Samenvatting ons strafrecht I, materieel strafrecht hoofdfase (jaar 3)
11 views 0 purchase
Course
Materieel Strafrecht (STRR.2)
Institution
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Book
Ons strafrecht 2 - Strafprocesrecht
In deze samenvatting van het boek 'ons strafrecht I, het materieel strafrecht' (16e druk) lees je een samenvatting van alle relevante onderwerpen voor het tentamen Materieel Strafrecht in de hoofdfase. Ik raad je aan om voor een overzicht met stappenplannen of de syllabus ook mijn andere documenten...
H3 t/m h6, 7. 3 en 7.4, h8 t/m h11
October 12, 2021
32
2021/2022
Summary
Subjects
bestanddelen en elementen
legaliteitsbeginsel
wederrechtelijkheid
opzet
causaliteit
poging
voorbereiding
deelneming
medeplegen
medeplichtigheid
doen plegen
uitlokken
vrij
schuld als bestanddeel culpa
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)
HBO-Rechten
Materieel Strafrecht (STRR.2)
All documents for this subject (16)
Seller
Follow
nadiadehaan
Reviews received
Content preview
Samenvatting boek het materiële strafrecht - ons strafrecht
College 1 - Inleiding bestanddelen en elementen
College 2: Legaliteit en wederrechtelijkheid
Hoofdstuk 3 Grondbeginselen van strafrecht
3.1 Nulla poena sine praevia lege poenali; legaliteitsbeginsel
Rechtszekerheidsgedachte (16 GW en 1 Sr): voor strafbaarheid is wet vereist die aan feit
voorafging. Voor bescherming tegen willekeur dient overheid bij machtsuitoefening
gebonden te zijn aan regels; behoeft wettelijke basis. Straf heeft preventieve werking door
vooraf bekend te zijn. Burger moet mogelijkheid hebben om gedrag op strafwet af te
stemmen; in staat zijn gevolgen van gedrag te weten; eis van rechtszekerheid;
democratische controle; regels moeten afkomstig zijn van de wetgever in formele zin
(WIFZ); medewerking door het volk; extra waarborg tegen machtsmisbruik.
3.1.2 Inhoud van de regel
a. De straf moet berusten op een WIFZ; lex scripta
Geschreven strafbepaling die basis heeft in WIFZ.
b. Het verbod van terugwerkende kracht
Strafbepaling moet aan het feit zijn voorafgegaan; met terugwerkende kracht kan geen
gedraging strafbaar gesteld worden; strafbaar ten tijde van feit. Achteraf verzwaren niet
toegestaan. Gunstigere bepaling mag wel (Art. 1 lid 2 Sr).
c. Het Bestimmtheitsgebot; lex certa
Burger weet waar hij aan toe is door duidelijke/nauwkeurige omschrijving feiten. Rechter
mag WIFZ niet toetsen aan 16 GW/1 Sr, wel als bepaling gemaakt door lagere wetgever.
d. Verbod van analogie
Alleen een gedraging die aan een wettelijke omschrijving beantwoordt kan straffing
opleveren; analoge toepassing van bepalingen is verboden.
3.1.3 Vergelijking met art 7 EVRM en 15 IVBPR
Verdragsbepalingen bieden minder vergaande bescherming doordat niet vereist is dat het
geschreven wet is/WIFZ. Op grond hiervan kan het gaan om gewoonterecht; niet in NL.
3.1.4 Interpretatie, analogie; Rechter kan bepalingen op verschillende manieren uitleggen:
1. Taalkundig of grammaticaal: betekenis woord in taalgebruik en zinsverband
2. Teleologisch: bedoeling wetgever; beginselen ten grondslag; eisen samenleving
3. Systematisch; hangt af van systeem van de regeling waarin de bepaling staat
4. Historisch: wat is gezegd bij totstandkoming wet (wetshistorisch) of vroegere
regelingen (rechtshistorisch)
Terughoudendheid met interpretatie door art. 1 Sr.
3.2 Geen straf zonder schuld
3.2.1 Aanvaarding van het schuldbeginsel
Mens rea: schuldvereiste; dader had opzet of kon helpen dat gevolg intrad. Voor misdrijven
schuld/opzet vereist; in omschrijving. Voor overtredingen zijn beide niet vereist; veroordeeld
wordt als gedrag aan omschrijving voldoet en geen sprake is van strug.
Doleuse misdrijven: als opzet (dolus) vereist is.
Culpose misdrijven: als schuld (culpa) vereist is.
,Verwijtbaarheid: voor elk delict vereist, ook voor overtredingen.
Voor strafbaarheid is schuld vereist. Voor bewijs van overtreding is voldoende dat vast staat
dat verdachte gedraging heeft verricht die aan wettelijke omschrijving beantwoordt.
3.2.2 Schuld is verwijtbaarheid
Dader moet verwijt gemaakt kunnen worden; als hij er iets aan kon doen. Zijn gedrag is
verwijtbaar als hij mogelijkheid had zich anders te gedragen dan hij deed. Dit is alleen reëel
als dader gevolgen van zijn keuzes kon overzien. Gekeken moet worden naar
zorgvuldigheid/oplettendheid. Wat kon van de dader gevergd worden? Opzet betekent niet
verwijtbaar (wat als iemand ontoerekeningsvatbaar was).
