100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting Inleiding Politicologie (IPOL) - Hoorcolleges 13 tot en met 23 - Voorbereiding op Deeltentamen 2 - Politicologie Universiteit van Amsterdam (UvA)$10.78
Add to cart
Samenvatting Inleiding Politicologie (IPOL) - Hoorcolleges 13 tot en met 23 - Voorbereiding op Deeltentamen 2 - Politicologie Universiteit van Amsterdam (UvA)
59 views 0 purchase
Course
Inleiding Politicologie (7321N020FY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Book
Politicologie en de veranderende politiek
Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van de hoorcolleges 13 tot en met 23 voor de cursus Inleiding Politicologie (IPOL) aan de Universiteit van Amsterdam.
Het document dient als een zeer goede voorbereiding voor deeltentamen 2. Met behulp van deze samenvatting heb ik een 7,8 weten te...
Wouter van der brug, brian burgoon en tom van der meer
All classes
Subjects
politiek
politicologie
inleiding politicologie
europa
verenigde staten
nederland
verkiezingen
stemgedrag
deeltentamen 2
comparative politics
universiteit van amsterdam
uva
ipol
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
Summary Introduction to Political Science
All for this textbook (1)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Politicologie
Inleiding Politicologie (7321N020FY)
All documents for this subject (26)
Seller
Follow
DeAmsterdamsePoliticoloog
Reviews received
Content preview
HOORCOLLEGE 13: BIJZONDERE
DEMOCRATIEËN: DE VERENIGDE STATEN EN DE
EUROPESE UNIE
Amerikaanse geschiedenis:
§ 1787-1789: Grondwet (aangenomen in Sep. 1787, effectief in 1789): representatie &
machtenspreiding (anders dan in de EU)
§ 1861-1865: Amerikaanse Burgeroorlog (Statenrechten vs centralistische rechten,
slavernij, uitbreiding naar het westen toe) Centrale overheid belangrijker en staatje kan
zich niet zomaar afsplitsen.
§ 1917 e.v.: einde isolationisme (VS-isolationisme werd opgegeven en ging niet meer
alleen optreden in het eigen belang).
§ 1960s: burgerrechtenbeweging: vrijheid, gelijkheid (slaven geen gelijke
burgerrechten). à Progressievere tijd.
§ 1970s-1990s: Conservatieve Revival: tegen etatisme, belastingen, overheidsingrijpen
§ 1990s-nu: Polarization: Blue vs Red; Tea Party. Overheidsingrijpen moeten worden
beperkt. Veel polarisatie in de Amerikaanse politiek. “Wat zou je doen als je zoon zou
thuiskomen met iemand van een andere partij àmen wilde dit echt niet, liever iemand
van een ander geloof.
Grondwet en Bill of Rights
Amerikaanse politiek grote continuïteit, grondwet erg belangrijk. Bijna zalig verklaard. Hij is
niet zozeer veranderbaar. Er zijn amendementen op mogelijk, dus je kan de grondwet
uitbreiden over specificeren. GW beschrijft drie machten en dat VS een federatie is (wat
wordt door de staten zelf geregeld en wat door de Verenigde Staten. Meeste kwam vanaf de
individuele staten). Eerste grondwet was niet genoeg en vervolgens werden de eerste tien
amendementen erop toegepast (Bill of rights). Amerikaanse burgerlijke vrijheden worden
hierin verwerkt (religie, meningsuiting, vereniging, wapens, privacy). Ook hoe rechtspraak
werkte en federalisme.
,Democratie van James Madison
‘Vader van de Constitutie’
De bill of rights is de kern van de Madison democratie. Hij was het leidende figuur binnen de
Amerikaanse democratie. Er waren een aantal beperkingen die hij zag. Zo wilde hij
voorkomen dat er een tirannie van de meerderheid kon bestaan. Dus de machtsuitvoering door
de meerderheid moest gebroken worden. Dit uitte zich door machtenscheiding (wetgever is
niet degene die wetgeving uitvoert en ook niet degene die recht spreekt op basis van die
wetten). Die drie taken werden van elkaar gescheiden. Ook checks en balances vond hij
belangrijk, opdat verschillende machten elkaar ook konden controleren. Dat elke macht wel
een bepaalde soort macht kan uitoefenen over de andere (wetgevende kan uitvoerende macht
in toom houden bijv.). Ze weten elkaar zo in balans te houden. Een ander punt om macht te
breken is federalisme. Want als macht niet op een centraal punt is geregeld, maar over
verschillende staten verspreid is. Dan is het veel moeilijker is het veel moeilijker voor een
centrale macht die de boel kan overnemen. Laatste manier zijn de indirecte verkiezingen, als
er een populistische revolte zou ontstaan dan zouden die wijze mannen die zelfverkozen zijn
betere beslissingen kunnen nemen dan het gepeupel van de bevolking (kiesmannen).
Tegenwoordig kent Amerika indirecte verkiezingen (zoals bij de verkiezing van de president,
dit gebeurt via kiesmannen en die kiesmannen kiezen vervolgens weer de president). Vroeger
werd de senaat ook indirect verkozen door de staten. Alsof de eerste kamerleden werden
verkozen door de gedeputeerde staten van de provincies in NL. Constitutie van VS is feitelijk
niet eens zo positief over burgers.
Trias Politica
• Executive: President (uitvoerende macht)
• Legislative: Congress (wetgevende macht)
• Judicial: Supreme Court (rechtstprekende macht).
