100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding in de psychologie deel 1 (H1 t/m 8) (alle benodigde stof) $9.19   Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding in de psychologie deel 1 (H1 t/m 8) (alle benodigde stof)

5 reviews
 198 views  15 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Inleiding in de psychologie aan de OU (deeltentamen 1, hoofdstuk 1 t/m 8). Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en deze aangevuld met theorie uit het boek. In principe staat in deze samenvatting alle stof uitgewerkt en kun...

[Show more]

Preview 10 out of 88  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 8
  • October 12, 2021
  • 88
  • 2021/2022
  • Summary

5  reviews

review-writer-avatar

By: marjoleinduim • 10 months ago

review-writer-avatar

By: taramelenhorst • 1 year ago

review-writer-avatar

By: mariehoogendam • 1 year ago

review-writer-avatar

By: fleurm01 • 1 year ago

Translated by Google

Well comprehensive and clearly described per chapter.

review-writer-avatar

By: sarahvandebeek1 • 2 year ago

avatar-seller
,Inleiding in de psychologie (2021 – 2022)
Samenvatting hoofdstuk 1 t/m 8

Door Savan Zijlstra

Deze overzichtelijke samenvatting omvat alle tentamenstof voor het vak Inleiding in de psychologie
aan de OU (deeltentamen 1, hoofdstuk 1 – 8). Ik heb de modulen van yOUlearn aangehouden en
deze aangevuld met theorie uit het boek. In principe staat in deze samenvatting alle stof uitgewerkt
en kun je hiermee je tentamen gemakkelijk halen. Zelf heb ik hiermee een 9.1 gehaald. Succes!




2

,Inhoudsopgave

1 Background to the study of psychology ...................................................................................... 5
Opdracht 1.2 Fundamentele inzichten ................................................................................................ 5
Opdracht 1.3 Verklaringen in de psychologie ..................................................................................... 7
2 Methods of Psychology ............................................................................................................ 10
Opdracht 2.1 Onderzoeksstrategieën ............................................................................................... 11
Opdracht 2.2 Rekenwerk ................................................................................................................... 14
Opdracht 2.4 Ethiek ........................................................................................................................... 17
3 Genetics and evolutionary foundations of behavior .................................................................. 18
Opdracht 3.1 Genotype en fenotype ................................................................................................ 18
Opdracht 3.2 Aanpassing op basis van variatie bij overerving.......................................................... 22
Opdracht 3.3 Paargedrag .................................................................................................................. 25
Opdracht 3.4 Agressie en hulpvaardigheid ....................................................................................... 27
4 The neural control of behavior ................................................................................................. 30
Opdracht 4.1 Signaaloverdracht........................................................................................................ 30
Opdracht 4.2 Beeldvormingstechnieken ........................................................................................... 36
Opdracht 4.3 Het (centrale) zenuwstelsel......................................................................................... 36
Opdracht 4.4 Taalvaardigheid in de hersenen .................................................................................. 41
5 Mechanisms of motivation and emotion .................................................................................. 43
Opdracht 5.1 Zelfonderzoek drives ................................................................................................... 43
Opdracht 5.2 Beloningssysteem in de hersenen ............................................................................... 44
Opdracht 5.3 Slaap ............................................................................................................................ 49
Opdracht 5.4 Emoties ........................................................................................................................ 51
6 Smell, taste, pain, hearing, and psychophysics .......................................................................... 55
Opdracht 6.1 Psychofysica ................................................................................................................ 55
Opdracht 6.2 Fantoompijn ................................................................................................................ 57
Opdracht 6.3 Ruiken, proeven, horen ............................................................................................... 59
7 The psychology of vision .......................................................................................................... 65
Opdracht 7.1 Het oog en kleuren zien .............................................................................................. 65
Opdracht 7.2 Zien van vormen .......................................................................................................... 68
Opdracht 7.3 Diepte zien................................................................................................................... 72
8 Basic processes of learning....................................................................................................... 75
Opdracht 8.1 Klassieke conditionering.............................................................................................. 75
Opdracht 8.2 Operante conditionering ............................................................................................. 79
Opdracht 8.3 Complexe leerprocessen ............................................................................................. 82


