Bij dezen alle antwoorden van alle zelftoetsen van het boek Taal&Taalwetenschap van Rene Appel. Dit gaat om hoofdstuk 1 tot en met 20. Let op: hoofdstuk 16 en 17 missen. Ik bied de antwoorden ook in 2 aparte gedeeltes aan (1 t/m 10, 11 t/m 20), het geheel is in verhouding goedkoper!
1. Hoe weten we dat de kennis die we hebben over taal geen lijst is van
uitingen die in ons geheugen is opgeslagen?
Taalgebruikers zijn in staat om te beoordelen of een zin wel of niet goed is op
grond van hun kennis van taal, niet uitsluitend op basis van hun geheugen.
Kennis die mensen hebben over taal is onbewust. Het is kennis van een abstract
systeem.
2. Hoe heten de eigenschappen die door alle talen worden gedeeld?
Universalia
3. Wat houdt het verschijnsel van dubbele articulatie in?
Dubbele articulatie heeft betrekking op het feit dat woorden los gezien een
bepaalde betekenis hebben, maar gecombineerd met andere woorden een
complexe boodschap kunnen vormen.
4. Wordt de taal van bijen net als die van mensen gekenmerkt door
creativiteit , in die zin dat er
steeds nieuwe ‘boodschappen’ zijn samen te stellen?
Nee, bijentaal en taal van andere dieren kent geen creativiteit, wat wel een
kenmerkende eigenschap is van mensentaal.
5. Wat zijn onomatopeeën?
Onomatopeeën zijn klanknabootsende woorden, zoals kukeleku, niezen of
tsjilpen, waarvan de klank de betekenis in zekere mate weerspiegelt.
6. Wat zijn kunsttalen? Verschillen ze sterk van natuurlijke, menselijke
talen?
Talen die door mensen bewust ontworpen of geconstrueerd zijn, bv Esperanto.
Kunsttalen hebben een aantal kenmerken die gelijk zijn aan de eigenschappen
van natuurlijke, menselijke talen, zoals het verschijnsel van de dubbele articulatie
en de willekeurigheid van het taalteken. Maar ze verschillen in tenminste twee
opzichten van natuurlijke, menselijke talen. Ten eerste veranderen ze over het
algemeen niet in de loop van de tijd, terwijl natuurlijke talen als het ware levend
zijn. Het tweede verschil heeft te maken met het feit dat kinderen een natuurlijke
taal over het algemeen verwerven van jongs af aan in directe interactie met hun
omgeving. Dit is bij kunsttalen niet het geval. (of beide ouders moeten Esperanto
spreken)
7. Noem enkele verschillen tussen natuurlijke, menselijke talen en
computertalen.
Computertalen zijn niet in de loop der tijd via natuurlijke interactie ontstaan,
maar door iemand doelbewust geconstrueerd. Computertalen hebben een 1 op 1
relatie tussen vorm en betekenis. In een natuurlijke taal kunnen woorden en
zinnen meerdere betekenissen hebben.
8. Zijn gebarentalen te vergelijken met andere natuurlijke, menselijke
talen?
Ook al lijkt er een inhoudelijke relatie te bestaan tussen de vorm van gebaren en
hun betekenis, (iconiciteit van gebaren) toch is die relatie net als bij natuurlijke
menselijke talen vaak volledig arbitrair. Ook kent de gebarentaal vreemde talen,
ze hebben een bepaalde structuur of grammatica en jonge dove kinderen
verwerven een gebarentaal van jongs af aan in interactie met anderen. Ook met
1
,een gebarentaal kun je op elk moment over van alles iets mededelen, vragen,
verzoeken enz.
9. Is het mogelijk om een helder onderscheid te maken tussen enerzijds
complexe talen en anderzijds simpele talen?
In de taalwetenschap gaat men er vanuit dat er niet zo’n verschil te maken is.
Elke taal heeft relatief eenvoudige en moeilijke of ingewikkelde regels en
kenmerken en het is onmogelijk om die te wegen en op te tellen om een
moeilijkheidsgraad vast te kunnen stellen. Bovendien kunnen kinderen elke taal
verwerven, de ene taal net zo makkelijk als de andere.
