WEEK 1: Introductie - Media, Hypodermic Needle Theory
Een boodschap (inhoud) wordt verzonden door een zender (productie en distributie) en wordt
verzonden naar de ontvanger (gebruik, interpretatie en effecten), hij geeft er betekenis aan.
Wat is theorie?: “a theory consists of a set of systematic, informed hunches about the way things
work.’
Set of hunches: ideeën over een verklaring
Informed: rekening houdend met wat al bekend is (het belangrijkst in wetenschap).
Systematic: specificatie van relaties tussen begrippen, hoe preciezer hoe beter.
Wat doet een theorie? – metaforen
Net: we hebben theorieën nodig om ‘de wereld’ te begrijpen (de wereld ‘vangen’) > waarom
gebeuren dingen?
Lens: theorieën beïnvloeden hoe we bepaalde dingen zien (nadruk leggen/inzoomen) > hoe
werkt iets precies?
Map: theorieën laten ons leiden (de relatie tussen dingen) > waar moeten we naartoe?
Communicatie: een relationeel proces van het creëren en interpreteren van berichten die een
bepaalde reactie teweegbrengen. De kernpunten zijn berichten (verschillende media, bv. sociale
media, kranten etc.), creatie van berichten (door bv. journalisten die bepaalde afwegingen moeten
maken (praten/luisteren, schrijven/lezen etc.)), interpretatie van berichten (hoe we een kranten
bericht lezen, voor iedereen betekent het iets anders (‘words don’t mean things, people mean
things’)), relationeel proces (berichten leiden tot een reactie wat kan leiden naar een nieuw bericht
door verschillen in interpretatie), de reactie (cognitieve, emotionele, gedragsreactie (zonder dit is het
geen communicatie)).
Determinisme: assumptie dat gedrag veroorzaakt wordt door erfelijkheid en milieu.
Communicatiemodellen:
1. Transmissiemodel/hypodermic needle theory (je ziet iets en je neemt het over bv.
persconferentie), boodschap
a. Communicatie als een proces van het overbrengen van boodschappen
b. Boodschap wordt bepaald door de zender
c. Ontvanger verwerkt deze boodschap zoals bedoeld is door zender
2. Expressieve model (versturen boodschap, gedeelde ervaring bv. hoorcollege),
a. Communicatie als representatie van gedeelde overtuigingen binnen een
maatschappij/groep
b. Nadruk ligt op uitvoering van de boodschap (zender)
c. Nadruk bij de ontvanger ligt op de beleving (/gedeelde ervaring) van de boodschap
3. Publiciteitsmodel (competitie belangrijk, bv. reclame).
a. Communicatie als middel voor het grijpen en behouden van aandacht
b. Competitie tussen zenders om aandacht van publiek. Aandacht zelf is belangrijker
dan kwaliteit van aandacht.
c. Ontvanger is toeschouwer en niet zozeer deelnemer.
4. Receptiemodel, polysemic: multi-interpretabel
a. Communicatie als multi-interpretabel door bv sociale en culturele verschillen tussen
ontvangers kan eenzelfde boodschap meerdere betekenissen krijgen.
b. Zender stuurt een boodschap met een bepaalde bedoeling/betekenis.
c. Ontvanger kan deze op een andere manier ‘lezen’ dan de bedoeling was.
Hypodermicneedle theory/magic bullet/powerful media/machtige media/klassieke bril (lijkt op het
transmissiemodel):
Machtige media bereiken iedereen
Weerloze, passieve gebruikers
, Sterke (en slechte) effecten
Uniforme effecten (ze gelden voor iedereen): geen individualiteit
WEEK 2: media-effecten (1) – Cultivation theory & Social learning theory
Effecten van media inhoud (content) op opvattingen (cultivation theory) en gedrag (social learning
theory).
Cultivation theory: Het geheel aan media laat ons een bepaalde werkelijkheid zien (patroon) . Dit
verandert onze blik op de wereld (vrij ‘objectief’).
Twee soorten effecten (‘tv-blik op de wereld’): Effecten van de eerste orde (‘first-order
effects’): prevalentie inschatting (hoe vaak iets voorkomt of hoe waarschijnlijk iets is.
Effecten van de tweede orde (‘second-order effects’): opvattingen op basis van prevalentie
inschatting (bv stereotypen).
Het zien van geweld en misdaad in de media creëert het geloof in een ‘gemene wereld’
(‘mean world’).
Message system analysis: precies weten wat media bedoelen met wat ze uitzenden.
Institutional process analysis: waarom media de berichten produceren die ze publiceren.
Cultivation analysis: hoe media effect kan hebben op mensen.
Mainstreaming: verschillen in opvattingen – door sociale verschillen tussen mensen, zoals
opvoeding, opleiding etc – verdwijnen door veel tv te kijken (opvattingen worden
mainstream). Gerbner noemt het ook wel ‘blurring, blending and bending’.
Resonantie: sociale verschillen tussen mensen – met name met betrekking tot de omgeving
en dagelijkse realiteit – bepalen hoe sterk het cultivatie effect is (opvattingen gaan sterk van
elkaar verschillen).
Kritiek: causaliteit moeilijk aan te tonen (derde variabelen die misschien effect hebben), een
tv-boodschap vs variaties in media-inhoud (en mediakeuze).
Wat verklaart cultivatie effecten? > Toegankelijkheidsprincipe (herhaalde tv-blootstelling
maakt bepaalde ideeën over de wereld meer toegankelijk, mensen vertrouwen informatie
die het meest toegankelijk is).
Social learning theory: Agressieve media maakt kinderen agressief (interpretatief).
Observationeel leren: attention (aandacht aan het gedrag > ik had daar nog nooit over na
gedacht (simple, distinctive, prevalent, useful, positive)), retention (terug halen van
informatie > ik kwam er achter wat ik fout deed), motivation (motivatie om gedrag te
herhalen > waarom niet, zij deden het ook).
Motivatie om gedrag na te doen: rechtvaardiging (mensen hebben inhibities om geweld te
gebruiken).
Alternatieve verklaring: Excitation transfer theory: de opwinding die wordt opgewekt door
geweld in de media maakt ons meer agressief. Catharsis theory: gebruik van gewelddadige
media maakt ons minder agressief, doordat het een uitlaatklep biedt.
Kritiek: uitgebreide theorie dus moeilijk om in zijn geheel te testen, kritiek op effecten van
mediageweld op agressie (is mediageweld echt hetzelfde als geweld irl?), vooral kleine
effecten (dus wat betekent dat?)
Priming: hoe meer je iets ziet/hoort, hoe groter de kans is dat je het onthoudt en herinnert.
Week 3: media-effecten (2) – Media ecology & Mediamythen
Media ecologie (vrij ‘interpretatief’)
Ecology: studie van de omgeving, media ecology: studie van mediaomgeving.
“the study of different personal and social environments created by the use of different
communication technologies” (effect op sociale omgeving)
“how people interact with media and how those interactions shape our culture and our daily
interactions”
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anoukbakker3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.