College Aantekeningen blok 1.7 Stadssociologie, Onderwijs & Opvoeding
1 view 0 purchase
Course
1.7 Stadssociologie Onderwijs & Opvoeding
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Een samenvatting van alle colleges van blok 1.7 Stadssociologie, Onderwijs en Opvoeding voor het tentamen. De samenvatting is geschikt voor studenten Pedagogische Wetenschappen aan de Erasmus Universiteit.
19-04-2021
Hoorcollege 1. Inwijding in het stadssociologisch denken
Het psychologische denken richt zich met name op wat zich er afspeelt op intrapersoonlijk
niveau (individu) -> microniveau. Het sociologische denken richt zich op macro- en
mesoniveau -> de instituties en interacties rondom het individu. Het mesoniveau is gericht
op de intermenselijke relaties -> interacties tussen individuen. Het macroniveau gaat over de
hele samenleving -> grootstedelijke omgevingen.
In de sociologie probeert men om de sociale context waarin kinderen en jongeren opgroeien
in een (groot)stedelijke omgeving te duiden -> maakt het uit of kinderen/jongeren in de stad
of op het platteland opgroeien. De sociologie ligt op het snijvlak tussen de stadssociologie en
de stadspedagogiek.
De rollen van de socioloog kunnen worden uitgesplitst naar het type publiek en type kennis.
Dit is ook toe te passen op pedagogen en onderwijskundigen. Er zijn vier typen sociologie:
Kritische sociologie (5%): theoretische en fundamentele reflecties op macht;
Professionele sociologie: een combinatie van een theoretische en empirische focus
om de sociale werkelijkheid te duiden;
Beleidssociologie: instrumenteel en gericht op advies -> ambtelijke omgeving;
Publieke sociologie: gericht op het publieke debat en het veranderen van de wereld.
In dit blok staat de professionele sociologie centraal, met een sterke connectie met het
publieke debat.
Wetenschappelijke artikelen kunnen ook uit verschillende typen bestaan:
Multidisciplinair: veel verschillende perspectieven;
Sociologische verbeelding (sociological imagination): de focus op het verklaren van
gedrag door te kijken naar de bedding van mensen in groepen;
De-familialisering: het vermogen om vanzelfsprekende zaken ter discussie te stellen.
De concentratie is de mate van groepering van personen met gelijke kenmerken in bepaalde
buurten. De segregatie is de ongelijke verdeling van personen met gelijke kenmerken over
alle buurten in de stad -> relatieve maatstaf. De segregatie index geeft aan welk deel van
een groep moet verhuizen om een volledig gelijke verdeling van de groep over alle buurten
van de stad te krijgen. De segregatie index loopt van 0-100. Bij 0 is er geen sprake van
segregatie en is er een volledig gelijke verdeling. Bij 100 is er sprake van absolute segregatie
en woont één groep maar in één buurt.
SES is een combinatie van de factoren inkomen en opleidingsniveau. Zowel de SES als de
cultuur bepalen de mate van segregatie bepaalt. Mensen zijn zowel gedwongen tot
segregatie, als dat ze er zelf voor kiezen -> beide invalshoeken zijn gedeeltelijk waar.
Artikel 23, lid 6 van de grondwet bevat de constitutionele basis voor vrijheid van onderwijs.
Dit artikel luidt als volgt: “Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs
zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd
bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgt.” Dit
staat voor de nationale financiering van het openbaar en speciaal onderwijs.
, Artikel 23 draagt bij aan de segregatie. Het is hier niet de belangrijkste factor in -> het
systeem in Nederland plaatst kinderen met verschillende SES vanaf de start (kinderopvang)
in bepaalde klassen.
2
/3 van de scholen (zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs) in Nederland zijn
religieuze scholen (denominatie) -> bijzonder onderwijs. Dit komt omdat zowel openbaar als
bijzonder onderwijs net zo veel financiering krijgen van de overheid.
Een ghetto is etnisch homogeen -> één gemeenschap is dominant. Een aanzienlijk deel van
de gemeenschap woont in het ghetto en niet daarbuiten, vaak gecombineerd met een
onvrijwillige concentratie (discriminatie, overheidsbeleid) -> gedwongen. Bij een etnische
enclave is er sprake van een etnische clustering op vrijwillige base -> ongedwongen.
Als een allochtone groep welvarender wordt, is de segregatie vaak minder -> verhuizen naar
koopwoningen in andere wijken in plaats van huurwoningen. In het geval van autochtonen,
zorgt dit er vaak voor dat men zich centreert in de rijke buitenwijken van grote steden of zich
in speciale wijken vestigt -> Hillegersberg, Kralingen, Bergschenhoek.
Amsterdam en Rotterdam zijn sinds 2011 ‘majority-minority cities’, waarbij de meerderheid
van de bevolking behoort tot minderheidsgroepen. De grootstedelijke populatie is super
divers: er is sprake van een diversification of diversity -> steeds meer diversiteit
(opleidingsniveau, leefstijl, etnische achtergrond) binnen de aanwezige diversiteit.
Er bestaan drie theoretische verklaringen voor het bestaan van segregatie op wijkniveau:
Ruimtelijke assimilatiemodel: men wil wonen bij mensen uit dezelfde sociaal-
economische klasse. Klasse en de sociaaleconomische achtergrond (opleidingsniveau,
inkomen) zijn hierbij bepalende factoren. Ook demografische factoren (leeftijd, fase
in het leven) spelen een rol.
o Sterk geworteld in de Angesaksische context (geliberaliseerde woningmarkt),
nadruk op ‘structurele’ kenmerken;
o Dit zorgt voor witte en zwarte vlucht -> oorzaak van segregatie.
Etnische enclavemodel: men wil wonen bij mensen met een gelijke cultuur. De
cultuur is hierbij bepalend voor het keuzegedrag. Culturele voorzieningen (bakkers,
restaurants) en religieuze instituties (kerken, moskeeën) hebben een
magneetfunctie. Gevoelens van veiligheid en ‘thuis’ zijn belangrijke factoren.
Plaats stratificatiemodel: uitsluiting en discriminatie als bepalende factoren
o Institutioneel-publiek: woningbeleid, selectiebeleid en juridische
voorwaarden -> uitsluiting door de publieke sector;
o Privaat-informeel: stereotypering en stigmatisering van de nieuwelingen door
de gevestigde bewoners -> pesten, uitsluiten en discriminatie zijn de
belangrijkste redenen voor segregatie.
Q&A1
Het Mattheüs-effect in het klaslokaal houdt in dat leerlingen met veel kennis alleen maar
meer kennis zullen vergaren, terwijl minder goede leerlingen lastiger kennis zullen opnemen.
De ‘goede’ leerlingen worden dus beter, en de ‘minder goede’ leerlingen worden slechter.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller riccigeenen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.