Tussen de vier domeinen van taal worden twee onderscheidingen
gemaakt:
- Tussen gesproken taal en geschreven taal: Het ene kan je horen en
het andere kan je zien . Beide zijn heel actieve processen.
- Tussen receptieve en productieve processen: receptief is het
betekenis geven aan klanken en tekens (ontvangend). Productief is
het zelf klanken en tekens produceren.
Productief Receptief
Spreken Luisteren
Mondeling
Schrijven Lezen
schriftelijk
- taal heeft verschillende functies
- taal heeft betekenis
- taal heeft een systeem
Taal heeft verschillende functies:
Taal kan 3 functies hebben namelijk: communicatie, greep krijgen op de
werkelijkheid en expressie.
1. Bij communicatie is er sprake van een zender, een boodschap en een
ontvanger. In een communicatieve situatie onderscheiden we aan een
boodschap:
- een zakelijk aspect
- een appellerend aspect
- een relatie tussen zender en ontvanger
- een expressief effect
Bij een zakelijk aspect is het gewoon de letterlijke betekenis van de zin. Bij
het appellerend aspect wordt bedoelt wat de zender van de ontvanger
gedaan wil krijgen. Een zin zegt ook iets over de relatie tussen zender en
ontvanger. Het expressief effect gaat er over dat als je communiceert altijd
een bepaalde indruk over jezelf geeft.
De reactie van de ontvanger noemen we de feedback op de boodschap.
2. Taal is een middel om greep op te krijgen
taal heeft een conceptualiserende functie: je kunt de werkelijkheid
‘vangen’ in concepten die weergeeft in taal. Zo krijg je greep o de
werkelijkheid. Taal is dus een middel om te leren, en daarom is de rol van
taal zo belangrijk voor het overdragen van leerinhouden van andere dan
de taalvakken.
,3. Taal is een expressie middel.
Ieder mens heeft de behoefte zich uit te drukken zoals een dagboek
bijhouden of mailen met een vriend. Maar ook in minder uitgesproken
vormen kun je zien dat de taal een expressiemiddel is, want iedereen is
uniek in zijn mondeling en schriftelijk taalgebruik.
Taal heeft betekenis:
De semantiek is de leer van de betekenis, en het is een van de
ingewikkeldste onderdelen van de taalwetenschap.
Woorden met een afhankelijke betekenis: Datgene waarnaar ze verwijzen
is afhankelijk van iets wat bekend moet zijn: de ontvanger moet weten
waarnaar het verwijst. Dat kan op verschillende manieren:
- Het kan worden afgeleid uit de context
- Het is in de situatie al eerder genoemd: dergelijke woorden zijn
alleen begrijpbaar als ook het antecedent (datgene waarnaar
verwezen wordt) duidelijk of bekend is.
Lexicale woorden en afgeleiden hiervan: zijn woorden met een eigen
betekenis, dat wil zeggen dat een betekenis die niet afhankelijk is van de
context waarin het woord gebruikt wordt. Zoals de woorden lopen of stoel.
Polysemie: verwijst naar het feit dat hetzelfde woord in verschillende
contexten kan leiden tot een verschil in betekenis: het verwijst nog wel
naar dezelfde algemene betekenis, maar geeft er toch een andere nuance
aan. Geld kan bijv. uitgedrukt worden in biljetten/munten, benodigde
hoeveelheid en verschijningsvorm.
Homoniemen en synoniemen: Homoniemen zijn woorden die dezelfde
klank hebben en dezelfde schriftelijke weergave, maar een geheel andere
betekenis (denk aan bank). Het omgekeerde noemen we synoniemen:
woorden die ongeveer dezelfde betekenis hebben maar andere klanken.
Hoe verwijzen woorden naar de werkelijkheid:
Lexicale woorden verwijzen het meest duidelijk en direct naar de
werkelijkheid. Ons concept ‘stoel’ is gelabeld aan een klankvorm die
afhankelijk is van de taal waarin we spreken. Poolse kinderen die
Nederlands leren, kennen wel het concept ‘stoel’, maar hun label is een
woord uit hun eigen taal.
Het woord ‘vrijheid’ roept een aantal woorden op met betekenissen die in
de buurt van het begrip vrijheid zitten. Het geheel van bijbetekenissen
noemen we connotaties. Die connotaties zijn afhankelijk van de cultuur
waarin iemand opgroeit, zijn persoonlijke interesses en contacten, maar
vooral zijn kennis van de wereld.
Taal heeft een systeem:
In dit systeem worden van klein naar groot onderscheiden:
, - Fonologie (spraakklanken of fonemen: klinkers, tweeklanken,
medeklinkers)
Medeklinkers onderscheiden we verder op grond van de plaats in het
stemorgaan waar ze worden gevormd, namelijk in:
o Bilabialen; met beide lippen; p/b/m/w
o Labiodentalen; onderlip en boventanden; f/v
o Dentalen; tongpunt en de achterzijde van boventanden;
t/d/s/z/l/r/n
o Palatalen; tongblad en harde gehemelte; tj/kj/sj/zj/j/nj
o Velaren; tongblad en grens harde en zachte gehemelte;
k/ch/g/ng.
o Explosieve medeklinkers: waarvan je de klank niet lang kunt
aanhouden t/d//p/b/k
o Neusklanken: kunnen langer aangehouden worden m/n/ng
o Glijders: de w/f/v/s/z/l/ch/g
o De h is een stemloze glijder
o De w en de j worden halfvocalen genoemd
- Morfologie (vormleer van woorden: we spreken over woordsoorten,
morfemen, samenstelling, afleidingen en uitgangen).
- Syntaxis (zinsbouw: rangschikking en functie van woorden en
woordgroepen)
- Teksten (opbouw en taalgebruik)
1.2 Taal onderwijs.
De zeven belangrijkste visies op taal onderwijs:
- traditioneel taalonderwijs: taal als een belangrijke drager van onze
cultuur
- thematisch-cursorisch taalonderwijs: taal leren door taal te
gebruiken
- taal bij alle vakken: taal is meer dan materie die geleerd moet
worden, door middel van taal kun je leren.
- communicatief taalonderwijs: centraal dat leerlingen goed
mondeling en schriftelijk kunnen communiceren.
- strategisch taalonderwijs: het uitvoeren van communicatieve taken
strategieën moeten leren beheersen.
- taakgericht taalonderwijs: onderwijs moet plaatsvinden vanuit taken
die leerlingen zelf inhoudelijk interessant vinden.
- interactief taalonderwijs: een tiental uitgangspunten namelijk;
o taalontwikkeling is een emancipatorisch proces
o taalontwikkeling is een sociaal proces
o er is aandacht voor coöperatief leren
o taalontwikkeling is en actief proces
o metacognitie is belangrijk
o het onderwijs is wederkerend
o het onderwijsrepertoire is flexibel
o de instructie is adaptief
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Diandegroot. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.95. You're not tied to anything after your purchase.