3.2.3 Onschuldpresumptie en risicoaansprakelijkheid
Art. 6 lid 2 EVRM: veroordeling zonder proces is ontoelaatbaar. Bewijs moet geleverd
worden in proces waarin verdachte zich kan verdedigen; onschuldpresumptie staat voorop.
Risicoaansprakelijkheid staat op gespannen voet met 6 EVRM. Voor NL recht is dat
belangrijk voor bestuurlijke boetes; horen niet bij strafrecht; schuld is niet vereist.
Hoofdstuk 4: strafbaarheid en strafprocessueel model
4.1 Algemene voorwaarden voor strafbaarheid
In de voorwaarde ‘schuld’ liggen 2 andere voorwaarden besloten.
a. Een gedraging door een persoon
Verwijtbaarheid: als dader mogelijkheid had zich anders te gedragen dan hij deed. Minimale
handelings- en wilsvrijheid (bij bewustzijn) vereist. Volkomen passiviteit levert geen
gedraging op. Gaat om gedragingen van een persoon; dieren buiten beschouwing, tenzij
baasje aansprakelijk is voor zijn dier.
b. De gedraging moet wederrechtelijk zijn
Rechter beslist ahv rechtsregels. Dader kan dus alleen verweten worden dat hij zich strijdig
met recht heeft gedragen; wederrechtelijkheid. Zonder wederrechtelijkheid geen
verwijtbaarheid. 2 aspecten:
- Strafrecht beoogt rechtsgoederen te beschermen
- of de rechtsgoed krenking/gevaarzetting is gerechtvaardigd doordat met de
gedraging een hoger belang werd gediend; strafuitsluitingsgronden
c. De wederrechtelijke gedraging moet verwijtbaar zijn
De dader moet in staat zijn geweest de rechtsgoedkrenking/ gevaarzetting te vermijden.
4.2 Bestanddelen, bewijs, kwalificatie
Bestanddelen zijn voorwaarden voor strafbaarheid. Rechter buigt zich over vraag of feit is
bewezen (eerste vraag in 350 Sv).
Kwalificatievraag: controleren of alle bestanddelen van feit bewezen zijn. Ontbreekt
bestanddeel, kan bewezene niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd. Rechter oordeelt
ogv bestanddelen die zijn opgenomen in de TLL (350 Sv); omstandigheden die niet ten laste
worden gelegd vallen buiten kwalificatie. Kwalificatievraag dwingt de OvJ dus tot correcte
TLL. Bewijs- en kwalificatievraag hangen samen; iemand wordt pas veroordeeld als wettig
en overtuigend bewezen is dat hij een voorafgaande, wettelijke strafbepaling heeft
overtreden. Sommige bestanddelen staan niet letterlijk opgenomen in de tekst maar liggen
stilzwijgend besloten; elementen. Deze worden in de TLL ingelezen en rechter oordeelt of
bewezen kan worden.
,4.3 Strafuitsluitingsgronden: uitzonderingen op de regel
Delictsomschrijvingen: regels, uitzonderingen mogelijk dmv
strafuitsluitingsgronden. Er is een feit gekwalificeerd, daarna komt strafbaarheid
van dader. Als verdachte niet strafbaar is → OVAR (350 en 352 Sv).
Uitsluitingsgronden zijn nodig ter voorkoming dat dader wordt gestraft voor een gedraging
die niet wederrechtelijk of verwijtbaar is; elementen en hoeven dus niet worden te bewezen.
Als sprake is van het feit, worden elementen aangenomen.
- Rechtvaardigingsgrond: neemt wederrechtelijkheid weg
- Schulduitsluitingsgrond: neemt verwijtbaarheid weg
Eerst wordt wederrechtelijkheid beoordeeld, daarna verwijtbaarheid; het heeft pas zin om
over verwijtbaarheid te praten als de inbreuk wederrechtelijk is.
3 algemene voorwaarden voor strafbaarheid:
1. Gedraging: ingelezen in de delictsomschrijving
2. Wederrechtelijkheid: element aan rechtvaardigingsgrond
3. Verwijtbaarheid: element aan schulduitsluitingsgrond
Als wederrechtelijkheid bestanddeel is; nodig voor kwalificatie, volgt vrijspraak ipv OVAR.
4.4 Het begrip (strafbaar) feit
Feit: gedraging van persoon, maar mogelijk dat het feit geen gedraging is. Daarbij is een feit
in een verbodsbepaling meestal meer dan alleen een gedraging, verbod en strafbaarstelling
als omstandigheden zich werkelijk hebben voorgedaan. De vraag naar strafbaarheid valt
samen met kwalificatie; wederrechtelijkheid hoort bij de derde materiële vraag van 350 Sv.
Rvg leiden tot OVAR wegens niet-strafbaarheid van de dader.