3

,Opdracht 8.4 Grenzen van het leervermogen................................................................................... 86




4

,1 Background to the study of psychology

Leerdoelen
Na het doorlopen van deze studietaak
• kent u de basale uitgangspunten van de hedendaagse psychologie.
• kunt u uitleggen hoe deze uitgangspunten het natuurwetenschappelijk perspectief op
menselijk gedrag vormen.
• begrijpt u de manier waarop de omgeving zowel via natuurlijke selectie, als via de ervaring,
inwerkt op dat gedrag.
• kunt u de belangrijkste vormen van verklaring, zoals die gebruikelijk zijn in de psychologie,
benoemen en onderscheiden.
• kunt u beschrijven hoe de psychologie uiteenvalt in diverse subdisciplines en in verband staat
met aangrenzende disciplines.
• hebt u een beknopt overzicht van het werkveld van de psycholoog.

De psychologie wordt gedefinieerd als de wetenschap van het gedrag en de geest.
• Met gedrag wordt verwezen naar observeerbare acties van mensen en dieren.
• Met de geest wordt bedoeld ‘alle menselijke subjectieve ervaringen, zoals het geheugen, de
gevoelens en de dromen van de mens’, maar ook alle onbewuste kennis en gewoontes die
invloed hebben op het bewuste gedrag van mensen.
• De wetenschap wordt in dit boek gedefinieerd als 'pogingen om door middel van
systematische verzameling van observeerbare data, en de logische analyse daarvan,
antwoorden te vinden op vragen'.

Psychologen bestuderen de geest door gedrag te observeren omdat gedrag geobserveerd kan
worden en de geest niet. Volgens Gray en Bjorklund kan psychologie beschouwd worden als een
schakelpunt tussen sociale, natuur- en geesteswetenschappen.

Opdracht 1.2 Fundamentele inzichten

Er liggen 3 fundamentele principes/ideeën ten grondslag aan de psychologie:
1. Materialisme: de opvatting dat gedrag en mentale ervaringen altijd een fysieke oorzaak
hebben.
2. Empirisme: de opvatting dat gedrag, gedachten en gevoelens over de tijd heen gevormd
worden door de ervaringen die we opdoen in onze omgeving.
3. Nativisme/aangeboren kennisstructuren: het idee dat we aangeboren kennisstructuren
bezitten die ons in staat stellen om te overleven en die door natuurlijke selectie zijn
ontstaan.

Materialisme
• De opvatting dat gedrag en mentale ervaringen altijd een fysieke oorzaak hebben.
• Dit idee is al terug te vinden in de antieke Griekse filosofie, maar het duurde tot in de
zeventiende eeuw voordat dit idee gestalte kreeg in het huidige westerse denken. Daarvóór
werd de westerse filosofie voor geleid door religie, dat uitging van het dualisme: het idee dat
elk mens bestaat uit een lichaam en een ziel (twee onafhankelijke substanties), die met
elkaar verbonden zijn.
o Het lichaam, omdat deze deel uitmaakte van de natuurlijke wereld, kon bestudeerd
worden.
o De ziel had echter een eigen wil en was geen natuurlijke wet, waardoor deze niet
bestudeerd kon worden.



5

, • René Descartes stelde echter dat de ziel in direct contact met het lichaam moest staan om de
waarnemingen van het lichaam te kunnen ervaren, en om de beweging van het lichaam aan
te sturen. Hij stelde dat het essentiële verschil tussen mensen en dieren de vaardigheid tot
denken was (= fysieke causatie van gedrag).
• Thomas Hobbes stelde de zaken zelfs nog radicaler voor. Volgens hem was het concept van
de ziel helemaal overbodig. Het lichaam is een machine en alle gedrag dat het vertoont, is te
begrijpen als een gevolg van natuurlijke processen (= materialisme). Het mag dan lijken alsof
onze ziel zelf keuzes maakt en dus verantwoordelijk is voor ons gedrag, maar dergelijke
bewuste gedachten zijn, volgens Hobbes, gewoon het gevolg van de machinerie van ons
brein.

