Hierbij mijn samenvatting van de bestuurlijke kaart van Nederland. Een overzichtelijke samenvatting waarin alle belangrijke aspecten van het boek worden behandeld. Per organisatie/ begrip een kopje gemaakt met belangrijke punten zoals waar deze organisatie uit bestaat, wat de belangrijkste taken hi...
Hi! True, that is also stated in the description:). I didn't need to know that for my test.
By: floortjepolman2004 • 2 year ago
By: tamarascholte • 2 year ago
By: silkekeuning • 2 year ago
By: dyandocter • 2 year ago
Seller
Follow
jonnaknaap
Reviews received
Content preview
DE BESTUURLIJKE KAART VAN NEDERLAND
Hoofdstuk 1 De bestuurlijke kaart van Nederland
Definitie openbaar bestuur leidt tot definitieproblemen:
- Juridisch – alle organisaties met een publiekrechtelijke grondslag tot het openbaar
bestuur. Verenigingen, stichtingen en vennootschappen zijn private organisaties.
- Financiering – bedruipen organisaties zichzelf door contributies/ verkoop, of worden
ze gefinancierd uit algemene middelen zoals belastingen/ premies (publieke
organisatie)
- Doel- of taakstelling – private organisaties behartigen een deelbelang (bv
aandeelhouders), publieke organisaties richten zich op een algemeen belang (bv
onderwijs).
Kenmerken Nederlands openbaar bestuur
- Nederland is een constitutionele monarchie: een koning is staatshoofd. Het handelen
van de koning gebonden aan de grondwet.
- Nederland is een rechtsstaat: NL heeft het legaliteitsbeginsel en burgers beschikken
over grondwetten.
- Nederland kent een gedeeltelijke scheiding der machten: de wetgevende,
uitvoerende en de rechtsprekende macht zijn in sterke mate onafhankelijk van elkaar
en controleren elkaar.
- Nederland heeft een scheiding van kerk en staat: er is geen staatskerk.
- Nederland heeft een parlementair stelsel: de bevolking kiest rechtstreeks het
hoogste besluitvormende orgaan, de Tweede Kamer, waarin de regering
verantwoording schuldig is.
- 1e pijler parlementaire stelsel ministeriële verantwoordelijkheid: de ministers zijn
verantwoordelijk, ook voor het optreden van het staatshoofd en voor het doen en
laten van de rijksambtenaren.
- 2e pijler parlementaire stelsel vertrouwensregel: ministers worden geacht af te
treden zodra zij het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging verloren hebben.
- Het parlementaire stelsel is dualistisch: de volksvertegenwoordiging is onafhankelijk
van de regering, en ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal. Dit
geld ook voor gemeentes, de gemeenteraden en de Provinciale Staten zijn
gescheiden van respectievelijk het college van burgermeester en wethouders en het
college van Gedeputeerde Staten.
- De Nederlands bevolking kiest geen bestuurders: (zoals in de VS) de leden van de
gemeenteraden en de Provinciale Staten benoemen respectievelijk de wethouders
en de gedeputeerden. De Kroon benoemt formeel de ministers, de burgemeesters en
de commissarissen van de Koning.
- Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op een stelsel van evenredige
vertegenwoordiging: het aantal zetels voor een partij is in overeenstemming met de
aanhang van die partij onder de bevolking. Ook is er geen kiesdrempel.
- Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat: enerzijds is er sprake van een
rijksoverheid die zaken aan lagere overheden kan opleggen. Anderzijds zijn er taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden overgedragen naar de lagere overheden.
- Een constitutioneel hof is in Nederland niet aanwezig: hierdoor is er geen
onafhankelijke rechterlijke instantie die wetten toetst aan de Grondwet.
, - Nederland kent geen juryrechtspraak: in Nederland blijft de rechtspraak het
exclusieve domein van onafhankelijke en deskundige rechters.
- Nederland kent een omvangrijk functioneel bestuur: dat wil zeggen dat de
bestuursorganen die een beperkt, wettelijk vastgelegd takenpakket hebben. Een
waterschap is hier een typisch voorbeeld van.
