Morele vragen gaan over goed en kwaad. Over de manier waarop mensen
moeten samenleven. Het woord ‘moraal’ is afgeleid van het woord ‘zede,
of gewoonte’.
Bij moraal gaat het over waarden en normen. Moraal kan gebaseerd zijn
op intuïtie, emotie of rationele overwegingen.
Volgens Verplaetste zijn er vijf verschillende moralen:
De hechtingsmoraal: regelt hoe we omgaan met mensen met wie we
verbonden zijn. Gaat over hechting en empathie.
De geweldsmoraal: regelt hoe we met een bedreigende situatie
omgaan. Geweld is immoreel, niet goed. Wij lossen een conflict
liever op met woorden.
De reinigingsmoraal: regelt dat wij reinheid koppelen aan het
‘goede’ en dat wij besmetting koppelen aan het ‘kwade’.
De samenwerkingsmoraal: de rol waarop mensen met elkaar
samenwerken en waarop ze omgaan met mensen die de
samenwerking bedreigen. Mensen werken samen om daar beter van
te worden.
De beginselenmoraal: bovenstaande moralen zijn instinctief, de
beginselenmoraal is dit niet. Men zoekt naar argumenten om te
onderbouwen waarom een handeling goed of fout is.
Morele kwesties spelen op verschillende niveaus.
- Op microniveau: gaat over de manier waarop je van mens tot mens met
elkaar om moet gaan. Een ander helpen is moreel goed.
- Op mesoniveau: organisaties maken morele keuzes over bijvoorbeeld
de visie van de instelling. Bijvoorbeeld met vrijwilligers werken, dat is
moreel goed.
- Op macroniveau: gaat over de manier waarop de samenleving moet
worden ingericht. Bijvoorbeeld verdeling van welvaart.
Waarden: wat mensen waardevol vinden. Bijvoorbeeld: gezondheid,
betrouwbaarheid.
Normen: handelingsvoorschriften, gedragsregels. Bijv. Niet stelen en niet
te hard rijden.
Verstarring: mensen richten zich sterk op normen. Ze richten zich op
regels en vergeten waarom die regels er zijn.
Er zijn meerdere typen normen:
Fatsoensnormen: ongeschreven regels. Je doet iets wel of niet omdat het
wel of niet gepast is om te doen. Zoals: rond 6 uur eten, op tijd komen op
afspraken, gepaste kleding dragen naar je werk.
Juridische normen: gij zult niet doden. Is wettelijk vastgelegd. Ander
voorbeeld: een patiënt mag in het ziekenhuis zijn of haar dossier inzien.
,Deugden: een goede eigenschap van een persoon leidt er toe dat hij
moreel juist handelt. Moed, zorgzaamheid, naastenliefde, respect. Veel
deugden zijn aan waarden te koppelen. Deze waarden zijn verinnerlijkt en
zijn een onderdeel van het karakter van iemand geworden.
Hoofdstuk 3: Aan het werk met morele problemen
§3.6.4 Belangen
Bij een moreel probleem zijn verschillende partijen betrokken. Een belang
is iets wat belangrijk is voor de betrokkene.
Eigenbelang als egoïsme: betrokkene kijkt alleen naar wat goed voor
hemzelf is. Instinctief. Iemand gebruikt zijn verstand niet. Kan goed
zijn bij bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek. Ook een groep of
organisatie kan egoïstisch handelen, als ze alleen rekening houden
met het groeps- of organisatiebelang.
Welbegrepen eigenbelang: iemand handelt zo dat hij of zij er op de
lange termijn baat bij heeft. Rekening houden met anderen, verstand
gebruiken. Speelt ook op mesoniveau (werkgever wil personeel
gezond houden, dus niet te hard laten werken) of macroniveau
(werkenden betalen een premie voor gezondheidszorg, terwijl ze er
zelf misschien nooit gebruik van maken).
