In deze samenvatting van het boek Recht & Interpretatie (derde druk) wordt het onderdeel rechtsvinding kort samengevat. Aan het einde van de samenvatting zit een zeer volledig overzicht van de aantekeningen uit de colleges inclusief stappenplannen. Het onderdeel ethiek wordt niet behandeld. Succes ...
Samenvatting tentamen ethiek en rechtsvorming: recht en interpretatie (derde druk)
Hoofdstuk 5: Taalkundige interpretatie
Taalkundige/grammaticale interpretatie: betekenis van woorden naar spraakgebruik. Dit is
voor uitleggen van de wet belangrijk. Het betekent het onderzoeken wat er naar
spraakgebruik in de wet staat. Een onderzoek naar de betekenis van een wetsartikel begint
met het naar spraakgebruik vaststellen van de betekenis.
Bij de uitleg van de wet is de letterlijke betekenis van de woorden het uitgangspunt. Als de
betekenis van de woorden in de wet duidelijk is, kan eenvoudig worden vastgesteld of een
regel wel of niet op een bepaald geval van toepassing is. Hoe duidelijker de wetgever
spreekt, hoe beter de geboden en verboden taalkundig uitgelegd kunnen worden.
Bovendien is de kans dat een persoon zich houdt aan een wet die volgens de letterlijke
betekenis moet worden uitgelegd groter, dan een wet waarin woorden staan die vaag en
onduidelijk zijn. De betekenis van woorden in de wet zijn vaak niet meteen duidelijk. De
betekenis van een woord kan soms pas duidelijk worden als dit woord uitgelegd wordt in de
context waarbinnen het woord wordt gebruikt.
Soms zegt/schrijft een spreker/schrijver iets anders dan hij bedoelt. Er kan sprake zijn van
een impliciete betekenis van het woord. Als een grammaticale interpretatie tot een absurde
uitkomst leidt, zal ter voorkoming van het slaafs navolgen van de tekst van de wet de rechter
buiten de grenzen van de woorden van de wet moeten kijken naar de bedoeling van de
wetgever. De rechter gaat dan naast het woord van de wet staan. Dit mag alleen als de
rechter geen oordeel geeft dat geheel in strijd is met de woorden van de wet.
De rechter mag ook naast de woorden van de wet staan als er sprake is van een kennelijke
schrijffout door de wetgever. Als een woord in de wet vaag is kan niet worden volstaan met
een taalkundige interpretatie. Het moet dan worden uitgelegd aan de hand van een andere
methode.
Omdat de hoogste rechter het laatste woord heeft is veelal de wetsinterpretatie door hem
leiden, hier zullen juristen vaak aansluiting bij zoeken. Iedereen kan echter interpreteren.
Het is zaak voor wetgever en contracterende partijen om kort, zuiver en scherp te
formuleren. Bij uitleg van overeenkomsten moet ook sprake zijn van interpretatie van de
overeenkomst. Taalkundige interpretatie volstaat dan niet altijd.
Haviltex-criterium: bij de uitleg van de ock moet gekeken worden naar alle omstandigheden
van het geval (subjectieve uitleg). Niet de letterlijke tekst, maar de bedoeling van partijen
staat centraal. Het gaat om de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs over en weer aan gemaakte afspraak mochten toekennen. Verder zijn
maatschappelijke positie, rechtskennis en gewoontes van partijen belangrijk. Alleen
beslissend tussen partijen.
DSM-Chemie/FOX (CAO-norm): Voor wat betreft de uitleg van een geschrift waarin een
regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te
beïnvloeden wordt een objectieve interpretatie gekozen. De uitleg moet gebeuren aan de
, hand van objectieve gegevens, zoals de tekst van een overeenkomst. De bedoeling van
partijen kan wel een rol spelen als deze uit objectieve omstandigheden kenbaar is. Als de
subjectieve bedoeling kan worden vastgesteld en hier overeenstemming over is, speelt dit
ook een rol bij de uitleg. Dit geldt zelfs als dit afwijkt van de tekst uit de ovk. Dit is niet
relevant als deze bedoeling niet voor derden kenbaar is. Ook beslissend voor derden.
Een duidelijk woord in een wet/ovk is niet altijd doorslaggevend. Interpreteren van woorden
begint ook bij het gebruik van op zich duidelijk ogende woorden.
Hoofdstuk 6: Rechtstoepassing
De rechter neemt een beslissing aan de hand van rechtsregels die vooraf door de wetgever
zijn vastgesteld (11 wet AB).
WIMZ: besluit van een tot regelgeving bevoegd overheidsorgaan, dat algemeen en naar
buiten werkend is, dat voor herhaalde toepassing vatbaar is en dat de burgers bindt.
Algemeen verbindend: voorschriften gelden niet voor 1 of enkele personen maar voor een
onbepaald aantal personen.
Werken naar buiten: voorschriften gelden niet uitsluitend binnen de overheid.
Legisme: de rechter mag alleen maar wetsartikelen toepassen. Deze beperkte taak van de
rechter is terug te voeren tot de leer van de machtenscheiding (trias politica). Er was een
voorkeur voor een duidelijke en nauwkeurige wet omdat hiermee een gelijke behandeling
van mensen het meest gewaarborgd is.
Syllogisme: bestaat uit 2 beweringen (premissen): minor (een feit) en een major (algemene
regel) en een conclusie. Voorbeeld:
- Alle mensen zijn sterfelijk (major; regel)
- De buurman is een mens (minor: feit)
- De buurman is sterfelijk (conclusie)
Subsumptie: het feit wordt onder de rechtsregel gebracht om vervolgens een conclusie te
trekken.
Rechter past deductieve vorm van redeneren van het syllogisme toe; de rechter redeneert
van het algemene naar het concrete. Een rechter brengt de feiten onder een algemene regel
om vervolgens daaruit een concrete conclusie te trekken. Rechtstoepassing (toepassing
naar de letter van de wet) wordt ook wel heteronome rechtsvinding genoemd.
In het legisme wordt ervan uitgegaan dat de wet geen vage normen bevat die voor meer dan
1 uitleg vatbaar is. De wetgever zal in de legistische opvatting elke denkbare conflictsituatie
in een wet willen regelen, waardoor de rechter zich kan beperken tot een mechanische
toepassing van de wet. Dit is niet realistisch en zo goed als onmogelijk.
Door geen duidelijke en nauwkeurige wetsbepalingen vast te stellen, maar gebruik te maken
van vage normen, beoogt de wetgever dus de rechter een bevoegdheid te geven om flexibel
in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en veranderende opvattingen die de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nadiadehaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.91. You're not tied to anything after your purchase.