Begrip Omschrijving Toelichting
1.1.1 Luisterdoelen De luisteraar kan bij het luisteren Voorbeelden van luisterdoelen zijn:
verschillende doelen hanteren. - iets te weten willen komen;
- een bepaald gevoel willen ondergaan;
- zich een mening willen vormen;
- een bepaalde handeling willen uitvoeren;
- een spel mee willen spelen.
Om deze doelen te realiseren, kies je als luisteraar,
bewust of onbewust, een luisterstrategie. Je kunt
bijvoorbeeld globaal luisteren (de grote lijn volgen),
intensief luisteren (details ook belangrijk vinden), gericht
luisteren (specifieke informatie oppikken), kritisch
luisteren (mening vormen). De luisteraar zal zijn
strategie afstemmen op de (gesproken) tekstsoort: naar
een reclameboodschap luister je anders dan naar een
instructie.
De manier van luisteren kan variëren van passief tot
actief. Actief luisteren is de vorm waarbij de luisteraar
zich maximaal inzet om de spreker te volgen en te
begrijpen. Daarbij zet hij middelen in als aankijken,
luisterresponsen geven (bijvoorbeeld knikken) en vragen
stellen.
1.1.2 Luistervaardigheid De luisteraar koppelt betekenissen aan Het gaat bij luistervaardigheid om het begrijpen van wat
klanken. je hoort. De luisteraar moet bijvoorbeeld
bekwaamheden bezitten als: een beschrijving kunnen
volgen, gevoelens en meningen begrijpen en waarderen,
inhoud kunnen interpreteren en beoordelen of een uitleg
volgen. Daarbij komt kijken dat de luisteraar de strategie
van de spreker doorziet, passende feedback geeft en
soms ook vragen stelt om erachter te komen wat de
spreker wil zeggen (actief luisteren). De luisteraar neemt
, dan met het stellen van een vraag de rol van spreker
aan, echter vanuit een bepaald luisterdoel.
Let op: de term ‘begrijpend luisteren’ wordt voornamelijk
gebruikt in het domein Beginnende Geletterdheid waar
het verwijst naar de auditieve tegenhanger van
begrijpend lezen.
1.1.3 Spreekdoelen De spreker kan tijdens het spreken Bewust of onbewust heeft de spreker altijd een doel met
verschillende doelen voor ogen hebben. wat hij zegt.
De doelen die veelal onderscheiden worden, zijn:
- amuseren (bijvoorbeeld vertellen van een mop);
- informeren (bijvoorbeeld vertellen hoe laat het is);
- instrueren (bijvoorbeeld de weg wijzen);
- overtuigen (bijvoorbeeld zeggen dat je een boek echt
moet lezen en vertellen hoe goed het is).
Vervolgens kiest de spreker (bewust of onbewust) een
strategie die afgestemd is op de luisteraar en op het
spreekdoel dat hij heeft. Voorbeelden van strategieën
zijn: het kiezen van een vorm (bijvoorbeeld een verhaal,
een opsomming van feiten, een indringend voorbeeld) of
het kiezen van type taalgebruik (bijvoorbeeld
eenvoudige dagelijkse taal of juist vakjargon)
1.1.4 Spreektechniek De spreker heeft controle over zijn Bij mondelinge taalvaardigheid is het belangrijk dat de
tong-, lip- en gehemeltespieren, zodat spreker goed verstaanbaar spreekt.
hij klanken op een juiste manier kan
produceren De aspecten die daarbij een rol spelen zijn:
- uitspraak: de uitspraak van klanken en
klankcombinaties;
- articulatie: het duidelijk uitspreken van de klanken. Dit
aspect hangt nauw samen met uitspraak en ze worden
ook wel door elkaar gebruikt;
- intonatie: het toonhoogteverloop van woorden en
, zinnen.
Afhankelijk van de spreeksituatie zal een spreker
variëren in volume, tempo en stemhoogte.
Spreektechniek vormt een onderdeel van logopedie.
1.1.6 Cognitieve taalfuncties De spreker hanteert cognitieve functies Cognitieve taalfuncties kunnen op de volgende manier
van taal om te verwijzen naar gerangschikt worden op mate van complexiteit (Kuiken
betekenissen en concepten. Via taal & Vermeer 2005):
benoemt en ordent hij de werkelijkheid. - rapporteren: verslag doen van iets wat in de
werkelijkheid voorkomt. Hieronder vallen:
benoemen/etiketteren, beschrijven, vergelijken (Dit is
een visje met een lange staart, die andere is korter.);
- redeneren: beschrijving waarin een extra denkstap
wordt verwoord. Hieronder vallen: chronologisch
ordenen; concluderen; middel-doelrelatie of
instrumentele relatie leggen; oplossen van een
probleem; oorzaak-gevolgrelatie leggen (Als we de deur
van de koelkast opendoen, gaat de cavia piepen, want
dan wil hij ook eten.);
- projecteren: verplaatsen in de gedachten en de
gevoelens van iemand anders (Esra heeft geen zin om te
spelen. Ze is verdrietig want haar konijn is dood.)
De cognitieve taalfuncties verwijzen naar de
conceptualiserende functie van taal.
1.1.7 Mondeling presenteren De spreker houdt een voordracht in de
vorm van een monoloog. Bij het voorbereiden en uitvoeren van een voordracht
spelen dezelfde vaardigheden een rol als bij het
voorbereiden en produceren van een schriftelijke tekst.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 9003165. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.36. You're not tied to anything after your purchase.