Belang van anderen: opkomen voor de belangen van anderen.
Iemand strijdt tegen de bio-industrie.
Algemeen belang: het gaan om het belang van de samenleving als
geheel. Politieke keuzes zijn belangrijk. Een keuze maken tussen
economische groei of milieubewust handelen. Bij keuzes over
buurthuizen etc wordt rekening gehouden met de belangen van alle
partijen.
Wanneer belangen met elkaar in strijd zijn, maak je een afweging. Het ene
belang kan zwaarder wegen dan een ander belang.
Hoofdstuk 1: Moraal en ethiek
§1.2. Ethiek
Ethiek komt van het woord ethos, dat betekent zede. Ethiek betekent
oorspronkelijk hetzelfde als moraal. Opvattingen over goed en kwaad.
Descriptieve ethiek: beschrijvend. Het gaat over feiten, hoe gedragen
mensen zich.
Prescriptieve/normatieve ethiek: Hoe zouden mensen zich moeten
gedragen.
Beroepsethiek: Bepaalde beroepsgroepen hebben specifieke morele
regels. Bijvoorbeeld het beroepsgeheim (descriptief) en hoe hulpverleners
moreel verantwoord moeten handelen (normatief).
Meta-ethiek: Morele vraagstukken van een hoger abstractieniveau.
, Voorbeeld: moraal is cultuurgebonden, mensen zijn vrij: zijn mensen
moreel verantwoordelijk voor hun handelen?
§1.2.1. Cultureel relativisme of universele waarden
Bepaalde rechten gelden voor alle wereldburgers. UVRM. Toch krijgen niet
alle burgers waar ze recht op hebben. De overheid zorgt voor
voorzieningen zoals onderwijs en veiligheid. Rechten zijn pas nuttig als er
ook plichten tegenover staan. Het moet duidelijk zijn wiens plicht het is om
te zorgen dat iemand krijgt waar hij recht op heeft. Ieder kind heeft recht
op onderwijs, dus er moet voor ieder kind een instantie zijn die de plicht
heeft om onderwijs te verzorgen.
Cultureel relativisme: wat moreel juist of onjuist is wordt door de cultuur
bepaald
Beschrijvend: Feitelijk vaststellen dat in andere culturen andere
normen en waarden gelden. Zonder oordeel eraan: In Afrika komt
vrouwenbesnijdenis voor.
Normatief: In de westerse wereld zien we vrouwenbesnijdenis als
iets slechts, in Afrika is het moreel juist. Een situatie beoordelen
vanuit de waarden die in die cultuur gelden
Kritiekpunten:
- Het leidt tot morele verlamming. Het geeft geen basis van waaruit
morele praktijken bekritiseerd kunnen worden.
- Hervorming wordt verwerpelijk. Het gaat in tegen de culturele
opvattingen die op dat moment heersen.
- Relativisten noemen vaak hun tolerantie voor andere culturen, maar
als alles relatief is, kan tolerantie geen universele waarde zijn.
Universele waarden: er zijn universele waarden die gelden voor iedereen.
Beschrijvend universalisme: overal gelden dezelfde waarden
Normatief universalisme: bepaalde centrale waarden moeten overal
worden aanvaard.
Vrijheid en verantwoordelijkheid: In hoeverre zijn mensen vrij? Als mensen
vrij zijn, kunnen ze verantwoordelijk gehouden worden voor hun daden.
Wanneer iemand met een pistool tegen zijn hoofd wordt gedwongen om
zijn vrienden te verraden, is hij niet verantwoordelijk. Hij heeft geen keuze.
Je bent alleen verantwoordelijk voor je daden als je ook anders had kunnen
handelen. Social Workers ondersteunen cliënten om meer zeggenschap
over hun leven te krijgen.
Wilsvrijheid: Iemand heeft een eigen wil. Iemand maakt zelf keuzes.
Filosoof Kant.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller a199421. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.