Ideeën die uit het materialisme zijn ontstaan:
• Reflexiologie: het idee dat al het menselijk gedrag voortkomt uit reflexen (zelfs vrijwillige
acties zouden eigenlijk complexe reflexen van het brein zijn). De basisopstelling van het
zenuwstelsel - bestaande uit een centraal zenuwstelsel en perifere zenuwen die het centrale
zenuwstelsel verbinden met de zintuigen en spieren - werd goed begrepen aan het begin van
de negentiende eeuw.
• Localisatie van functies in de hersenen: specifieke delen in de hersenen hebben specifieke
functies. Muller stelde voor dat de verschillende kwaliteiten van sensorische ervaringen in
het geding zijn, omdat de zenuwen van verschillende zintuigen verschillende delen van de
hersenen prikkelen. Zo ervaren we zicht wanneer een deel van de hersenen actief is en horen
wanneer een ander deel actief is.

Empirisme (nurture)
• De opvatting dat gedrag, gedachten en gevoelens over de tijd heen gevormd worden door de
ervaringen die we opdoen in onze omgeving. Onze zintuigen geven input waardoor we kennis
kunnen opdoen over de wereld om ons heen en daardoor kunnen nadenken over de wereld
en ons erin kunnen aanpassen.
• Dit idee kwam voor het eerst expliciet tot uitdrukking in de filosofie van John Locke, en was
een logisch gevolg van de materialistische filosofie van Hobbes. Als het hele lichaam inclusief
de mentale ervaring een materiële machine was, dan moest de omgeving, via de zintuigen,
verantwoordelijk zijn voor de kennis over die omgeving die in dat lichaam aanwezig was.
• John Locke zag de geesten van kinderen als een tabula rasa (onbeschreven blad). Ze worden
gekleurd door de ervaringen van mensen (a posteriori).
• Vanuit het idee dat het brein een machine is, ontstond het idee van law of association by
contiguity: wanneer twee gebeurtenissen-sensaties (bijna) tegelijkertijd plaatsvinden, dan
worden deze met elkaar geassocieerd in iemands brein. In de toekomst zal dan, bij de
gedachte aan één van de twee gebeurtenissen, de andere ook veroorzaakt worden. Bijv.
wanneer een kind in een appel bijt en een volwassene tegelijkertijd het woord ‘appel’ zegt,
dan zullen deze met elkaar verbonden raken. De volgende keer dat het kind het woord ‘appel’
hoort, dan zal deze zich de smaak en het beeld van een appel voorstellen en andersom.

Nativisme/aangeboren kennisstructuren (nature)
• Het idee dat we aangeboren kennisstructuren bezitten die ons in staat stellen om te overleven
en die door natuurlijke selectie zijn ontstaan.
• Dit idee werd in eerste aanzet vormgegeven in het nativisme (tegenhanger van het
empirisme). Dat is de opvatting dat de mens, onafhankelijk van de ervaringen die hij opdoet
tijdens het leven, enige vorm van aangeboren, a priori kennis bezit die hem helpt de wereld
te begrijpen.




6

, • Dit idee vinden we in conceptuele vorm al bij filosofen als Leibniz en Kant. Darwin was
degene die dit idee verder expliciteerde en wetenschappelijk vormgaf in zijn werk. Zijn
stelling is dat de lichamelijke machinerie die ons gedrag en onze mentale ervaringen
produceert een product is van het proces van evolutie door natuurlijke selectie - en dus
gericht is op voortbestaan en voortplanting van de mens. Deze stelling bood een
onderbouwing voor het gegeven dat de mens specifiek is aangepast aan zijn omgeving, en
daarin sommige dingen wel, en andere dingen niet kan leren.

