Samenvatting, Taal in de bovenbouw
Mondelinge taalvaardigheid:
4.1, 4.2, 4.3 en 4.6 (portaal)
Luistervaardigheid
Er is sprake van luistervaardigheid als de luisteraar in staat is om wat hij hoort te begrijpen,
interpreteren en integreren in eigen kennis en in handelingen om kan zetten.
Een geluidenreeks wordt door de hersenen omgezet tot taalklanken.
Als de taal bekend is gaat dit snel en denken we er niet over na.
Als de taal onbekend is is het complex om de geluidenreeks om te zetten naar taalklanken, omdat de
geluidenreeks niet bekend is bij de luisteraar.
Je kan goed luisteren wanneer er niet alleen sprake is van het verstaan wat de ander zegt, maar
wanneer je ook non-verbale uitingen kan begrijpen van de verteller.
Bij het luisteren horen een aantal aspecten:
- focussen
- hoofd- en bijzaken scheiden
- gericht luisteren
- tussen regels door luisteren
Het taalniveau van de moedertaal en tweede taal ligt niet op hetzelfde taalniveau, als de tweede taal
niet vanaf de geboorte aanwezig was.
Actief luisteren: de luisteraar geeft actieve signalen aan de verteller bij het luisteren, zoals: knikken en
vragen stellen.
Passief luisteren: geen sprake van actieve signalen en hoeft geen rekening te houden met de ander.
Spreekvaardigheid
Elementen van spreken:
- juiste klank productie
- klankenreeks aan betekenis kunnen koppelen
- logische zinnen maken
Mondeling presenteren: het vertellen van een verhaal is van hoger niveau dan spreken. Bij het
presenteren moet de tekst boeiend overgebracht worden, anders komt het niet aan bij de luisteraar.
Niet iedereen ontwikkelt de vaardigheid om goed te vertellen/bespreken, hier zijn namelijk
non-verbale aspecten ook van belang. Met oefening kan er veel ontwikkeld worden bij het
presenteren.
Het beoordelen van een presentatie is ook per individu verschillend. Dit heeft te maken met de
klankkleur, woordkeus, accent en non-verbale signalen van de verteller en de overeenkomst of het
verschil daarin met de beoordelaar.
Gespreksvaardigheid
Bij een gesprek zijn spreekvaardigheid en luistervaardigheid samen van belang. Sprekers worden
luisteraars en luisteraars worden sprekers en dit wisselt zich constant om.
Belangrijke aspecten bij een gesprek:
- non-verbale communicatie, tonen en kijken.
- correcte interpretatie
Bij de gespreksvaardigheid worden gespreksregels ontwikkeld die veelal door omgeving bepaald
worden.
, Het referentiekader:
bestaat uit fundamentele niveaus en streefniveaus. Het fundamentele niveau (1F) is de basis die zo
veel mogelijk leerlingen moeten beheersen. Het streefniveau (1S) heeft iedereen nodig om te kunnen
participeren in de maatschappij.
Voor leerlingen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo gelden de volgende eindniveaus:
- 1F en 2F/1S voor primair onderwijs en speciaal onderwijs
- 2F/1S voor vmbo en mbo 1, 2 en 3
- 3F voor mbo-4 en havo
- 4F voor vwo
Eind groep 8 zouden 75% van de leerlingen voor alle vier de domeinen minimaal niveau 1F moeten
beheersen en zoveel mogelijk niveau 2F/1S.
CAT versus DAT
CAT: Cognitief Academisch Taalgebruik
Taal die vooral op school gebruikt wordt tijdens het leerproces.
DAT: Dagelijks Algemeen Taalgebruik.
Taal die in het dagelijks leven gebruikt wordt met het gezin en vrienden.
Visies op taal
Leerkrachten gaat direct of indirect uit van een visie op wat goed onderwijs in mondelinge
vaardigheden is. Dit moet in heel de school duidelijk zijn om doelstellingen te behalen. Het onderwijs
in mondelinge taalvaardigheid krijgt in Nederland nog niet veel ruimte. Toch is het belangrijk dat er
doelgericht aandacht aan wordt besteed.
Betekenisvol en functioneel in een rijke taalomgeving, zodat de leerling er context aan kan geven. Alle
leerlingen moeten hier de ruimte voor krijgen door het ontstaan interactieve situaties.
Doelen en inhouden
Kerndoelen:
1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,
mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van
informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het
discussiëren.
3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of
opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
Taken volgens referentiekader
Gesprekken
1. Deelnemen aan discussie en overleg.
2. Informatie uitwisselen.
Luisteren
3. Luisteren naar instructies.
4. Luisteren als lid van een live publiek.
5. Luisteren naar radio en televisie en naar gesproken tekst op internet.
Spreken
6. Een monoloog houden.
Fundamentele niveau eind groep 8 1F, streefniveau 1S
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmenderoon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.37. You're not tied to anything after your purchase.