Inleiding. Geschiedfilosofie is een down to earth vak omdat mensen nu eenmaal leven met
geschiedenis, in het groot en in het klein. Geschiedfilosofie is een vorm van reflectie op wat het
betekent in en met geschiedenis te leven.
1 Wat is geschiedfilosofie?
1.1 Josef Knecht. Twee hoofdthema’s waarmee de geschiedfilosofie zich sinds het midden van
de 19e eeuw mee bezig heeft gehouden: wat is geschiedenis eigenlijk? (de zin van de
geschiedenis ligt midden in de werkelijkheid van alle dag) De vraag naar de studie van het
verleden. Geschiedfilosofie beperkt zich niet tot reflectie op de studie van geschiedenis in het
groot, maar heeft ook betrekking op iedereen die zich door het verleden voelt aangetrokken,
bedrogen, gestempeld of verstoten.
1.2 Substantiële en analytische geschiedfilosofie. Historia kan historia res gestae (de loop der
dingen; historische werkelijkheid) of historia rerum gestarum (de verhalen die mensen over
deze loop der dingen vertellen; studie van het verleden/wat mensen over dit verleden beweren)
betekenen.
Voorbeelden van de eerste stroming: Augustinus was geschiedenis een toneel van Gods
handelen. Hij interpreteerde de menselijke geschiedenis vanuit een bijbels perspectief en legde
hiermee de grondslag voor een christelijke geschiedfilosofie die het denken over de historische
werkelijkheid in Europa meer dan duizend jaar zou domineren. In het tweede domein (historia
rerum gestarum) gaan geschiedfilosofen na waaruit historisch denken bestaat. Ze leggen zich
toe op een conceptuele analyse van historisch denken. Ze proberen betekenislagen te
ontwarren en uit te inden hoe deze op elkaar inwerken. Hegel. Hij geloofde in de vooruitgang
van de geschiedenis en geloofde de sleutel tot deze vooruitgang te hebben gevonden in wat hij
de alsmaar groeiende zelfkennis van de rede noemde. Deze rede dient zich volgens hem in twee
gestalten aan.
- Objectieve geest (orde en regelmaat in de natuur wijzen op een rede die in de
werkelijkheid zelf aan het werk is)
- Subjectieve geest (de menselijke rede, die de werkelijkheid kritisch onder de loep
neemt)
Het zijn twee zijden van dezelfde medaille; verschijningsvormen van één en dezelfde rede. De
geschiedenis is voor hem een evolutionair proces waarin de scheiding tussen subject (mens) en
object (wereld) geleidelijk wordt opgeheven.
Voorbeelden van de tweede stroming: Rickert. Verschil tussen natuurwettenschappen
(generaliserende methode – hun experimenten hebben ten doel wetmatigheden op het spoor
te komen die op de hele fysieke werkelijkheid betrekking hebben) en historici en andere
geesteswetenschappen (individualiserende methode – gericht op het eigene van een enkel idee,
uniek voorwerp of onvervangbaar individu). Rüsen. Volgens hem is het historisch denken een
complex samenspel van ten minste vijf dimensies.
- Semantische operatie (woorden worden gedefinieerd)
- Cognitieve dimensie (een behoefte aan kennis omtrent het verleden)
- Esthetisch aspect (deze kennis wordt vastgelegd en overgedragen)
- Retorische dimensie (lessen die zo’n geschiedverhaal zijn lezers wil leren)
- Politieke dimensie (conservatieve trekjes van een verhaal dat de geschiedenis zó
voorstelt dat mensen er weinig aan kunnen veranderen of op de progressieve
1
, ondertoon van verhalen die de geschiedenis typeren als een constant proces van
ontvoogding)
Beide stromingen worden onderscheiden door hun verschillende objecten en ze stellen ook
beide verschillende vragen. (21)
1.3 Een moeizame geschiedenis. Analytische geschiedfilosofie, ontstaan in de 18e eeuw, kwam
pas in de 19e eeuw tot bloei. Dit kwam doordat mensen op zoek gingen naar historische wortels
en omdat de natuurwetenschappen een glorieuze opgang maakten. Hoe populairder het genre,
des te feller ook de kritiek. Substantiële geschiedfilosofie ging niet tot het verleden behoren,
omdat het genre beoefend bleef en omdat geschiedfilosofen aantoonden dat metafysische
aannemen over de aarde van de historia res gestae onvermijdelijk zijn voor wie iets over het
verleden of de studie daarvan wil zeggen. Metahistory, een boek van Hayden White, is een
synoniem voor substantiële geschiedfilosofie.
1.4 Een tweeledige traditie. Er is een onderscheid tussen analytische en substantiële
geschiedfilosofie, maar om drie redenen kan je ze beter dicht bij elkaar houden, omdat ze niet
van elkaar gescheiden kunnen worden.
