationele definities zijn ook exacte omschrijvingen van de manier waarop een experiment moet worden
uitgevoerd en waarop belangrijk variabelen moeten worden gemeten (aantrekkingskracht kan bijvoorbeeld
worden gemeten door hoelang iemand naar de ander kijkt).
2. Objectieve data verzamelen (toetsen van de hypothese)
Data: informatie, in het bijzonder gegevens die door een onderzoeker zijn verzameld en die worden
gebruikt om een hypothese te toetsen (enkelvoud: datum).
Experimentele conditie: omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de speciale
behandeling worden blootgesteld.
Experimentele groep: proefpersonen die worden blootgesteld aan de speciale behandeling die men
onderzoekt.
Controlegroep: proefpersonen die worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal naast de experimentele
groep. De controlegroep krijgt niet de speciale behandeling waar men meer over wil weten.
Controleconditie: omstandigheden waaraan de leden van de controlegroep tijdens het experiment worden
blootgesteld. Deze condities zijn op bijna elk onderdeel identiek aan de experimentele conditie, met
uitzondering van de speciale behandeling, die alleen de experimentele groep ontvangt.
Onafhankelijke variabele: variabele die zo genoemd wordt omdat de onderzoeker hem onafhankelijk van
alle andere, zorgvuldig gecontroleerde experimentele omstandigheden kan manipuleren.
Afhankelijke variabele: de variabele die wordt gemeten of geobserveerd. Binnen een experiment wordt de
afhankelijke variabele door het manipuleren van de onafhankelijke variabele beïnvloed. De eventuele
variatie in de waarde van de afhankelijke variabele is het effect waarin de onderzoeken geïnteresseerd is.
Randomisering: procedure waarbij volledig door het toeval wordt bepaald of proefpersonen aan de
experimentele groep of aan de controlegroep worden toegewezen; kan ook betrekking hebben op een
procedure binnen een experiment, waarbij de volgorde waarin de stimulus wordt aangeboden volledig door
het toeval wordt bepaald.
3. Resultaten analyseren (en de hypothese accepteren of verwerpen)
Significant: een statische term die aangeeft dat het waarschijnlijk is dat het waargenomen effect niet door
toeval is ontstaan, maar door de onafhankelijke variabele te veranderen.
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren.
Repliceren: een onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden verkregen. Om
bias uit te sluiten wordt replicatie vaak gedaan door iemand anders dan de onderzoeker die het
oorspronkelijke onderzoek uitvoerde.
1.3.2 Vijf soorten psychologisch onderzoek
De reden dat er meer soorten psychologische onderzoeken zijn is dat niet alle hypothesen op zoek zijn naar
oorzaak en gevolg; sommige willen alleen maar populaties beschrijven.
Experiment: type onderzoek waarbij de onderzoeker gebruik maakt van vergelijkbare groepen en alle
omstandigheden controleert en rechtstreeks manipuleert, inclusief de onafhankelijke variabelen. Het
experiment staat bekend aks de enige onderzoeksmethode waarmee een betrouwbare oorzaak-
gevolgreactie (causaliteit) kan worden vastgesteld.
Correlatieonderzoek: vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt bestudeerd zonder een
onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Uit correlatieonderzoek kan geen oorzaak-
gevolgrelatie worden afgeleid.
Geen correlatie: een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen geen relatie hebben met elkaar.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller myrthevanderheijden076. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.37
  • (0)
Add to cart
Added