Samenvatting van het hele boek Economie integraal VWO leeropgavenboek 1 (H1 t/m H6) + BBP, conjunctuur & geldscheppen. Zowel te gebruiken voor 4VWO als voor 5VWO.
1.1 Inkomen en welvaart
Wat is het verschil tussen inkomen en welvaart?
Nominaal inkomen → het inkomen dat je verdient in euro’s.
Reëel inkomen (koopkracht) → het nominaal inkomen gecorrigeerd door de verandering in
het gemiddelde prijspeil (inflatie). RIC = NIC/PIC.
Ieder mens heeft behoefte en probeert hierin te voorzien. Als je een keuze maakt, probeer je
de meest dringende behoefte te voorzien. Om in deze behoefte te voorzien hebben mensen
producten of diensten (niet-tastbare producten) nodig.
De meeste goederen zijn alternatief aanwendbaar → ze kunnen op verschillende manieren
worden gebruikt.
Schaarste → de spanning tussen de menselijk nehoefte en de beschikbare, alternatief
aanwendbare, middelen om in die behoeften te voorzien.
Iets is schaars als er productiefactoren (KANO) voor opgeofferd moeten worden.
Welvaart → de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.
↪ Een hoger inkomen betekent niet altijd een hogere welvaart!
- Bij een hoger inkomen, nemen de behoefte vaak ook toe.
- Er zijn vormen van schaarste die je niet of moeilijk met een hoger inkomen kunt
oplossen.
- Welvaart is subjectief: iedereen ervaart welvaart op zijn eigen manier.
1.2 Schaarste en kiezen
Op welke manier dwingt schaarste tot het maken van keuzes?
Schaarste zorgt ervoor dat je telkens keuzes moet maken. Dit keuzeproces kan worden
verduidelijkt met een budgetlijn. Bij een budgetlijn ga je uit van een keuze tussen twee
producten. Een budgetlijn kun je weergeven met de volgende formule:
y = p1 q1 + p2 q2
↪ y = het inkomen
↪ p = de prijzen
↪ q = de hoeveelheden.
Als je voor het één kiest, offer je iets anders op.
Opofferingskosten / alternatieve kosten → de waarde van het opgeofferde alternatief.
Bij een keuze uit meer dat twee mogelijkheden zijn de opofferingskosten de waarde van de
niet-gekozen mogelijkheid die het meest opbrengt.
Een stap verder gaat het inbrengen van de subjectieve waardering van een alternatieve
mogelijkheid. De kosten van het opgeofferde alternatief worden mede bepaald door je
waardering van het product.
, 1.3 Arbeidsdeling en ruil
Op welke manier wordt de welvaart bevorderd door arbeidsdeling en ruil?
Hoe meer een bedrijf kan produceren hoe beter het gaat. Dit doen zij d.m.v.
- Arbeidsdeling → Het opsplitsen van taken.
↪ Hierdoor is er een scheiding tussen productie en consumptie ontstaan.
- Specialisatie → Je richten op een specifieke activiteit.
↪ Hierdoor neemt de arbeidsproductiviteit toe.
Arbeidsproductiviteit → De productie per werknemer per tijdseenheid.
↪ Arbeidsproductiviteit = totale productieomvang in een bepaalde periode / aantal
werknemers in deze periode
↪ Kun je nog meer verhogen door mechanisering, automatisering, robotisering & scholing.
Arbeidsdeling komt niet alleen binnen bedrijven voor, maar ook in gezinnen en tussen
bedrijven.
Een bedrijfskolom → een reeks van bedrijven die elkaar opvolgen in het productieproces
van grondstof tot eindproduct.
Arbeidsdeling maakt ruil noodzakelijk. Daarbij is het belangrijk dat de eigendomsrechten
goed zijn vastgelegd.
Transactiekosten → extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot
stand te brengen. Hoge transactiekosten kunnen de ruil bemoeilijken.
1.4 Ruilen en geld
Op welke manier vergemakkelijkt het verschijnsel geld de ruil?
Directe ruil → een product wordt voor een product verruild.
Indirecte ruil → een product verruilen voor geld wat je weer kunt verruilen voor een ander
product.
Geld → alles wat algemeen aanvaard wordt als ruilmiddel (fiduciair).
↪ Geld heeft verschillende functies:
- Ruilmiddel → geld kun je ruilen voor producten
- Rekenmiddel → je kunt de waarde van producten uitdrukken in geld en zo
verschillende producten met elkaar vergelijken
- Oppotmiddel → geld kun je sparen en later pas weer uitgeven
↪ Geld moet aan een aantal eisen voldoen, het moet:
- Grote waarde in kleine vorm kunnen vertegenwoordigen
- Gemakkelijk deelbaar zijn
- Niet bederfelijk zijn / opgepot kunnen worden
- Niet gemakkelijk na te maken zijn.
- Intrinsiek < Extrinsiek (nominale waarde)
Met dit laatste wordt bedoeld dat de waarde van het materiaal zelf (Intrinsieke waarde) lager
moet zijn dan de waarde die op de munt is aangegeven (Extrinsieke- / nominale waarde).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ikrambenhaddi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.69. You're not tied to anything after your purchase.