100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting goederenrecht HBO-Rechten, Saxion Enschede $6.86   Add to cart

Summary

Samenvatting goederenrecht HBO-Rechten, Saxion Enschede

 23 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een uitgebreide, complete samenvatting van het boek 'Praktisch goederenrecht'.

Preview 5 out of 48  pages

  • Yes
  • October 8, 2021
  • 48
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
GOEDERENRECHT
SAMENVATTING LITERATUUR
Saxion Enschede




Meike Kok

,Hoofdstuk 1: Basisbegrippen van het goederenrecht


Het goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht. Het
vermogensrecht is een van de twee hoofdonderdelen van het privaatrecht en regelt de verhoudingen
tussen burgers onderling die op geld waardeerbaar zijn.

1.1 Goederen, zaken en vermogensrechten
Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Er bestaan dus twee
goederen, namelijk: zaken en vermogensrechten.

Volgens art. 3:2 BW zijn zaken ‘de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’. Zaken
moeten dus aan twee criteria voldoen, namelijk:
1. Voor menselijke beheersing vatbaar.
Iets is voor menselijke beheersing vatbaar, wanneer we het kunnen vastpakken en er macht
of controle over kunnen uitoefenen.
2. Een stoffelijk object.
Een stoffelijk object wil zeggen een voorwerp dat uit een bepaald materiaal, een bepaalde
stof bestaat.

Volgens art. 3:2a lid 1 BW zijn dieren geen zaken. Uit lid 2 van dit artikel volgt dat regels met
betrekking tot zaken in beginsel ook op dieren van toepassing zijn.

Vermogensrechten worden omschreven in art. 3:6 BW  ‘Rechten die, hetzij afzonderlijk tezamen
met een ander recht overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel,
zijn vermogensrechten.’

Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde. Dat wil zeggen: een recht met bepaalde
waarde die in geld is uit te drukken. Art. 3:6 BW bestaat uit verschillende onderdelen:
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; of
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen; of
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.

Er zijn dus drie categorieën vermogensrechten.
- In de eerste plaats kan het gaan om rechten die overgedragen worden. De overdracht kan
zowel zelfstandig plaatsvinden als tezamen met een ander recht. Hiermee wordt bedoeld dat
de eigenaar van een bepaald recht dit recht aan een ander mag overgeven. Voorbeeld is een
eigendomsrecht of vorderingsrecht; beide rechten kunnen. Door de eigenaar aan een ander
worden overgedragen.
- Ten tweede zijn vermogensrechten rechten die erop gericht zijn de rechthebbende, dit is
meestal de eigenaar, stoffelijk (materieel) voordeel te verstrekken. Bijvoorbeeld: recht op
smartengeld, recht op gebruik van een vermogensrecht.
- Ten derde zijn vermogensrechten rechten die zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel of
in ruil voor toegezegd stoffelijk voordeel.

1.2 Roerende en onroerende zaken
Zaken kunnen worden onderverdeeld in roerende en onroerende zaken. In art. 3:3 lid 1 BW worden
onroerende zaken als volgt omschreven: ‘Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen,



1

,de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de
grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.’

Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn. Art. 3:3 lid 1 BW onderscheidt de volgende
categorieën onroerende zaken:
- De grond. Bijvoorbeeld: de tuin, een weiland, een park.
- Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen. Delfstoffen zijn gesteenten en mineralen met een
bepaalde gebruikswaarde, die uit de grond worden gewonnen.
- Beplantingen die met de grond zijn verenigd. Dit zijn bomen, struiken, planten. Dus: een plant
in de grond is een onroerende zaak, maar een plant in een pot een roerende zaak.
- Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd. Hiermee worden gebouwen bedoeld
die duurzaam op of in de grond zijn gebouwd en niet zomaar te verplaatsen zijn. Elk gebouw
dat op of in de grond is gebouwd, is een onroerende zaak.
- Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Werken kunnen zijn: bouwsels die geen
gebouw zijn, kunstwerken, stellages. Vereist is dat ze duurzaam vaststaan op of in de grond.
- Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam met de
grond zijn verenigd. Hiermee worden gebouwen en werken bedoeld die zelf niet duurzaam
met de grond zijn verenigd, maar die aan andere gebouwen en/of werken ‘vastzitten’ en
door die verbinding met duurzaam met de grond zijn verenigd.

Niet altijd is duidelijk of iets een roerende of onroerende zaak is. Vaak wordt deze beslissing
genomen door de Hoge Raad. Een voorbeeld hiervan is  Portacabin-arrest. De portacabin is een
onroerende zaak.

Art. 3:3 lid 2 BW bepaalt dat roerende zaken alle zaken zijn die niet onroerend zijn. Het zijn zaken die
verplaatsbaar zijn.

1.3 Hoofdzaak en bestanddeel
In art. 3:4 BW wordt het begrip bestanddeel beschreven. Volgens lid 1 is een bestanddeel alles wat
volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Met verkeersopvatting wordt het
maatschappelijk verkeerd bedoeld. Het gaat om een mening die op een bepaald moment door het
merendeel van de samenleving wordt onderschreven. Een bestanddeel is dus iets waarvan wij als
maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een andere zaak. Die andere zaak is een hoofdzaak.

Lid 2 van art. 3:4 BW geeft een tweede omschrijving van het begrip bestanddeel: ‘Een zaak die met
een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de
hoofdzaak’.

Dit artikel duidt op de situatie dat een zaak met een andere zaak wordt verbonden en daar niet meer
van kan worden afgescheiden zonder dat er beschadiging optreedt. Kortom gezegd: een hoofdzaak
en een bestanddeel vormen in juridisch opzicht één geheel.

