1
Tristan van der V. (hierna: ‘de schutter’) was sinds november 2008 in het bezit van een
wapenverlof welke is afgegeven door politiebeambte G05. Deze politiebeambte heeft voor de
verlening hiervan een antecedentenonderzoek verricht maar het natrekken van de eventuele
eerdere weigeringen van het wapenverlof nagelaten. De schutter heeft namelijk in augustus 2005
voor het eerst verlof aangevraagd voor het voorhanden hebben van een vuurwaarpen maar deze is
afgewezen omdat hij in 2003 gering betrokken is geweest bij een incident met een
luchtdrukwapen. De verweerders, bestaande uit: slachtoffers, nabestaanden en winkeliers van de
Ridderhof zijn van mening dat het schietincident dat zich heeft voorgedaan op zaterdag 9 april
2011 in Alphen aan den Rijn het directe gevolg is geweest van deze nalatigheid. Daarom vorderen
zij primair een vergoeding van de schade en subsidiair een verklaring waaruit blijkt dat de
Politieregio onrechtmatig heeft gehandeld bij het verlenen van het wapenverlof. 1 In cassatie staat
de rechtsvraag in hoeverre de norm, als bedoeld in art. 6:163 BW en welke door de Politie is
geschonden, sterkt tot bescherming welke de verweerders hebben geleden centraal.
2
De Rechtbank Den Haag, rechter in eerste aanleg, heeft op 4 februari 2015 de vorderingen
afgewezen. De rechter is van mening dat de schade het directe gevolg is geweest van de schutter
maar de Politieregio Hollands Midden hieraan vooraf wel onrechtmatig heeft gehandeld door het
wapenverlof te verlenen aan de schutter. Dergelijk verlof moet geweigerd worden indien geringe
twijfel bestaat over het misbruiken hiervan.1 Het Gerechtshof te Den Haag heeft op 27 maart 2018
vastgesteld zich aan te sluiten bij de onrechtmatigheid van de verlening van het wapenverlof. Toch
vernietigt zij het vonnis van de rechtbank en wordt de Politieregio Hollands Midden veroordeeld tot
vergoeding van de door appellanten geleden en nog te lijden materiële en immateriële letsel- en
overlijdensschade.2
3
Volgens de relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW) strekt de Wet wapens en munitie niet ter
bescherming van de individuele vermogensbelangen van de verweerders maar het dienen van het
algemeen belang van een veilige samenleving en deze te bevorderen. De Hoge Raad betoogt dat
de Politieregio Hollands Midden niet onbekend was met het verleden van de schutter. Zo was hij in
2003 betrokken bij een luchtdrukwapenincident en is hij in 2006 in bewaring gesteld ingevolgde de
Wet Bopz wegens het hebben van suïcidale gedachten. De Hoge Raad is van mening dat deze
omstandigheden hadden moeten leiden tot een weigering van het wapenverlof. 3
4
De relativiteitsvereiste, zoals beschreven in art. 6:163 BW, beschrijft of de geschonden norm strekt
tot bescherming tegen de schade welke de verweerders die hebben geleden. De vraag of hieraan is
voldaan ‘komt aan op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan
moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en welke wijzen van ontstaan van
schade de daarmee beoogde bescherming strekt’. 3 Het te dienen doel van dit vereiste is de
samenleving in algemene zin te beschermen en de veiligheid te bevorderen. De schade die
verweerders, bestaande uit slachtoffers, nabestaanden en winkeliers van de Ridderhof hebben
geleden bestaan uit materiële en immateriële letsel- en overlijdensschade.
5
De Politieregio Hollands Midden voert aan dat niet is voldaan aan het causaliteitsvereiste in het
verband conidicio sine qua non. Hierin geeft zij aan dat de schutter ook zonder het wapenverlof het
wapen op een andere, illegale wijze tot zijn beschikking zou hebben verkregen. De Hoge Raad
verwerpt het verweer en beschouwt het bewijsaanbod als niet relevant. 3 Mijns inziens had de Hoge
Raad hier ook enkele overwegingen al dan niet conclusies uit mogen trekken mede in verband met
de ernst van de zaak en de impact die het heeft gemaakt in het gehele land. Allereest lijkt de
redenering van het verweer niet onterecht en zou gediscussieerd kunnen worden over het
causaliteitsvereiste. Dat neemt niet weg dat de schutter in het verleden, als beschreven onder punt
drie, geen onbekende is van de Politie en daarom lijkt deze redernering te berusten op de
voorzienbaarheidsleer. De nadruk van de voorzienbaarheidsleer ligt op de handeling, te weten het
schietindicent dat heeft plaatsgevonden op zaterdag 9 april 2011 te Alphen aan den Rijn, die naar
algemene ervaringsregels (en dus het verleden van de schutter) voorzienbaar was. De
verantwoordelijkheid omtrent het bevorderen van de veiligheid van de samenleving ligt echter
mede bij deze Politieregio Hollands Midden en daarom ben ik van mening dat het verlenen van het
wapenverlof een slordigheid is van deze organisatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samanthamirellaberardi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.