Thorbeckes Grondwet (1848) heeft de grondslag gelegd voor het principe van
ministeriele verantwoordelijkheid en gedecentraliseerde eenheidstaat.
Het Nederlands openbaar bestuur is inclusief te typeren - dat door alle formele en
informele spelregels veel politieke besluiten pas genomen worden als er brede steun
voor bestaat onder de politieke actoren (fracties en maatschappelijke organisaties) =
draagvlak.
De draagkracht van de besluitvorming en de openheid voor nieuwkomers zijn
veelgeprezen elementen van het Nederland openbaar bestuur.
De Nederlandse bestuursstijl is te karakteriseren met behulp van de zes co’s:
- Coalitie
- Collegialiteit
- Compromis
- Consensus
- Coöptatie (snelle opname van nieuwkomers in het bestel)
- Coöperatie
Begrippenlijst
- Publiekrechtelijke grondslag: het bestaan van een organisatie is wettelijk vastgelegd
(bijvoorbeeld een gemeente in de gemeentewet).
- Legaliteitsbeginsel: het overheidshandelen is onderwerpen aan de regels van het
recht, zodat de overheid niet naar willekeur mag handelen
- Representatieve of indirecte democratie: De democratie in Nederland behelst dat de
bevolking vertegenwoordigers kiest die vervolgens de besluiten nemen.
,Hoofdstuk 2 De Nederlandse staat
Kenmerken van het een ‘staat’
- Er is sprake van een specifiek grondgebied (een territorium).
- Er is een bevolking.
- Er is een wettelijke ordening en er is een bestuurlijke organisatie die gezaghebbend
de wet- en regelgeving kan handhaven. Nederland heeft een grondwet en andere
daarop aansluitende wet- en regelgeving en er is een complex van politiek en
bestuurlijke instanties die zich bezighouden met wetgeving, rechtspraak en
beleidsuitvoering. Hieraan gekoppeld is het geweldsmonopolie.
- Een staat is erkend door ander staten. Lidmaatschap van de Verenigde Naties is
internationaal het teken dat er sprake is van een erkende staat. Men spreekt ook wel
van een soevereine staat.
De staat der Nederlanden (juridische term voor NL-overheid) = een rechtspersoon ->
De staat is net als een individu bevoegd rechtshandelingen te verrichten (zoals
burgers belastingaanslagen opleggen).
Koninkrijk der Nederlanden
NL maakt hier deel van uit, samen met Aruba Curaçao en Sint maarten.
- De Nederlandse koning is het staatshoofd van het gehele koninkrijk der
Nederlanden. De andere landen worden vertegenwoordigd door een gouverneur.
- De regering van het koninkrijk - De koning + de raad van ministers (rijksministerraad)
- De raad van ministers - door de koning benoemde (alle Nederlanders) ministers +
drie volmachtigde ministers die worden benoemd door de regering van Aruba
Curaçao en Sint maarten. -> De raad behandeld aangelegenheden die de vier landen
raken.
De wetgevende macht wordt door de regering van het koninkrijk en de Nederlandse
statengeneraal uitgeoefend.
Bewindspersoon
In het Nederlandse kabinet is een bewindspersoon (minister/ secretaris) in het bijzonder
belast met koninkrijksrelaties.
- Deze persoon is bevinden aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK)
- Wordt ondersteund door directoraat- generaal koninkrijksrelaties.
Constitutionele monarchie
Nederland is sinds de grondwet van 1815 een constitutionele monarchie:
- Een staat waarin het koningschap verankerd is in een constitutie.
- De koning staat niet boven de wet, maar is daaraan ondergeschikt
Parlementaire stelsel
Nederland is een democratie waarin de bevolking van 18 jaar en ouder haar hoogste
besluitvormende orgaan kiest: de Tweede Kamer. Dat is de kern van het parlementaire
stelsel dat twee principes kent
, - De koning is onschendbaar en de ministers zijn verantwoordelijk = ministeriële
verantwoordelijkheid.