10. Is er, afgezien van het feit dat er al of niet een schriftsysteem is,
een wezenlijk verschil tussen talen die ook een geschreven vorm
hebben en talen die dat niet hebben?
Talen die geen geschreven vorm hebben, worden in de meeste gevallen
gesproken in minder ontwikkelde gemeenschappen en dus primitieve talen
genoemd. Er zijn echter volgens de taalwetenschap geen primitieve talen. Elke
taal heeft de mogelijkheid om alle betekenissen uit te drukken, die middelen
zullen alleen sterk verschillen.
11.Wat is het verschil tussen ene descriptieve en een prescriptieve
grammatica?
Descriptieve grammatica beschrijft in principe de regels van alle varianten van de
taal, ook van de dialecten.
Prescriptieve grammatica beschrijft niet maar schrijft voor welke vormen van een
taal goed zijn en welke niet en is per definitie conservatief.
12. Noem de taalkundige termen voor de studie van de volgende
onderdelen van de taal:
a) het klanksysteem: fonetiek(klanken)/fonologie(lettergrepen/klemtoon)
b) de structuur van woorden: morfologie
c) de structuur van zinnen: syntaxis
d) betekenis: semantiek
e) taalgebruik in interactie: pragmatiek
2
, Zelftoets hoofdstuk 2
1. Over welke drie soorten kennis moet de taalgebruiker ten minste
beschikken om adequaat te kunnen communiceren?
- kennis van het taalsysteem
- kennis van de wereld
- communicatieve competence (hoe te handelen in taalgebruikssituaties)
2. Wat is het verschil tussen linguïstische competence en performance?
Linguïstische competence is de kennis van het taalsysteem.
Linguïstische performance is het feitelijke gebruik van die kennis.
3. Leg uit waarom een hoorder ondanks het feit dat het spraaksignaal
variabel en continu is doorgaans weinig moeite heeft met het verstaan
van gesproken taal.
Door verschillen tussen sprekers en omstandigheden en het verschijnsel co-
articulatie (uitspraak van klanken wordt beïnvloedt door andere klanken) is het
spraaksignaal variabel. Spraak is ook continu, vaak een lange, ononderbroken
klankenstroomtaalgebruikers zijn in staat om de ontbrekende klankinformatie aan
te vullen vanuit hun kennis van de wereld en de zinscontext.
4. Hoe werkt het zogenaamde ‘primingeffect’?
De context in taal leidt tot snelle herkenning. Als woorden naast elkaar in het
mentale lexicon voorkomen zal een taalgebruiker dit nieuwe woord sneller
herkennen. Dit verschijnsel wordt priming genoemd. Als kanarie sneller herkend
wordt na het wordt kooi, is dat het primingeffect van kooi op kanarie.
5. Wat is het verschil tussen semantische en syntactische strategieën
bij het begrijpen van taal?
Bij syntactische strategieën koppel je nieuwe woorden aan voorafgaande
zinsdelen. Bij semantische strategieën identificeer je de inhoudswoorden in een
zin en stel je op grond daarvan een zinvolle interpretatie op. Je gebruikt je
woordkennis en je kennis van de wereld om zinnen te begrijpen.
6. Welke componenten of fasen kan men onderscheiden in het
spreekproces?
Er zijn vier deelprocessen: spraakherkenning, woordherkenning, zinsontleding en
interpretatie.
Van kleinere eenheden naar grotere gehelen (bottom up) en van grotere gehelen
naar de context (topdown).
7. Wat zijn ‘slips-of-the-hand’? En wat komen we te weten door de
analyse hiervan?
Slips of the hand zijn versprekingen in gebarentaal. Zulke versprekingen geven
aan dat gebaren ook uit losse bouwstenen bestaan zoals de handvorm, de plaats
van het totale gebaar en de beweging.
8. Leg uit waarom het spreken als een ‘incrementeel’ proces kan
worden beschouwd.
Als mensen de ene uiting uitspreken, plannen ze meestal al de volgende. Een
aantal cognitieve spreekprocessen lopen parallel. Als een deel van een uiting
gepland is, wordt al met de formulering ervan begonnen, terwijl de verdere
inhoud van de uiting nog ontwikkeld wordt.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marleenk1993. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.