100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Medische Kennisgebieden jaar 2, periode 2 $8.04   Add to cart

Summary

Samenvatting Medische Kennisgebieden jaar 2, periode 2

 16 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting Medische Kennisgebieden jaar 2, periode 2 De ouder wordende mens

Preview 4 out of 66  pages

  • October 4, 2021
  • 66
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting MK VT2 Blok 4
Week 1 De algemene veroudering
AF H18.4 Sterven en dood
Anatomisch en fysiologisch kan de veroudering en uiteindelijk het sterven toegeschreven worden aan de endogene en exogene
factoren die ook de voorafgaande menselijke ontwikkelingsgang bepalen.

Sterven
Het huidgevoel is meestal het eerste zintuig dat afsterft; de pijngewaarwording verdwijnt. Het gezichtsvermogen wordt minder,
ook doordat het hoornvlies van de ogen dof en troebel wordt, door het ontbreken van traanvocht. Het gehoor blijft meestal het
langst intact. De circulatie van de stervende wordt slechter. De verst van het hart gelegen lichaamsdelen (handen en voeten) en
de neus koelen snel af. De bloeddruk daalt en de hartslag wordt vlak voordat de dood intreedt snel en onregelmatig. De
ademhaling verloopt traag, onregelmatig en moeizaam. In de luchtwegen hoopt zich slijm op dat niet meer opgehoest kan
worden. De ademhaling wordt reutelend. Het spierweefsel verslapt. Daardoor kan de stervende geen goede lichaamshouding
meer handhaven. Het hoofd zakt op de borst, de mond en ogen zijn halfgeopend, de mogelijkheid tot slikken vermindert. De
stervende verliest vaak de controle over de kringspieren van anus en blaas. De stervende heeft een typische gelaatsuitdrukking
en gelaatsvorm, die de facies hippocratica genoemd wordt: met spitse, bleke en koele neuspunt, spitse kin, ingevallen slapen,
koele oren, slappe, bewegingloze lippen, slaphangende wangen, die met elke ademhaling meebewegen, een bleke tot asgrauwe
huidskleur en koud zweet op het voorhoofd. Wanneer de ademhaling van de stervende ophoudt, blijft het hart gewoonlijk nog
even kloppen. De dood treedt in door zuurstofgebrek in de hersenen.

De overledene
De dood is ingetreden wanneer alle voor het leven belangrijke functies zijn uitgevallen: ademhaling, circulatie, hersenfuncties en
reflexen. De verschijnselen bij de overledene zijn achtereenvolgens:
• Er is geen pupilreflex meer, de ogen zijn dof en troebel;
• Een kwartier na de dood neemt de oogboldruk af en zijn de pupillen niet meer rond;
• 15−30 min. na de dood ontstaan lijkvlekken (ophoping van het stilstaande en deels gestolde bloed in de diepst gelegen
weefsels);
• 2−3 uur na de dood treedt lijkstijfheid op, binnen 12 uur is het lichaam geheel verstijfd (begint bij het hoofd en is het gevolg
van de verstijving van de dwarsgestreepte spieren (komt doordat de actine- en myosinefilamenten in de spierfibrillen
blijvend in elkaar schuiven, dat weer het gevolg is van een hoge calciumconcentratie in de spiercellen. In levende cellen
zorgt een calciumpomp voor de handhaving van de juiste calciumconcentratie en daar is veel energie (dus zuurstof) voor
nodig). Lijkstijfheid verdwijn na ca. 30 uur door ontbinding van eiwitten;
• 24 uur na de dood begint het ontbindingsproces van het lichaam. Wordt veroorzaakt door bacteriën die afkomstig zijn uit
het maag-darmkanaal. Tegelijkertijd komen in de weefsels enzymen vrij die autolyse (zelfvertering) van de cellen
veroorzaken. Ook van buitenaf dringen bacteriën binnen, nu niet langer gehinderd door de afweerbarrières waarover het
levende lichaam beschikte. Bij ontbindingsprocessen treedt gasvorming op. Hierdoor zet de buik van de overledene op.

KP H15.3 Osteoporose
Osteoporose is skeletafwijking met afgenomen botmassa en een toegenomen risico op spontane (niet-traumatische) fracturen.
Jongvolwassenen hebben een piekmassa bot, die bepaald wordt door erfelijke factoren, lichaamsbeweging, zuivelinname en
vitamine D of zonlicht. Daarna neemt de botmassa geleidelijk af, het sterkste verlies treedt op bij vrouwen na de menopauze.