- Vertrouwensregel. Verlies van vertrouwen, motie van wantrouwen of weigering van
goedkeuring van de begroting van een minister, aftreding minister.
Parlementair stelsel = staatsorganisatie waarin de hoogte bestuursmacht berust bij een
gekozen volksvertegenwoordiging (een parlement).
Kenmerken rechtstaat
De Nederlandse staat is onderworpen aan de regels van het recht
- Al het overheidshandelen dient te zijn gebaseerd op bevoegdheden die zijn
vastgelegd in wetten. De overheid mag niet handelen uit willekeur.
- Er dient sprake te zijn van een machtenscheiding = trias politica. Deze drie zijn
onafhankelijk van elkaar en controleren elkaars functioneren.
- Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen.
- Het bestaan van grondrechten zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, gelijke
behandeling, het recht van vereniging en vergadering, en de vrijheid van godsdienst.
Deze rechten garanderen de burger een staatsvrije (private) sfeer.
- Het bestaan van vrije en onafhankelijke media (persvrijheid). De media zijn de
‘waakhond’ van de rechtsstaat.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Deze term is tegenstrijdig
- Decentralisatie – betrekking op de overdracht van taken en bevoegdheden aan
lagere bestuurslagen
- Eenheidsstaat – wijst op samenhang en coördinatie die centraal van bovenaf wordt
opgelegd
De verhouding tussen deze twee begrippen komt tot uitdrukking in de begrippen autonomie
(decentralisatie), medebewind (decentralisatie) en toezicht (eenheidsstaat).
- Autonomie – gemeente en provincies kunnen zelfstandig regels vaststellen;
zogenoemde autonome verordening die allen binnen hun rechtsgebied geld
(rechtspluralisme).
o De algemene plaatselijke verordeningen (APV’s) kunnen verschillen per
gemeente
- Medebewind – Provincies en gemeente stellen regels op in opdracht van hogere
regeling (Bv bestemmingplannen opstellen). Hierbij moet wet rekening gehouden
worden met regels van hogere orde
- Toezicht - De nationale overheid kan alle besluiten van lagere overheden vernietigen
wanneer die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang (hier zijn ze wel erg
terughoudend in) = repressief toezicht.
Bestuurslagen
Door de indeling in bestuurslagen (de rijksoverheid met twaalf ministeries, de twaalf
provincies en de 355 gemeenten) bestaan er op drie niveaus overheden die afhankelijk van
elkaar zijn en moeten samenwerken. Dit is nodig omdat:
- Samenwerking in de vorm van een duidelijke taakverdeling tussen de bestuurslagen
levert soms belangrijke voordelen op, zo is het meer doelmatig en rechtvaardiger.
, - Samenwerking is gewenst omdat lagere bestuurslagen en met name gemeenten vaak
beter weten wat de problemen op lokaal niveau zijn en waaraan hun inwoners
behoeften hebben.
- Vele problemen waarmee overheden te maken hebben beperken zich niet tot hun
eigen grondgebied zoals op het terrein van het verkeer en vervoer (fileproblemen).
Territoriale indeling
De bestuurlijke indeling van Nederland in Rijk, provincies en gemeenten is een territoriale
indeling.
- Territoriaal/ algemeen bestuur - De drie bestuurslagen hebben een zogenoemde
open huishouding: ze zijn vrij om op verschillende terreinen initiatieven op hun eigen
grondgebied uit te voeren
- Functioneel bestuur – de bestuursorganen zijn beperkt met een in wetten vastgelegd
takenpakket (Bv de waterschappen, dit grondgebied wisselt in omvang).
Begrippen
- Geweldsmonopolie - alleen de staat is bevoegd om geweld te gebruiken om de
openbare orde te kunnen handhaven en de veiligheid van de burgers te beschermen.
- Soevereine staat - een onafhankelijke staat die in het internationaal recht gelijk is
aan alle andere staten.