- Niemand kan over de historia rerum gestarum nadenken zonder tegelijk op de historia
res gestae te reflecteren
- Het denken staat niet tegenover de werkelijkheid, maar maakt daarvan deel uit
- Veel geschiedfilosofen laten zich niet gemakkelijk in één van beide hokjes stoppen
1.5 Theorie, methodologie en historiografie.
- Waarom spreekt dit boek over geschiedfilosofie en niet, zoals ook wel gebeurt, over
geschiedtheorie? Geschiedtheorie is een ander woord voor analytische
geschiedfilosofie. Dit boek kiest voor drie redenen voor geschiedfilosofie
Internationaal het meest ingeburgerd
Het historisch denken benaderen vanuit een filosofisch perspectief
Niet beperken tot de analytische onderafdeling
- Wat is het verschil tussen geschiedfilosofie en historische methodologie? De tweede
gaat over knowledge how (kennis van het ‘hoe’ van deugdelijk historisch onderzoek) en
de eerste gaat over knowledge that (analyseert wat historisch denken is)
- Hoe verhoudt geschiedfilosofie zich tot de historiografie of de geschiedenis van de
geschiedschrijving? De grens tussen wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk
historisch denken is vervaagd en de historiografen maken tegenwoordig korte metten
met het eurocentrisme van hun voorgangers. Beide vakken vertonen overlap: beide
bestuderen het historisch denken. Het object en de werkwijze overlappen.
2 Wat is het verleden?
2.1 De middeleeuwse kruiskerk. Historische sensatie is het gevoel dat je een mystieke ervaring
van onmiddellijk contact met het verleden hebt. Nu vier visies bespreken hoe je naar het
verleden kan kijken.
2.2 Het chronologische verleden. Jaarwisselingen bewijzen hoe diepgeworteld de neiging is om
verleden, heden en toekomst te definiëren aan de hand van klok en kalender. Het onderscheid
tussen heden en verleden kan ook afhankelijk zijn van de context en van de tijdschaal die in
2
, deze context als passend wordt ervaren. Maar een gebeurtenis of ontwikkeling moet je van
enige afstand kunnen bezien. Dit noemt met de historische afstand. Dit kan je in temporele
termen meten (tijd), affectieve afstand (een meer of minder grote betrokkenheid op een
historisch thema) en discursieve afstand (zit je als onderzoeker of als lezer een historisch
personage op de houd of kijk je juist naar grotere structuren en lange termijnontwikkelingen?).
2.3 Het voltooide verleden. Je kan het op twee manieren opvatten: als een reeks homogene
tijdperken of als een verzameling van ongelijksoortige, elkaar deels overlappende, deels
aanvullende lagen. Dit tijdperkdenken heeft door het historisme in de 19e eeuw een grote
invloed uitgeoefend op de geschiedschrijving. Historisme bestaat uit ontwikkeling (vanuit je
historische wortels begrepen worden) en individualiteit (elk moment in deze ontwikkeling had
iets eigens). Een tijdperk heeft haar eigen karakteristiek en het is de taak van de historicus deze
eigenheid op het spoor te komen. Het verleden is geen stoet van tijdperken – beweren mensen
– maar een opeenstapeling van lagen.
2.4 Het vreemde verleden. Het verleden dat zich van het heden onderscheidt door zijn anders-
zijn. De vreemdheid van het verleden is een gevolg van menselijk handelen, beweren Ankersmit
(onbedoelde gevolgen) en Fasolt (bedoelingen).
2.5 Het aanwezige verleden. Een relict uit een verleden dat in chronologische zin wel voorbij is,
maar in materieel opzicht nog altijd aanwezig is. Zulk erfgoed kan ook immaterieel van aard zijn;
tradities zijn hier de meest zichtbare vormen van.
2.6 De constructie van het verleden. Het chronologische verleden verwijst naar dingen, maar ze
zijn als zodanig voorbij. Het voltooide verleden zijn samenhangende perioden, eenheden of
lagen in het historische proces.
3 Relaties met het verleden
3.1 Waarom het verleden trekt. Mensen hebben verschillende redenen om zich voor het
verleden te interesseren en onderhouden ten gevolge hiervan uiteenlopende relaties met het
verleden: economisch, esthetisch, politiek of kennis/begrip.
3.2 Relaties en hun doelen. Net als Rüsen beklemtoont Day dat deze relaties op elkaar inwerken
en nooit in afzondering van elkaar bestaan. Er zijn ten minste vijf relaties met het verleden die je
kunt onderscheiden. Aan deze lijst vallen twee dingen op: ze maakt geen aanspraak op
volledigheid. Daarnaast heeft de lijst onmiskenbaar een ideaaltypisch karakter. Ideaaltypische
onderscheidingen zijn onderscheidingen die zich in werkelijkheid nooit zo voordoen, maar die
een analyse van deze werkelijkheid helpen mogelijk te maken. Hoe onderscheiden deze relaties
zich van elkaar? Ze hebben allemaal een ander doel voor ogen. De epistemische doelen
verhouden zich als ‘weten dat’ (kennis) tot ‘weten waarom’ (begrip). Dus een epistemische
relatie kan zowel kennis als begrip nastreven.
3.3 Een heuristisch model. Het model heeft universele pretenties. Zulke tijdloze modellen zijn
gemeengoed in zowel de geschiedwetenschap als de geschiedfilosofie. Weber maakt een
onderscheid tussen bureaucratisch en charismatisch leiderschap. Deze hebben niet ten doel een
inhoudelijke uitspraak te doen over het leiderschap, maar willen historici helpen de
eigenaardigheden van deze leiders in het vizier te krijgen. Het heeft een heuristisch karakter, in
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Si29. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.