Oorzaken:
• Daling van oestrogenen postmenopauzaal
• Gebruik corticosteroïden
• Gebrek aan beweging, te weinig calciuminname, tekort aan zonlicht, alcoholisme en roken

Verschijnselen:
• Verminderde lichaamslengte
• Klachten door osteoporose treden vaak pas op, als er al fracturen zijn ontstaan
• Lage rugpijn kan komen door ingezakte wervels
• Heupfracturen
• Polsfracturen

Onderzoek:
• Anamnese: risicofactoren en (pijn)klachten of bij verdenking op een fractuur een traumabeschrijving
• Lichamelijk onderzoek: wordt gelet op fractuurtekenen (zwelling, verkleuring, abnormale stand, asdrukpijn)
• Bloedonderzoek: normale waarden van Ca++, fosfaat en parathormoon
• Röntgenfoto: als anamnese en lichamelijk onderzoek wijzen op een fractuur (altijd 2 foto’s; loodrecht op elkaar)
• DEXA-techniek: meten botdichtheid

1

,Behandeling:
Preventie:
• Voldoende lichaamsbeweging (half uur per dag wandelen)
• Voldoende calcium (vooral in zuivelproducten)
• Regelmatig zonlicht
• Vallen voorkomen (o.a. beperken van alcohol en benzodiazepinen)
• Roken stoppen

• Medicatie (is het meest effectief bij ernstige osteoporose, die al tot spontane fracturen heeft geleid)
o Bifofosfonaten: remming botresorptie osteoclasten
o 1000 mg calcium en 800 mg colecalciferol (vitamine D)  kan het beste ’s avonds
o Raloxifen: stimulerend effect receptoren oestrogeen in botten en remming receptoren in borst en baarmoeder.

15.4 Enkele reumatische afwijkingen
Basisbehandeling reumatische aandoeningen:
• Ontlasten en rust
• Onbelaste oefeningen (zwemmen)
• NSAID's/corticosteroïden  werken ontstekingsremmend. Door het analgetisch (pijnstillend) effect kan de patiënt
(onbelast) blijven bewegen. Het ontstekingsremmende effect beperkt de schade aan het gewricht.
• Operatie: als pijn en zwelling aanhouden ondanks ontlasten/rust, onbelaste oefeningen en ontstekingsremmers.

15.4.1 Reumatoïde artritis
• Meest frequente aandoening bij jongvolwassenen en komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
• Vooral metacarpophalangeale (MCP), proximale interphalangeale (PIP) gewrichtjes in handen en
metatarsophalangeale (MTP) gewrichten ontstoken. Dit leidt tot de 5 ontstekingsreacties. Later zijn vooral
contracturen van de handen opvallend.

Oorzaak
Er worden immuuncomplexen tegen de synoviale membranen gevormd door nog onbekende oorzaak. Dat roept een
afweerreactie op van onder meer granulocyten, die het gewicht beschadigd.

Verschijnselen
De verschillende verschijnselen: (diagnose wordt gesteld bij 4 van de 7 criteria)
• Ochtendstijfheid in en rondom gewrichten, gedurende minstens 1 uur
• Polyartritis (weke-delenzwelling van drie of meer gewrichten in onderarm of onderbeen)
• Artritis van hand of pols.
• Symmetrische artritis: links en rechts dezelfde gewrichten aangedaan.
• Reuma noduli (subcutane knobbels bij benige uitsteeksels of in de buurt van een gewricht).
• Reumafactor (aan te tonen met een test).
• Erosies of peri-articulaire ontkalking van de handen op röntgenafbeeldingen.

Onderzoek
• Anamnese: maakt duidelijk dat gewrichtsklachten chronisch zijn en dat een trauma is uitgesloten.
• Inspectie en palpatie: lokale ontstekingsverschijnselen en jaren later opvallende krommingen van vingers.
• Bloedonderzoek: reumafactor of gestegen CRP, leukocytose, gestegen BSE.
• Röntgenafbeeldingen: erosie en ontkalking rond de ontstoken gewrichten.