Strafbaar feit: gedraging valt onder delictsomschrijving, strijdig met recht en dader valt te
verwijten. Een strafbaar feit is een feit waarvoor de dader kan worden gestraft, of de dader
strafbaar is staat hier los van.
4.5 Bestanddeel of fait d’excuse; bewijs-, kwalificatie- of strafuitsluitingsgrond
Meestal is een bepaling een omschrijving van een gedraging; er kan ook een negatieve
omstandigheid opgenomen zijn zoals: ‘het ontbreken van….’. Dit negatieve bestanddeel
moet dan ook bewezen worden. Er kunnen ook losse uitzonderingsbepalingen opgenomen
worden. De OvJ hoeft deze uitzondering niet op te nemen in de TLL maar de verdachte kan
zich hier wel op beroepen; dan volgt OVAR. 2 problemen:
1. Soms niet duidelijk of de afwezigheid van een omstandigheid een bestanddeel is of
een fait d’excuse waar een verdachte zich op kan beroepen.
2. Onduidelijkheid over het karakter van de uitzondering; bewijs-, kwalificatie- of
strafuitsluitingsgrond
Hoofdstuk 5: De objectieve zijde van het delict
5.1 Inleiding: objectieve en subjectieve bestanddelen
Enkel krenking van rechtsgoed of gevaarzetting daarvan is voor strafrechtelijke
aansprakelijkheid onvoldoende, daarom werd opzet of culpa opgenomen als bestanddeel.
Subjectief: opzet en culpa beschrijven geestesgesteldheid van de dader.
Opzet: wat de dader wist en wilde. Geen vorm van schuld.
Culpa: wat de dader behoorde te weten of voorzien; diskwalificatie.
, Gemeenschap van van opzet en culpa is dat er direct verband bestaat met vraag of dader
verwijt kan worden gemaakt; of het handelende subject (de dader) van een inbreuk een
verwijt kan worden gemaakt. Subjectief heeft betrekking op objectief.
Objectief: of dader, afgezien van opzet/culpa was, inbreuk heeft gemaakt op de strafwet.
Schuldverband: betrokkenheid schuldvormen (opzet/culpa) op objectieve bestanddelen.
Geobjectiveerd bestanddeel: Soms valt bestanddeel niet onder schuldverband; alles wat
voor ‘opzet/culpa staat’.
5.2 Enige onderscheidingen en begrippen
5.2.1 Materiële en formele delicten
Heeft betrekking op de wijze waarop de gedraging is omschreven.
Materieel: gedraging omschreven als veroorzaken van gevolg; manier waarop maakt niet uit.
Elke gedraging die dit gevolg heeft, is strafbaar. Er moet causaal verband zijn tussen gedrag
en gevolg. Het gevolg bepaalt wat de strafrechtelijke gedraging is.
Formeel: gedraging als verboden omschreven, ongeacht de gevolgen; gevolg is niet perse
vereist. De gedraging bepaalt wat het strafrechtelijk relevante gevolg is.
5.2.2 Commissie- en omissiedelicten
Commissiedelicten: gedraging omschreven als handeling; positief. Overtreding verbod.
Omissiedelicten: gedraging omschreven als niet-doen, nalaten. Verplichting een bepaalde
gedraging te verrichten, bij niet-doen is er sprake van een strafbaar feit: formele delicten.
Niet elk niet-doen levert nalaten op; 2 voorwaarden:
1. de dader moet de feitelijke mogelijkheid hebben gehad in te grijpen
2. Een bijzondere plicht hebben gehad
5.2.3 Bijkomende voorwaarden van strafbaarheid; door gevolg gekwalificeerde delicten
Bijkomende voorwaarde van strafbaarheid: omstandigheid die zich voordoet nadat de in de
wet omschreven gedraging heeft plaatsgevonden. Van een door het gevolg gekwalificeerd
delict is sprake als aan de gedraging als strafverzwarende omstandigheid een bepaald
gevolg is gekoppeld. De zwaarte van de bedreigde straf klimt dan op met de ernst van de
ingetreden gevolgen. Er moet wel een verband zijn met de gedraging. Als de gevolgen niet
intreden blijft het gronddelict van het eerste lid over.
5.4 Wederrechtelijkheid als bestanddeel
Wederrechtelijkheid als element: in strijd met het recht.
Het begrip wederrechtelijkheid is in sommige delictsomschrijvingen opgenomen om te
voorkomen dat volkomen rechtmatig gedrag onder de strafwet zou vallen.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel: de dader zonder eigen recht handelt; gaat om
privaatrechtelijke en publiekrechtelijke bevoegdheden.
Facet-wederrechtelijkheid: Elke keer een andere betekenis aan wederrechtelijkheid,
afhankelijk van de bepaling.
Dreigbriefarrest: wederrechtelijkheid = strijd met het recht; strijd met hetgeen in de
maatschappij als betamelijk wordt geacht. (de term mishandelen is wederrechtelijk; dat doe
je expres en kan niet anders dan wederrechtelijk).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadiadehaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.