Hoe hebben deze ideeën tot de hedendaagse psychologie geleid?
1. Materialisme: de weg werd vrijgemaakt voor de hedendaagse psychologie met het idee van
fysieke causatie van gedrag van Descartes, en definitief met het materialisme van Hobbes,
omdat zij hiermee een natuurwetenschappelijke benadering van gedrag, gedachten en
gevoelens mogelijk maakten. De ziel was door hun werk niet langer een ongrijpbaar,
immaterieel fenomeen, maar stond in direct contact met de fysieke wereld, en werd daar - in
het werk van Hobbes - letterlijk onderdeel van.
2. Empirisme: Locke en zijn tijdgenoten ontwikkelden met het empirisme vervolgens één van de
belangrijkste verklaringen voor menselijk gedrag, namelijk de omgeving die als bron van alle
kennis de geest vult, het lichaam in beweging zet, en dus bepaalt welk gedrag dat lichaam
vertoont. Het grootste deel van de moderne psychologie is nog altijd gebaseerd op dit idee,
namelijk dat de menselijke machinerie via de zintuigen door de omgeving wordt geprikkeld
en zodoende wordt aangezet tot gedrag.
3. Nativisme/aangeboren kennisstructuren: met hun nativisme boden Kant, maar met name
ook Darwin, de psychologie het gereedschap om te begrijpen dat de mens niet alleen kan
worden beschouwd als een machine (materialisme) die wordt aangestuurd door de omgeving
(empirisme), maar vooral ook dat die machine bij geboorte al op een heel specifieke manier in
elkaar zit (nativisme), waardoor sommige gedragingen en ervaringen wel mogelijk zijn of
voor de hand liggen en andere niet.

De geboorte van de psychologie:
• Wilhelm Wundt wordt gewoonlijk beschouwd als de oprichter van de psychologie.
• Hij stichtte in 1879 in Leipzig het Psychologisches Institut, een van eerste psychologische
laboratoria ter wereld dat een voorbeeld werd voor andere instituten.

Opdracht 1.3 Verklaringen in de psychologie
Wetenschap bedrijven we om tot goede verklaringen te komen voor de fenomenen die we
bestuderen, zodat we vervolgens in staat zijn die fenomenen te beïnvloeden op een manier die ons
goed dunkt. In de psychologie zijn die fenomenen hoofdzakelijk de menselijke gevoelens, gedachten
en gedragingen. Deze verklaringen worden gebruikt om het bestaan van die gevoelens, gedachten en
gedragingen - en de samenhang daartussen - te verklaren.

De negen typen verklaringen uit de psychologie (levels of analysis):
De biologische categorie:
1. Bij neurale verklaringen wordt de structuur en activiteit van het zenuwstelsel aangewezen
als oorzaak. Bijv. activering van neuronen in specifieke delen van de primaire motorische
cortex, bijvoorbeeld door deze elektronisch te stimuleren, veroorzaakt spiercontracties in
daaraan gerelateerde delen van het lichaam.
2. Bij fysiologische verklaringen worden hormonen en andere chemische stoffen aangewezen
als oorzaak. Bijv. zorgen hebben wordt gewoonlijk in verband gebracht met een toename van
het hormoon cortisol in het lichaam. Het lijkt erop dat die toename van cortisol een verlies
van neurale connecties veroorzaakt in onder andere de prefrontale cortex en de
hippocampus, waardoor de depressieve gevoelens en gedachten ontstaan.


7

, 3. Bij genetische verklaringen wordt de invloed van onze genen aangewezen als oorzaak. Bijv.
wanneer leden van een angstig hondenras gekruist worden met leden van een hondenras dat
in aanleg niet angstig is, blijken in de eerstvolgende generatie al hun nakomelingen angstig
gedrag te vertonen. Dit wordt veroorzaakt door een dominant allel van een specifiek gen dat
een angstige aanleg veroorzaakt.
4. Bij evolutionaire verklaringen wordt de natuurlijke selectie aangewezen als oorzaak. Bijv. de
schaarse aanwezigheid van suikers en vetten in de leefomgeving van onze voorouders heeft
in ons een sterk verlangen aangebracht deze voedingsstoffen te consumeren. Dit is een van
de belangrijkste oorzaken van overgewicht in onze moderne samenleving waarin deze
voedingsstoffen op grote schaal verkrijgbaar zijn.