Therapie
Rusten of ontlasten kan gewrichtsschade beperken en onbelaste oefeningen kunnen verstijving voorkomen.
Medicatie kan bestaan uit:
• Prostaglandineremmers: onderdrukken de ontsteking.
• Corticosteroïden: onderdrukken de ontsteking.
• Disease Modifying Antirheumatic Drugs (DMARD’s): kunnen vanaf begin gegeven worden om ziekte onder controle te
krijgen of pas als de ziekteverschijnselen toenemen ondanks de basisbehandeling.
• Slow Acting Antirheumatic Drugs (SAARD’s): helpen pas na maanden.




2

,Andere behandelingen:
• Synovectomie: verwijdering van het gewrichtsvlies ter verlichting van pijn. Deze synoviale membraan maakt
gewrichtsvloeistof, die wrijving vermindert en het kraakbeen voedt.
• Arthrodese: het gewricht wordt operatief vastgezet en vormt zich een benige, niet pijnlijke verbinding.
• Gewrichtsprothesen: maken een gewricht gewoonlijk pijnloos en goed beweeglijk.

15.4.2 Artrose/Artrosis deformans
Oorzaken:
• Primaire artrose: mogelijk genetische factoren
• Secundaire artrose: verkeerde stand, hemarthros (gewrichtsbloeding), andere reumatische aandoeningen.
Immuuncomplexen bij reumatoïde artritis en uraatkristalletjes bij jicht roepen afweerreacties op. Deze tasten het
gewrichtskraakbeen aan en zo ontstaat secundaire artrose

Verschijnselen:
• Startpijn: hevig na rust en nemen wat af na een paar keer bewegen
• Crepiteren (kraken, schuren) door osteofyten (botuitsteeksels)
• Bewegingsbeperking door pijn of contracturen

Komt vaak voor in een dragend gewricht:
• Coxartrose: heup
• Gonartrose: knie
• Spondylartrose: wervelkolom

Onderzoek:
• Anamnese: (pijn)klachten en risicofactoren bespreken
• Inspectie: bewegingsbeperking, gewoonlijk zonder ontstekingsverschijnselen. Bij beweging is crepiteren te horen
• Röntgenopnamen: versmalde spleet tussen botten, waar het gewrichtskraakbeen dunner is. Osteofyten
• Bloedonderzoek: helpt andere reumatische aandoeningen uit te sluiten, omdat er gewoonlijk geen tekenen van ontsteking
gevonden worden.

Behandeling:
• Afvallen (bij overgewicht)
• Paracetamol/NSAID's
• Corticosteroïden
• Onbelaste oefeningen: om contracturen/verstijving van het gewricht te beperken
• Osteotomie: stand van het gewrichtsdeel wordt veranderd, zodat de belasting beter verdeeld kan worden
• Total-hip/total-knee: prothese die bestaat uit een metalen deel met kop, die glijdt in een kunststof kom
• Artrodese: stijfzetten gewricht

15.4.3 Jicht
Verstoorde stofwisseling van uraat en urinezuur, afbraakproducten van purine uit DNA. Een lokaal te hoge concentratie hiervan
leidt tot de vorming van kristalletjes in gewrichten, onderhuids bindweefsel en urinewegen. Zo ontstaan artritis, tophi en
nierstenen. Jicht komt tienmaal zo vaan voor bij mannen als bij vrouwen.

Oorzaken
• Vertraagde uitscheiding, door bijv. ouderdom, alcoholgebruik, erfelijke factoren of weinig water drinken.
• Te veel vorming van urinezuur of uraat door cytostatica, weefseltrauma of veel vlees eten. Er wordt dan meer DNA
afgebroken.
• Overgewicht kan mogelijk kraakbeenschade veroorzaken, die kristalvorming in het gewricht bevordert.

Verschijnselen
• Jicht begint vaak met een ontsteking van het eerste metatarsophalangeale gewricht.
• Rode, warme, pijnlijke, gezwollen grote teen (kan ook optreden in andere gewrichten).
• Tophi: afzettingen van uraat onderhuids bij gewrichten, boven peesscheden of oorschelp.
• Nierstenen kunnen leiden tot recidiverende urineweginfecties, hematurie (bloederige urine) of koliekpijn door afsluiting van
een ureter.