- Constitutie - geheel van elementaire geschreven en ongeschreven regels – (grond)
wetten en conventies – met betrekking tot de organisatie van de staat. Die regels
kunnen (gedeeltelijk) zijn vastgesteld in een wet: de grondwet
- Functioneel bestuur - bestuur met een beperkt, wettelijk vastgelegd takenpakket.
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat - staatsorganisatie met verschillende
bestuurslagen, waarbij de relatie tussen de bestuurslagen berust op de samenhang
van autonomie, medebewind en toezicht.
- Ministeriële verantwoordelijkheid - ministers zijn verantwoordelijk voor de
handelingen en uitingen van de leden van het Koninklijk Huis en voor het
functioneren van het onder hen vallende ambtelijke apparaat.
- Parlementair stelsel - staatsorganisatie waarin de hoogste bestuursmacht berust bij
een gekozen volksvertegenwoordiging (een parlement).
- Rechtsstaat - staat waarin het overheidshandelen is onderworpen aan de regels van
het recht.
- Scheiding der machten of trias politica - verdeling van de staatsmacht over de
wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, die grotendeels onafhankelijk
van elkaar zijn en elkaar controleren.
- Staat - een grondgebied met een bevolking, wetten, en een bestuursapparaat
waarvan de zelfstandigheid erkend is door andere staten.
- Territoriaal of algemeen bestuur - bestuur met een in principe onbeperkt
takenpakket (open huishouding) binnen het eigen territorium.
- Vertrouwensregel - ministers worden geacht af te treden zodra zij het vertrouwen
van de volksvertegenwoordiging verloren hebben.
, Hoofdstuk 3 De politiek-bestuurlijke instituties
Dualistisch parlementair stelsel
Nederland heeft een dualistisch parlementair stelsel.
- Er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen regering en parlement en alleen
het parlement wordt direct gekozen.
- De Staten-Generaal stelt zich onafhankelijk af ten opzichte van de regering
- Ministers zijn geen lid zijn van de Staten-Generaal
De regering
Volgens artikel 42, lid 1 van de Grondwet vormen de koning + de ministers in Nederland
samen de regering. -> synoniem regering ‘kroon’.
Functie van de koning
Vroeger
- Erg invloedrijk
- Ministers waren aan hem ondergeschikt
Binnen de regering kwam het zwaartepunt meer bij de ministers te liggen -> Nederland
wordt een constitutionele monarchie.
Nu
- Minder invloedrijk
- Nog steeds betrokken bij het regeringsbeleid: hij ontvangt de notulen van de
minsterraadvergaderingen en heeft wekelijks een gesprek met de minister-president.
‘Het geheim van paleis noordeinde’ de opvattingen van de koning over deze
gesprekken zijn geheim.
Kabinetsformatie
Eerst wees de koning een (in)formateur aan, maar nu doet de kamer dat.
- Verkenner – de Kamervoorzitter roept alle fractievoorzitters bijeen en benoemt een
‘verkenner’
- Informateurs – op basis van de bevindingen van de verkenner benoemt de tweede
kamer een of meerdere informateurs
o Die leidt de onderhandelingen voor de vorming van het kabinet, deze is
afkomstig uit de grootste partij en onderzoekt de mogelijkheden tot
samenwerking van twee of meer partijen in een kabinet.
- Bespreking – in de gesprekken die de fractievoorzitters onder leiding van de
informateur voeren komen de programmatische aspecten en de verdeling van de
portefeuilles aan de orde
o = het geheel van verwante beleidsterreinen en of vraagstukken waarvoor een
bewindspersoon (minister of staatssecretaris) verantwoordelijk is
- Formateur (beoogde premier) – wordt aangesteld door de tweede kamer
o Deze rondt de vorming van het kabinet af door voor de verschillende
portefeuilles personen te zoeken.
- De kamer – zij kunnen de informateur/ formateur na afronding van de opdracht
uitnodigen om over het verloop van het kabinet(in)formatie te debatteren.
- Regeerakkoord – na de formatie komt het nieuwe kabinet bijeen om het
regeerakkoord op te stellen en te ondertekenen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jonnaknaap. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.