De invloed van de omgeving/ervaringscategorie:
5. Bij leertheoretische verklaringen wordt de voorafgaande ervaring van het individu
aangewezen als oorzaak. Bijv. wanneer iemand elke dag gespannen van het werk komt en bij
thuiskomst een glaasje wijn nuttigt om de stress van zich af te drinken, dan kan dat tot een
hardnekkige alcoholverslaving leiden omdat die persoon het wegvallen van de stress telkens
zal ervaren als een beloning voor het drinken van de wijn. Die herhaaldelijke beloning werkt
dus als een bekrachtiging van het gedrag en veroorzaakt uiteindelijk de alcoholverslaving.
6. Bij cognitieve verklaringen worden kennis en overtuigingen van het individu aangewezen als
oorzaak. Bijv. als je in een winkel door één iemand slecht bediend bent, zul je al snel denken
dat 'het personeel' daar slecht is opgeleid. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat mensen
geneigd zijn vast te houden aan overtuigingen die zij eenmaal hebben gevormd. Zij kijken dan
alleen nog naar de situaties die hun overtuiging bevestigen en zien de situaties over het hoofd
waaruit - in dit geval - blijkt dat er ook een heleboel personeel in die winkel rondloopt dat wel
vakkundig en vriendelijk is.
7. Bij sociale verklaringen wordt de invloed van andere mensen aangewezen als oorzaak. Bijv.
van muziek kun je het best genieten bij een liveconcert. Immers, een muzikant als Bruce
Springsteen, die goed is in zijn vak en overtuigd is van zichzelf, zal beter gaan presteren
wanneer er een groot publiek aanwezig is. Die aanwezigheid van publiek veroorzaakt
namelijk een verhoging van zijn motivatie en versterkt daardoor zijn dominante responsen.
8. Bij culturele verklaringen wordt de culturele context waarin het individu opgroeit
aangewezen als oorzaak. Bijv. in diverse Oost-Aziatische landen legt men traditioneel minder
nadruk op het individu en wordt daarom minder belang gehecht aan
persoonlijkheidsverschillen. Hierdoor is men ook, meer dan in het Westen, geneigd om
verschillen in gedrag te wijten aan situationele verschillen in plaats van aan verschillen tussen
individuen.
9. Bij ontwikkelingstheoretische verklaringen worden veranderingen over de loop van het
leven aangewezen als oorzaak. Bijv. tijdens de eerste levensjaren doorloopt elk kind een
aantal vastgestelde fasen, waardoor de cognitie van het kind zich als vanzelf ontvouwt. Dit
veroorzaakt dat kinderen zich op gezette tijden specifieke cognitieve vaardigheden eigen
maken.

In de tweedeling (biologisch/omgeving) is duidelijk de scheiding te herkennen tussen het nativisme
(dat wat door de evolutie in ons lichaam is aangebracht en bij geboorte voor ons wordt klaargezet)
en het empirisme (dat wat zich tijdens het leven vanuit de omgeving opstapelt in onze ervaring).

Merk op dat de ontwikkelingstheoretische verklaringen hierbij wel een beetje een vreemde eend in de
empiristische bijt zijn. Want ontwikkeling wordt vaak niet alleen door de omgeving in gang gezet,
maar ook door aangeboren factoren die zich pas later in het leven ontvouwen. Juist in de
ontwikkelingspsychologie tiert de discussie tussen nativisten en empiristen dan ook welig, in de vorm
van het zogeheten nature-nurturedebat, zoals we later in deze cursus zullen zien.


8

,De bovenstaande specialisaties zijn gericht op de verschillende levels van analyse (het type verklaring
dat gegeven wordt voor een fenomeen). Echter, bij sommige specialisaties binnen de psychologie
wordt gefocust op het onderwerp in plaats van het level van analyse. Voorbeelden hiervan zijn:
• Sensory psychology: studie naar de basisvaardigheden om iets te zien, horen, aan te raken,
proeven en te ruiken.
• Perceptual psychology: studie naar hoe mensen en dieren signalen de input die ze via hun
zintuigen ontvangen bergrijpen en interpreteren.

Er zijn ook specialisaties die zich richten op individuele verschillen tussen mensen:
• Persoonlijkheidspsychologie verwijst naar persoonlijkheidspsychologie die zich bezighoudt
met normale verschillen in de manieren waarop mensen denken, voelen en zich gedragen,
aangeduid als persoonlijkheidskenmerken.
• Abnormale psychologie houdt zich bezig met variaties in psychologische eigenschappen die
voldoende extreem en verstorend zijn voor het leven van mensen, om te worden
geclassificeerd als mentale stoornissen. Dicht gerelateerd aan abnormale psychologie is
klinische psychologie: het helpen van mensen die mentale verstoringen hebben of minder
erge en serieuze psychologische problemen.