1.4 Registergoederen en niet-registergoederen
Registergoederen worden in art. 3:10 BW omschreven als: ‘goederen voor welker overdracht of
vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.’

Registergoederen zijn goederen. Goederen zijn zowel zaken als vermogensrechten en zaken kunnen
onderverdeeld worden in roerende en onroerende zaken. Het tweede vereiste van art. 3:10 BW is
dat voor de overdracht of de vestiging van deze categorie goederen inschrijving in openbare registers
noodzakelijk is. Overdracht wil zeggen dat het goed van de ene persoon overgaat op de andere. Er


2

,kan ook gesproken worden over vestiging. Openbare registers zijn registers die voor iedereen
toegankelijk zijn (art. 3:16 BW).

In de wet is opgenomen welke goederen wel of niet ingeschreven moeten worden in de registers.
Ook of de overdracht of vestiging moet worden ingeschreven. Onroerende zaken zijn altijd
registergoederen. Voor de overdracht of vestiging ervan is inschrijving in de openbare registers
namelijk noodzakelijk. Het Kadaster is de instantie die de openbare registers voor onroerende zaken
bijhoudt en die ervoor zorg draagt dat de gegevens van overdracht of vestiging worden ingeschreven.
Naast onroerende zaken zijn vliegtuigen en bepaalde schepen ook registergoederen.

Voorbeelden:
- Huis
- Bedrijfsgebouw
- Een stuk grond
- Grote schepen
- Vliegtuigen

Niet-registergoederen zijn alle goederen die geen registergoed zijn.

1.5 Natuurlijke en burgerlijke vruchten
In art. 3:9 lid 1 BW omschrijft natuurlijke vruchten als ‘zaken die volgens verkeersopvatting als
vruchten van andere zaken worden aangemerkt.’ Er zijn dus twee vereisten:
- Het zijn zaken
- Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken aangemerkt.

Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden (art.
3:9 lid 4 BW).

Volgens art. 3:9 lid 2 BW zijn dit rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen
worden aangemerkt. Er zijn twee vereisten:
- Het zijn rechten.
- Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt.

Met rechten worden in dit geval vermogensrechten bedoeld. Dat wil zeggen, rechten die op geld
waardeerbaar zijn en die kunnen worden overgedragen. Volgens het tweede vereiste kan het best
aan de hand van een aantal voorbeelden worden uitgelegd:
- De rente over een geldbedrag dat op een spaarrekening staat.
- De huuropbrengst van een woning.

Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt (art. 3:9
lid 4 BW).

1.6 Goede trouw
In art. 3:11 BW wordt uitgelegd dat goede trouw van een persoon in de volgende gevallen ontbreekt:
- Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende
(bijvoorbeeld een gestolen telefoon doorverkopen);
- Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde
te kennen (tweedehandsauto goedkoop kopen bij een louche handelaar. Je hebt dan al door
dat iets niet helemaal klopt, maar doet er niks mee).




3

, Als je denkt dat iets niet klopt, heb je een zekere onderzoeksplicht. Heb je onderzoek gedaan, maar
klopte dat niet? Dan kun je je beroepen op goede trouw. Je hebt er dan immers alles aan gedaan om
te weten te komen of alles in orde was, voordat je het product kocht.

Doet zich een situatie voor waarin onderzoek niet mogelijk was, dan betekent dat niet automatisch
dat je te goeder trouw bent. Ook in dat geval kan je verweten worden dat je de feiten had behoren
te kennen.


Hoofdstuk 2: Absolute rechten en relatieve rechten


2.1 Inleiding absolute rechten
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus zowel een recht
op een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn. Een absoluut recht geldt ten opzichte van
iedereen. Het geeft de rechthebbende de bevoegdheid om een bepaalde heerschappij over het
betreffende goed uit te oefenen. Met andere woorden: de rechthebbende kan bepalen wat hij met
het goed doet.

Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het zijn rechten die slechts
tegenover een bepaalde persoon werken; relatieve rechten gelden dus niet ten opzichte van
eenieder.

2.2 Kenmerken absolute rechten
Er zijn in totaal acht absolute rechten, die staan beschreven in Boek 3 en Boek van het Burgerlijk
Wetboek

Boek 3:
1. Vruchtgebruik (art. 3:201 BW)
2. Pand (art. 3:227 BW)
3. Hypotheek (art. 3:227 BW)
Boek 5:
1. Eigendom (art. 5:1 BW)
2. Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW)
3. Erfpacht (art. 5:85 BW)
4. Opstal (art. 5:101 BW)
5. Appartement (art. 5:106 BW)

Behalve dat absolute rechten jegens eenieder werken, zijn er nog andere rechtsgevolgen verbonden
aan deze rechten:
- Zaaksgevolg – droit de suite
Absolute rechten hebben zaaksgevolg. Zaaksgevolg houdt in dat het absolute recht op een
goed blijft bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet meer in de macht van de
rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het goed waarop het rust.
- Prioriteitsbeginsel – droit de priorite
Voorts is op absolute rechten het prioriteitsbeginsel van toepassing. Ingeval er meer dan een
absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde absolute recht voor een
later gevestigd absoluut recht.
- Bevoorrechte positie – droit de préference
Daarnaast neemt de rechthebbende van een absoluut recht op een goed een bevoorrechte
positie in bij een faillissement van een ander. Wanneer een persoon of een bedrijf failliet
gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar goederen in het faillissement. Bevinden zich op dat

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meikekok. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.86. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.86  1x  sold
  • (0)
  Add to cart