1.1
Indeling van het plantenrijk
Inzichten:
Het plantenrijk is zeer divers Toch hebben de meeste planten een
gemeenschappelijk kenmerk: de aanwezigheid van bladgroen. Het
bladgroen speelt een belangrijke rol bij fotosynthese. Dit is het proces dat
planten in staat stelt om met behulp van zonlicht hun eigen voedsel te
maken.
De indeling van planten is gebaseerd op de mate van verwantschap. De
bouw van planten en de wijze waarop ze zich voortplanten, vormen
karakteristieke kenmerken die gebruikt worden bij de indeling in
hoofdgroepen.
Hoofdgroepen waarvan de planten een eenvoudige bouw hebben, zoals
wieren en mossen, leven in het water of hebben een vochtige omgeving
nodig om te kunnen overleven. Ze hebben geen vaatbundels: een
transportsysteem waarmee planten water en voedingsstoffen van het
ene deel van de plant naar het andere kunnen brengen.
Hoofdgroepen waarvan de planten een meer complexe bouw hebben,
zoals paardenstaarten, varens en zaadplanten, beschikken wel over
vaatbundels. Meer dan de mossen (en algen) zijn deze vaatplanten
aangepast aan het leven op het land.
1.1.1 de groene wereld van de planten
Planten hebben een groene kleur door het bladgroen dat in de cellen van
planten zit. Als een plant bladeren heeft, zit het bladgroen voornamelijk in de
bladeren. Bladgroen speelt een belangrijke rol bij de fotosynthese. Dit is het
proces dat planten in staat stelt om met behulp van zonlicht hun eigen voedsel
te maken. Er zijn meer dan 500.000 verschillende plantensoorten. Deze
diversiteit aan soorten in het plantenrijk kun je indelen in een aantal hoofd- en
subgroepen. Deze indeling is gebaseerd op de mate van verwantschap tussen
soorten. 5 belangrijke hoofdgroepen zijn:
Wieren (algen)
Mossen
Paardenstaarten
Varens
Zaadplanten
De bouw van planten en de manier waarop ze zicht voortplanten, vormen
karakteristieke kenmerken die gebruikt worden bij de indeling van het
plantenrijk.
1.1.2 Wieren (algen)
Wieren:
eenvoudig bouw
hebben geen echte wortels, stengels en bladeren
1
, maken eigen voedsel door fotosynthese
leveren meer dan de helft van de zuurstof in de atmosfeer
Je hebt eencellige wieren: Deze zijn zo klein (algen) dat je ze alleen onder een
microscoop ziet. De groene aanslag op de ruit van een aquarium bestaat uit
een laagje van deze algen.
Je hebt meercellige wieren: Deze hebben lange draden en hebben soms zelfs
bladachtige vormen.
Flap = verzamelnaam voor allerlei draadvormige wieren die je vooral in
overbemeste sloten ziet.
Sommige algen komen ook op het land voor. Zoals eencellige boomalgen. Dit is
een groene laag die je bijvoorbeeld op bomen ziet. Deze algen overleven het
beste onder vochtige omstandigheden.
Korstmossen
Naast de groene laag van algen, zie je vaak dat een boomstam begroeid is met
grijsgroene plakkaten of 'korsten'.Dit zijn korstmossen. De meeste korstmossen
hebben een grijsgroene kleur, maar er zijn ook soorten met andere kleuren. Er
zijn korstvormige, bladvormige en struikvormige soorten. Een korstmos is een
samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel en behoort daardoor dus
niet tot de mossen. Beide organisme hebben voordeel van deze
samenlevingsvorm, ook wel symbiose genoemd. Een alg levert voedingsstoffen
aan de schimmel die zelf geen voedingsstoffen kan maken uit zonlicht. Een
schimmel houdt vocht en mineralen vast en beschermt de alg tegen uitdroging.
Korstmossen zijn afhankelijk van regenwater en gevoelig voor vervuilende
stoffen in het regenwater of in de lucht.
1.1.3 Mossen
Kenmerken mossen:
landplanten
hebben vochtige omgeving nodig
geen transportsysteem van vaatbundels waarmee ze water vanuit de
bodem naar boven kunnen transporteren.
Geen echte wortels, maar soort haartjes.
Nemen water op via hun dunne, eenvoudige blaadjes
groeien in groepen (kussentjes) bij elkaar om het water vast te houden
en verdamping tegen te gaan.
Ten behoeve van de voortplanting produceren mosplanten zogenoemde
sporendragers of sporenkapsels. Sporen zijn kleiner dan zaden. Ze bevatten
geen embryonaal plantje en reservevoedsel zoals de zaden van zaadplanten.
Sporten bestaan enkel uit erfelijk materiaal, omgeven door een omhulsel. Bij
droog weer worden de lichte sporen via de lucht verspreid. Als een spore op
een geschikte plaats terechtkomt, groeit deze uit tot een dun draadje van
cellen, waaruit weer nieuwe mosplanten kunnen groeien.
1.1.4 Paardenstaarten
Kenmerken paardenstaarten:
2
, hebben echte wortels.
Hun bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die uitdroging
tegengaat.
Stengels en bladeren bevatten vaatbundels waarmee water en
vosdingesstoffen door de plant kunnen worden getransporteerd. En
houtachtig materiaal dat zorgt voor stevigheid.
1.1.5 Varens
Kenmerken varens:
Varens groeien uit een wortelstok
ze hebben grote veernervige bladeren.
Aan de onderkant van het blad bevinden zich de sporendragers.
1.1.6 Zaadplanten
Kenmerken zaadplanten:
kunnen goed overleven op droog land.
Hebben een uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels die water en
voedingsstoffen door de plant kunnen vervoeren.
Stengels en bladeren hebben een wasachtige laag waardoor uitdroging
wordt tegengegaan.
Zaadplanten kunnen het grootst worden van de 5 groepen, doordat zij
een verstevigde stengel hebben.
Stevig wortelstelsel is noodzakelijk om voldoende water op te kunnen
nemen.
Voortplanten dmv zaden.
De zaadplanten planten zich voort door middel van zaden, terwijl varens en
mossen sporen vormen. Een zaad is groter dan een spore en bevat een
embryonaal plantje met voedsel voor de kiemperiode.
Zaadplanten kun je verdelen in twee subgroepen: de coniferen en de
bloemplanten. De indeling is gebaseerd op de manier waarop de zaden
gevormd worden.
Coniferen (naaktzadigen)
Coniferen hebben geen bloemen en vruchten, maar hun zaden ontwikkelen
zich op de houtige schubbel van kegels. Coniferen noem je ook wel
naaktzadige omdat de zaden zich niet in een vrucht ontwikkelen, zoals bij de
bedektzadige, maar op een bloot op de schubben van kegels liggen.
Bloemplanten (bedektzadige)
Bloemplanten maken 80% van alle plantensoorten op aarde uit. Tot de groep
behoren loofbomen, struiken en kruidachtige planten. Een kenmerk van
kruidachtige planten is dat hun stengels na elk groeiseizoen afsterven.
Bloemplanten hebben bloemen die een centrale rol spelen bij de voortplanting.
Stuifmeel van de ene bloem moet bij een soortgenoot terechtkomen. Als de
bestuiving heeft plaatsgevonden vindt de bevruchting plaats in het
vruchtbeginsel van de bloem. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht met
daarin het rijpe zaad. Daarom noemt men bloemplanten ook wel bedektzadige.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Cynthiaaaaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.