9

, 2 Methods of Psychology

Leerdoelen
Na het doorlopen van deze studietaak
• kunt u omschrijven hoe feiten, theorieën en hypothesen met elkaar samenhangen in
wetenschappelijk onderzoek.
• begrijpt u hoe verschillende vragen leiden tot verschillende onderzoeksstrategieën.
• kunt u uitleggen wat beschrijvende (descriptive) en inductieve (inferential) statistiek is en
begrijpt u het verschil daartussen.
• weet u wat een 'biased' steekproef is en hoe deze kan worden vermeden.
• kent u methodologische basisbegrippen als betrouwbaarheid en validiteit, en begrijpt u hoe
deze worden gecontroleerd in wetenschappelijk onderzoek.
• hebt u inzicht in de ethische vraagstukken die spelen bij wetenschappelijk onderzoek en kent
u de gedragscode voor psychologen.

Wetenschap is de poging om vragen te beantwoorden door middel van het systematisch verzamelen
en analyseren van objectieve, openbaar waarneembare gegevens. Het gaat niet alleen om
beschrijven maar ook om het verklaren. Wetenschap heeft dus altijd een (oorzakelijk) verband.

• Feit: objectieve stelling. Meestal gebaseerd op directe observatie. Binnen psychologie zijn dit
gedragingen of gedragspatronen.
• Theorie: een idee, een conceptueel model dat is ontworpen om bestaande feiten en
beweringen te verklaren en om voorspellingen te doen over nieuwe nog te ontdekken feiten
en beweringen.
• Hypothese: elke voorspelling over een nieuwe feit dat is voortgevloeid uit een theorie. Deze
wordt getoetst door middel van onderzoek.
• Cycle of science: feiten leiden tot theorieën, die weer leiden tot hypothesen, die weer getest
worden in experimenten of andere wetenschappelijke studies. Die leiden weer tot nieuwe
feiten, die weer leiden tot nieuwe theorieën etc.

Er wordt een inleidend verhaal verteld over een paard genaamd Clever Hans, een paard waarvan in
het begin van de 20e eeuw beweerd werd dat het kon rekenen en diverse andere vaardigheden had
aangeleerd. Onderzoeker Oskar Pfungst onthulde na een paar jaar de waarheid: het paard was niet
‘slim’, hij reageerde op onbewuste hints van zijn eigenaar en mensen uit het publiek, in hun
gelaatsuitdrukking en houding. In het bijzonder was het zo, dat een kleine knik met het hoofd (om
naar de voeten van het paard te kijken) werd uitgevoerd als het paard moest beginnen te tikken, en
het hoofd weer omhoog ging als het benodigde aantal bereikt werd. Pfungst kwam hierachter door
het paard te blinddoeken.

Belangrijke lessen bij wetenschappelijk onderzoek:
1. Waarde van nauwkeurige observaties onder gecontroleerde condities: het is belangrijk dat je
controleert of een theorie wel of niet opgaat in een andere omgeving.
2. Het observer-expectancy effects probleem: het gedrag van een proefpersoon verandert als
hij weet wat er wordt verwacht (bijv. wanneer een onderzoeker onbewust al naar het juiste
antwoord kijkt).
3. Waarde van het kritische denken: mensen zijn geneigd om bijzondere verhalen te geloven,
terwijl je juist uit moet gaan van dat iets niet klopt. Hoe uitzonderlijker een bewering is/hoe
meer het varieert van de geaccepteerde wetenschappelijke principes, hoe sterker het bewijs
zal moeten zijn voor het creëren van die nieuwe theorie. Daarbij: hoe eenvoudiger de uitleg,
hoe beter het is. Dit noemen we parsimony (= spaarzaamheid).



10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller savanzijlstra. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.19. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.19  15x  sold
  • (5)
  Add to cart