“The mind”
= de geest is een systeem dat een representatie van de wereld creëert zodat we hier kunnen
handelen om onze goals te behalen
* mentale functies zoals perceptie, attentie, herinneringen, emotie, taal, beslissen, denken
en redeneren > cognitie
* bestaat > denk aan descartes
1868 – Donders
Hoe lang duurt het voordat iemand een beslissing maakt door reactietijd te meten
1) Meten simpele reactietijd, zo snel mogelijk drukken op knop wanneer er licht
werd gezien
2) Keuze reactie tijd, twee lichten en vragen om te klikken wanneer een van de
twee aanging (dus links of rechts klikken)
Simpele RT: stimulus detectie + motor respons
Keuze RT: stimulus detectie + stimulus discriminatie + kiezen (beslissen) + motor respons
* Verschil: stimulus discriminatie + kiezen (beslissen)
Go/no go RT: stimulus detectie + stimulus discriminatie + motor respons
Methode van substractie:
Weber > zintuigen
registreren relatief verschil
Wet van weber? Moet je dit
kennen?
1879 – Wundt
Structuralisme = onze ervaring is bepaald uit de combinatie van basis elementen (sensations)
Gebruik maken van analytic introspection > techniek waarbij getrainde participanten hun
ervaringen, gevoelens en gedachtenprocessen beschreven in reactie op een stimuli
* begin empiristische benadering
1885 – Ebbinghaus
Gebruikte kwantitatieve methode om het geheugen te meten
* Savings meting = bepalen hvl informatie was behouden na bepaalde tussentijd
* Savings curve = overzicht van savings, laat zien dat geheugen snel zakt na enkele
dagen
1890 – William James
, Observatie dat letten op één ding ervoor zorgt dat letten op andere dingen minder is
Dit samen was begin van studie van de geest > door negatieve analytic introspection techniek
1913 – Watson
Begin van bahaviorism > alleen naar het gedrag van de mens kijken
Klassieke conditionering is hiermee geassocieerd
1938 – Skinner
Relatie tussen stimulus en respons > operant conditionering
* positieve bekrachtiging invloed op gedrag
* kritiekpunt: kan niet verklaren waarom mensen vaak reageren op ander aspecten
van dezelfde stimuli
Dit wordt ontkracht door het doolhof met de muis. Hij maakt een cognitieve map. Ook met
de beloning van naar rechts gaan, zorgt er niet voor dat hij dit wederom doet.
* spraak wordt niet altijd beloond (ik haat je mama) en toch wordt dit aangeleerd
1950 – Cognitieve revolutie
= Begrijpen van de werking van de geest
> nieuwe beschrijving kwam van de digitale computer
* informatie via input processer
* opgeslagen in memory unit
* output via arithmetic unit
= information-processing approach
> Dichotic listening experiment = horen van meerdere stimuli maar dit filteren zodat je alleen
benodigde meekrijgt
* weergegeven in een flow diagram
Artificial intelligence = een machine maken die zich gedraagt op de manier dat alls een mens zich zo
had gedragen, intelligent was genoemd
> Bijv. Logic theorist = programma die bewijs van wiskundige theorieën kon aanleveren
> Miller nieuwe manier van denken (hfst 5 terug)
Twee onderzoeksaspecten bij cognitieve psychologie
1) Rol van modellen
= vertegenwoordiging van structuren of processen die ons helpen te visualiseren of uitleg van
structuur of proces te bieden
* Structurele modellen = vertegenwoordiging van de fysieke structuur
> vermakkelijking
* Proces modellen = geeft het proces dat is betrokken in het cognitieve proces weer
> longterm onderverdeeld in:
Episodic – levensgebeurtenissen
Semantic – feiten
Procedural – fysieke acties
2) Voordeel voor wetenschap en maatschappij
Cognitieve strategieën in leren
1) Spacing (verdelen over tijd) and interleaving (mixen van verschillende onderwerpen) =
herhaaldelijke herkijken van informatie vergemakkelijkt leren en verbetert geheugen
2) Retrieval-based learning =
Het terughalen van informatie van je geheugen is voordelig voor leren, hierdoor kun je het
op een toets ook makkelijker terughalen
, 3) Note taking and elaboration =
Met hand aantekeningen maken is efficiënter
Chapter 5: Visie
BLZ 24-59
Je ziet een object als het licht opneemt of reflecteert, dit stimuleert receptoren die informatie
doorgeven aan je hersenen.