Excecutieve/uitvoerende: President + staf
De uitvoerende macht is primair de president en zijn staf. President is zowel staatshoofd
(zoals onze koning) als regeringsleider (zoals Mark Rutte). Primaire taak van een president is
uitvoeren van federale wetten (gemaakt door president en congres). Meer machten voor
,president. Hij moet ook wetgeving ondertekenen en als hij dat niet doet is het geen wet en kan
hij zijn veto uitspreken. De president is ook degene die allerlei personeel nomineert die
vervolgens goedgekeurd kunnen worden door het congres. Belangrijkste voorbeeld zijn
rechters voor het gerechtshof. Vroeger werden de nominaties standaard doorgevoerd, laatste
jaren is dit wat minder. En de president is degene die onderhandelt over verdragen en niet
degene die de verdragen goedkeurt (dit is het congres). Ook is hij de commander in chief,
verantwoordelijk voor het aansturen van het militaire apparaat. Hij mag deze troepen maar
max 60 dagen inzetten.
Monarchistische tendenties
Veranderingen van de president wat beperkt de laatste jaren. Wetgevende macht van president
is toegenomen. Veel presidenten bepalen het beleid van zijn partijgenoten in het congres. Dat
is erg invloedrijk, wanneer de meerderheid dezelfde partij aanhangt als de president. Maar er
is een uitzondering: zoals bij Trump. Hij lijkt meer geleid te worden wat zijn partijgenoten in
het congres willen. Trumps beleid heeft niet per se geleid tot wetgeving, wel een paar
decreten. Wetgevende macht is ook toegenomen door veto. Was oorspronkelijk bedoeld als
uiterste noodzaak. Maar de presidenten zijn makkelijker geworden in het inzetten van een
veto wanneer het hem uitkwam. Decreten zijn ook belangrijker geworden. Zijn een soort van
uitvoeringsrichtlijnen, hoe de uitvoerende macht (alle verschillende niveaus) moeten omgaan
met concrete situaties. Steeds meer wordt dit gedaan. Decreten zijn geen wetten en kunnen
makkelijk worden teruggedraaid, maar is moeilijk tegen te houden voor het congres. Dit is
een trend die vanaf Obama meer is ingezet. Obama was gefrustreerd dat er weinig wetten
doorkwamen en toen besloot hij te gaan regeren per decreet. Decreten kunnen makkelijk
worden teruggedraaid door de volgende presidenten. Trump krijgt ook niet alles erdoorheen,
maar gebruikt deze om ze er ook doorheen te krijgen. Vaak hebben de rechtbanken de
decreten teruggefloten omdat ze tegen de wet ingingen (muslim ban). Ander element is de
oorlogsverklaring. Een president kan niet zomaar de oorlog verklaren dit moet eerst langs het
congres. Bill Clinton bombardeerde Sudan zonder oorlogsverklaring, Bush kreeg carte
blanche om Afghanistan binnen te vallen na 9/11 van het congres en Obama gebruikte
dezelfde carte blanche om ISIS aan te vallen zonder dat er oorlogsverklaring was.
, Presidentiële verkiezingen
President wordt verkozen door:
Eerst voorverkiezingen (primaries) waarin verschillende partijen hun eigen kandidaat
afvaardigen. Daarna is de definitieve keuze en de verkiezingen zijn indirect via een electoraal
college. Elke staat worden kiesmannen gekozen en die kiezen de president. Systeem heeft een
aantal vertekeningen en werken in het voordeel van kleine staten. Want kleine staten krijgen
relatief meer kiesmannen dan grote staten ten opzichte van hun bevolking en het werkt
voordelig via de zogenaamde swing states (zijn staten waar veel op het spel staat omdat de
verhoudingen tussen republikeinen en democraten relatief gelijk opgaat, je weet niet op
voorhand wie er gaat winnen (er zijn hier zo’n 8 tot 10 van)). Campagnes richten zich hier het
meest op. Het kan zijn dat degene met de meeste stemmen niet de president wordt omdat hij
niet de meeste kiesmannen heeft gekregen (laatste keren in 2016, 2000 en 1876). Het is alleen
nog nooit voorgekomen dat iemand de popular vote won, maar ook de meerderheid won.
President mag max. 2 termijnen aanblijven (alleen Roosevelt 4x). Heel vaak verkopen
presidenten zich alsof ze het niet willen maar zich geroepen voelen om te regeren.
Legislatieve/ wetgevend: Congres
Congres bestaat uit twee huizen:
- Huis van Afgevaardigden (Tweede Kamer)
- Senaat (Eerste Kamer)
Huis van Afgevaardigden
Oorspronkelijk waren ze bang dat congres de belangrijkste macht zou worden binnen de
Amerikaanse politiek. Dit werd uiteindelijk de president. Ze hebben overeenkomsten: ze
hebben allebei budgetrecht en mogen allebei toezicht uitvoeren over de uitvoerende macht, zij
hebben gezamenlijk de macht om een president uit zijn functie te zetten en ze zijn
gezamenlijk verantwoordelijk voor de oorlogsverklaring. Er zijn wel enkele verschillen: HvA
heeft 435 leden, hebben termijnen van 2 jaar (veel campagne voeren) en ze worden verkozen
per district. Dit laatste heeft geleid tot het principe van Gerry Mandering: je hebt een staat en
daarbinnen probeer je de grenzen te trekken zodat er zoveel mogelijk van jouw partij worden
verkozen en zo min mogelijk van de andere partij. Allebei de partijen doen dit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DeAmsterdamsePoliticoloog. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.