Dit is een uitgebreide samenvatting van Hoofdstuk 1 - Wereldvoedselvraagstuk. Er staan ook leerdoelen en een begrippenlijst in waar je mee kunt oefenen.
Voedselproductie toegenomen → schaalvergroting, mechanisering, irrigatie etc.
Gevolg: toename productiviteit in de landbouw en veeteelt.
Voedselzekerheid → iedereen op elk moment zowel fysiek als economisch toegang tot voedsel.
- voedsel met genoeg energie
- voedsel met voldoende voedingsstoffen
- veilig voedsel
- voedsel moet aansluiten bij culturele voorkeuren
Fysieke toegang probleem → oorlog, slechte infrastructuur of droog klimaat.
Economische toegang probleem → te weinig inkomsten.
Kwantitatieve honger → gebrek aan voedsel.
Gevolg: ziekte, groei- en ontwikkelingsachterstand, lagere onderwijsdeelname en lagere lonen.
Kwalitatieve honger → gebrek aan voedsel met voedingsstoffen.
Gevolg: handicaps, hersenschades etc.
Wereldvoedselvraagstuk → De vraag hoe we iedereen op aarde op een duurzame manier van
voldoende voedsel van goede kwaliteit kunnen voorzien.
,Leerdoelen
Paragraaf 1: HET WERELDVOEDSELVRAAGSTUK
‘Je weet wat het wereldvoedselvraagstuk inhoudt.’
De vraag hoe we iedereen op aarde op een duurzame manier van voldoende voedsel van goede kwaliteit
kunnen voorzien. Omdat er een groot aantal factoren meespeelt in dit vraagstuk, is het niet eenvoudig te
beantwoorden.
w
‘Je kunt de ruimtelijke spreiding van ondervoeding in de wereld beschrijven.’
Kwantitatieve honger →
In de centrumlanden (Europa, Australië) lijdt <5% aan kwantitatieve honger.
In de semi-perifere landen lijdt (Azië, Noord/West Afrika) 5 - 25% aan kwantitatieve honger
In de perifere landen (Zuid-Afrika) lijdt >25% aan kwantitatieve honger.
Kwalitatieve honger →
In de centrumlanden zijn er geen gegevens omdat er daar niet wordt geleden aan kwalitatieve honger.
In de semi-perifere landen wordt er matig/ernstig geleden aan kwalitatieve honger
In de perifere landen wordt er zeer ernstig geleden aan kwalitatieve honger.
Vraag naar voedsel →
De vraag naar voedsel in voornamelijk Afrika, is erg hoog (stijgend). In tegenstelling tot de centrumlanden
waar een vrij constante lage, vraag naar voedsel is.
, Paragraaf 2: DE ECONOMISCHE WERELDORDE
Internationale taakverdeling → minder ontwikkelde landen waren leverancier van grondstoffen
en landbouwproducten en westerse landen leverden industrieproducten.
Op plantages vooral → exportgeoriënteerde landbouw.
Gevolg: schaadt de binnenlandse voedselproductie.
→ winsten komen nauwelijks ten goede aan zaken als onderwijs en gezondheidszorg.
Gevolg: verkleint de mogelijkheden voor de (perifere) landen om zich te ontwikkelen.
De meeste gewassen groeien het beste - uitsluitend - in een bepaald klimaat.
Verklaring: ontstaan van handelsstromen van gewassen tussen verschillende regio’s in de wereld.
Vervoerskosten zijn tegenwoordig nagenoeg verwaarloosbaar.
Gevolg: landen kunnen beter gebruik maken van hun comparatieve voordelen.
→ klimaat, aanwezige kennis, het loonpeil en de kwaliteit van de infrastructuur.
Benutting van comparatieve voordelen.
Gevolg: het ontstaan van regionale specialisatie.
Doordat de prijzen op de wereldmarkt sterk schommelen en de oogst niet stabiel is →
regionale specialisatie niet gunstig voor perifere landen.
Prijzen voor agrarische producten zijn lager dan industrieproducten
Gevolg: landen in periferie, waarvan de economie sterk afhankelijk is van de landbouw, kunnen geen
kapitaal opbouwen.
Doordat in vrijwel alle landen voedsel- en andere gewassen worden verbouwd voor de
wereldmarkt → geglobaliseerde landbouw.
Mno’s spelen centrale rol bij wereldwijd netwerk: strategische keuzes over productielocaties en
afzetmarkten en bepalen prijzen van de eindproducten.
Nadelen perifere landen:
- producten ontvangen lage prijzen
- consumenten betalen relatief hoge prijzen
Handelspolitiek ontstaan gebaseerd op protectionisme.
→ landen nemen binnenlandse voedselproductie in bescherming d.m.v 2 instrumenten:
1. importheffingen (belemmeren import van concurrerende producenten)
2. landbouwsubsidies (ondersteunen direct inkomens van de boeren)
Minimumprijzen gecombineerd met exportsubsidies.
Gevolg: (mogelijke) productie overschotten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hibaicha04. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.32. You're not tied to anything after your purchase.