Law of specific nerve energies
= inzicht dat zegt dat het brein informatie verwerkt afhankelijk van welke neuronen actief zijn en hoe
actief ze zijn (bijv. voor licht)
Via pupil valt licht naar binnen (gefocust door de lens en hoornvlies) en wordt geprojecteerd op het
netvlies (retina) die bedekt is met zichtreceptoren
* van de receptoren naar de bipolar cellen die het bericht naar de ganglion cellen sturen die
het vervoeren naar de hersenen
> amacrine cellen krijgen informatie van bipolaire cellen die dit doorsturen naar
andere bipolaire, amacrine en ganglion cellen sturen
Voordeel: Verfijnen ganglion – reageren specifieke vormen
Nadeel: ontstaan blinde vlek
> horizontal cells hebben synapsen met kegels en staafjes
> blind spot (stuk waar optic nerve is) waardoor je daar niet ziet
Fovea = onderdeel van retina die gespecialiseerd is in accuraatheid en details, weinig bloedbanen,
weinig ganglion cellen en veel receptoren
* fovea (gele vlek) is met één bipolaire cel, die met één ganglion cel is verbonden, verbonden
* dwerg ganglion cells = de ganglion cellen in de fovea omdat ze klein zijn en reageert op
één kegel
Periphery retina = buitenkant heeft meer bipolaire en ganglion cellen waardoor er minder detail te
zien is maar de opsomming van deze cellen zorgt voor het opvangen van zwakker licht
Twee soorten receptoren
1) Rods (staafjes) = reageren op zwak licht, maar niet bruikbaar in daglicht
2) Cones (kegels) = werken beter in sterk licht en zijn essentieel voor kleur
Bevatten beide photopigments (opsins = chemicaliën die energie vrijlaten bij lichtinval)
* sensitiviteit fotopigmenten verschillende golflengtes
Verklaringen zien van kleur:
1) Trichromatic theory /young-Helmholtz theory
= kleur is te zien via biologisch perspectief, er zijn drie verschillende kegels die een maximale
intensiteit hebben voor een bepaalde golflengte (short/medium/long)
2) Opponent process theory
= kleur in termen van tegenovergestelden waarnemen op continuüms
Beide theorieën kunnen niet de kleurconstantheid
(mogelijkheid om kleuren te herkennen ondanks verandering in belichting)
3) Retinex theory
= cortex vergelijkt informatie van verschillende objecten en haalt zo een bepaalde
hoeveelheid van bijv. groen weg
, Color vision deficiency > kleurenblind > gebrek/verandering aan een/twee kegels
* Bij rood-groene kleurenblindheid (de meest voorkomende) hebben mensen hetzelfde
fotopigment in hun lange en medium golflengte kegeltjes in plaats van verschillende.
De twee optic nerves van de twee ogen komen samen op de optic chiasm.
Op dit punt splitsen axonen van elk oog zich in twee.
* Gaan naar lateral geniculate nucleus (thalamus) > visuele cortex
Veel informatie wordt heen en weer gestuurd tussen thalamus en cortex
* Kleiner deel naar superior colliculus
Lateral inhibition = is de manier van het netvlies om het contrast sterker te maken, waardoor contour
van object sterker wordt
* Vermindering van activiteit in één neuron door activiteit in andere neuronen
Werking lateral inhibition
1) Kegels en staafjes lagere output bij veel licht
2) Inhiberende synapsen op bipolaire cellen > dus minder inhibitie (net excitatie)
3) Horizontale worden versterkt door kegels en staafjes > geven inhibitie op bipolair af
4) Horizontale cellen geven inhiberende effecten af On- en off-
bipolaire/ganglion
cellen?
Receptive field
= gebied in visuele ruimte die de cel prikkelt of inhibeert, ruimte vanaf waar licht in cel valt
* elke cel in visuele systeem heeft dit
Drie verschillende ganglion cellen
1) Parvocellular neuronen = klein cellichaam en klein receptive field (bij gele vlek)
* herkenning detail en kleur
2) Magnocellular neuronen = groter cellichaam en receptive field (bij netvlies)
* reactie op beweging en patronen in geheel
3) Koniocuellular neuronen = kleine cellichaam (bij netvlies)
* meerdere functies
Informatie van lateral geniculate nucleus (thalamus) gaat naar primary visual cortex (area V1)
> belangrijk voor bewuste visie bijv met je ogen dicht
Blindsight = ontstaat bij schade aan area V1, beperkte mate reageren op visuele informatie zonder
het bewust waar te nemen
* reden 1: kleine delen van gezond weefsel tussen beschadigd weefsel
* reden 2: thalamus stuurt visuele informatie naar andere breindelen
Simpele cel = heeft een receptieve veld met bepaalde excitory en inhibitory gebieden
Complexe cel = reageertop exactie locatie, groter gebied
End-stopped/hypercomplex cel = zelfde als een complexe cel maar heeft een sterk inhibiting area op
het uiteinde van de bar-shaped receptive field
Cellen in dezelfde colomn verwerken dezelfde soort informatie
Feature detectors = neuronen in area V1 waarvan reacties de aanwezigheid van een bepaald
kenmerk laten zien
* deze kun je vermoeien waardoor de detectoren van de tegenoverliggende minder
tegenstand ervaren (denk aan waterval)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnneMarijeSamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.