3

, Onderzoek
• Anamnese: risicofactoren en klachten bespreken
• Lichamelijk onderzoek: gericht op ontstekingsverschijnselen en tophi.
• Bloedonderzoek: uraat/urinezuur controleren, nierfunctie controleren door Na+, K+, kreat en ureum in bloed te bepalen
• Gewrichtspunctie meest zekere manier om jicht vast te stellen, de synoviale vloeistof bevat dan uraatkristallen. Als in de
gewrichtsvloeistof calcium- pyrofosfaat kristalletjes worden gevonden, dan is er sprake van pseudojicht

Behandeling
Behandelingen bij acute jichtaanval:
• NSAID’s: remmen de prostaglandinesynthese
• Colchicine: remmen afgifte chemotactische factoren (stoffen die leukocyten aantrekken)
• Corticosteroïden intra-articulair

Meerdere jichtaanvallen per jaar:
• Allopurinol: blokkeert enzym in de afbraakketen van purine naar urinezuur.
• Benzbromaron: bevordert uitscheiding urinezuur.
• Rasburicase: zorgt voor omzetting van urinezuur in allantoïne.

15.4.4 Ziekte van Bechterev (Spondylitis Ankylopoetica)
Chronische ontsteking van de verbindingen tussen de wervellichamen en de sacro-ilacaal gewrichten. In het begin overheersen
klachten van lage rugpijn. Later kan een verstijving (ankylose) in een voorovergebogen houding ontstaan door verbening van de
annuli fibrosi. Komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Oorzaak is niet bekend, waarschijnlijk wel relatie met erfelijke
factoren (weefseltype B27) en andere aandoeningen (oogontstekingen, psoriasis, ziekte van Crohn en ziekte van Reiter).

Verschijnselen
• Lage rugklachten, ochtendstijfheid en bandgevoel om de borst. (sluipend)
• Geregeld aandoeningen buiten de gewrichten.
• Lordosen van de wervelkolom verdwijnen en bewegingsmogelijkheden nemen af door botvorming langs de ligamenten rond
de corpora vertebrae.

Onderzoek
• Anamnese: (rug)pijnklachten en andere ontstekingsverschijnselen bespreken
• Lichamelijk onderzoek: forse bewegingsbeperkingen van wervelkolom
• Röntgen: sacroileitis (ontsteking si-gewricht) en verkalking van annuli fibrosi te zien.
• Bloedonderzoek: aantonen verhoogde BSE en weefseltype HLA B27.

Behandeling
• Actieve oefentherapie kan verstijving in een voorovergebogen houding voorkomen
• Stevig bed met een harde matras en af en toe liggen op de buik helpen ook de verkromming te beperken.
• Corrigerende operaties aan de wervelkolom.
• Medicatie: fenylbutazon en indomethacine werken vaak goed bij spondylitis ankylopoëtica

FC: H3 Bijwerkingen, interacties en farmacokinetiek
Farmacodynamiek: wat het geneesmiddel met het lichaam doet (therapeutisch effect)
Farmacokinetiek: wat het lichaam met het geneesmiddel doet (absorptie, verdeling, metabolisme, uitscheiding)
Farmacokinetiek legt uit waarom sommige geneesmiddelen rechtstreeks in de bloedbaan moeten worden toegediend, terwijl
andere via andere manieren kunnen worden ingenomen. Het legt ook uit waarom sommige geneesmiddel 1x per dag en andere
vaker moeten worden toegediend.
3.1 Farmacokinetiek: wat het lichaam met het geneesmiddel doet
De reden waarom verschillende geneesmiddelen op verschillende manieren moeten worden toegediend en hoe vaak hangt
samen met de manier waarop het lichaam het geneesmiddel opneemt, metaboliseert en uitscheidt.
Metaboliseren = veranderen door een biochemische reactie
De metabolisering van geneesmiddelen vindt vooral in de lever plaats. de biochemische reactie verandert het geneesmiddel in
metabolieten.

4 fases farmacokinetiek:
1. Het lichaam neemt het geneesmiddel op (absorptie/resorptie)
2. Het lichaam verdeelt het geneesmiddel over de weefsels van het lichaam (distributie)
3. Het lichaam zet het geneesmiddel om (metabolisme)
4. Het lichaam scheidt het geneesmiddel uit (eliminatie/excretie)

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Amanda1703. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76202 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.04
  • (0)
  Add to cart