Grondslagen van het recht voor sociale wetenschappers (201100073)
Class notes
Hoorcollege aantekeningen Grondslagen van het Recht voor Sociale Wetenschappers || DEELTENTAMEN A (HC 1 t/m 6)
17 views 2 purchases
Course
Grondslagen van het recht voor sociale wetenschappers (201100073)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Uitgebreide hoorcollegeaantekeningen van hoorcolleges 1 tot en met 6. Samen vormen deze hoorcolleges onderdeel van deeltentamen A van het vak Grondslagen van het Recht voor Sociale Wetenschappers.
Grondslagen van het recht voor sociale wetenschappers (201100073)
All documents for this subject (4)
Seller
Follow
DeHaan
Reviews received
Content preview
Grondslagen van het recht voor sociale wetenschappers
HOORCOLLEGES deeltentamen A
Universiteit Utrecht
Overzicht hoorcolleges
HC1 Recht: aard, functies en bronnen van het recht pag. 2
HC2 Organisatie van de staat pag. 6
HC3 Rechterlijke organisatie en besluitvorming pag. 13
HC4 Internationaal recht pag. 19
HC5 Inleiding privaatrecht pag. 28
HC6 Inleiding strafrecht pag. 36
,Hoorcollege 1 Recht: Aard, functies en bronnen van het recht
Functies van het recht
1. Het scheppen van sociale orde
➔ Dit hangt samen met het rechtszekerheidsbeginsel: burgers moeten tot op zekere
hoogte weten wat er van hen gevraagd wordt in een bepaalde situatie en wat er gebeurt
als ze zich daar niet aan houden. Het bepaalt hoe we ons gedragen t.o.v. elkaar. Als we
enige kennis hiervan hebben geeft dat zekerheid en orde.
Bij rechtszekerheid gaat het altijd om het zoeken naar een bepaalde balans. Het recht
bevat veel open normen en soms moet het snel tot stand komen, wat het
rechtszekerheidsbeginsel tot op enige hoogte aantast: voor burgers werd het bijv. tijdens
Corona onduidelijker wat van hen verwacht werd in een bepaalde situatie en wat de
consequenties zijn als je je hier niet aan houdt. Dit zet de sociale orde onder druk.
2. Het bevorderen van vreedzame conflictbeslechting
➔ Dit is het idee dat we een rechtsstelsel hebben dat wordt uitgeoefend door professionals
waarbij er een objectieve derde partij is die in het geval van conflicten een beslissing
neemt en de autoriteit en het vertrouwen heeft om die beslissing te nemen (vaak is dit
de rechter).
➔ Dit is met name te herkennen in context van het strafrecht.
3. Het mogelijk maken van individuele ontplooiing van burgers
➔ Denk aan de rechten en vrijheden die ons zijn toegekend – bijvoorbeeld o.b.v. de
grondwet en mensenrechtenverdragen – die ervoor zorgen dat burgers in staat worden
gesteld om bepaalde vrijheidsrechten uit te oefenen en dus zich ook te ontwikkelen.
Voorbeelden van deze rechten zijn vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst.
4. Rechtvaardige verdeling van diensten en goederen
➔ Bij mensenrechten wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen vrijheidsrechten en
sociale rechten. De vrijheidsrechten zijn bij punt 3 genoemd. Sociale grondrechten
richten zich meer op de overheid en vragen iets van de overheid. Dit wordt een positieve
verplichting genoemd en zorgt ervoor dat de situatie van burgers aan een bepaald
bestaansminimum voldoet. Voorbeelden zijn het recht op sociale zekerheid en het recht
op goede gezondheidszorg.
5. Kanaliseren van sociale verandering
➔ Er is een wisselwerking tussen het functioneren van het recht en ontwikkeling van de
samenleving. Het recht bepaald voor een deel hoe wij ons gedragen en hoe een land zich
ontwikkeld, maar tegelijkertijd zijn er ook ontwikkelingen in de maatschappij waar het
recht op moet reageren. Over het algemeen geldt dat maatschappelijke veranderingen
pas na verloop van tijd leiden tot wezenlijke veranderingen in het recht (soms >10 jaar).
Het voordeel dat wetgevingsprocessen in Nederland lang duren is dat alles goed
doordacht is waardoor de kwaliteit van wetgeving toeneemt. Het nadeel is dat bepaalde
delen van wetgeving op het moment dat ze doorgevoerd worden alweer achterlopen op
de maatschappelijke realiteit. Het streven is om het recht zo veel mogelijk in
overeenstemming te brengen met wat er speelt in de maatschappij.
2
,Trias politica
De bestuurlijke indeling van Nederland is gebaseerd op de trias politica van Montesquieu. Het idee is
dat je drie verschillende machten hebt met eigen taken en bevoegdheden. De drie verschillende
machten houden elkaar in evenwicht en checken elkaar. De trias politica bestaat uit:
1. De wetgevende macht
2. De uitvoerende macht (bestuur)
3. De rechtsprekende macht
In het oude idee van Montesquieu ging trias politica om strikte machtenscheiding om misbruik van
de machten te voorkomen. Tegenwoordig (m.n. in Nederland) is er meer sprake van
machtenspreiding. Op veel terreinen is er sprake van een mix van bepaalde bevoegdheden.
Een aantal voorbeelden van vermenging van de machten zijn:
- Politici laten zich regelmatig uit over uitspraken van rechters.
- In NL is er is veel sprake van open normen: een wet schetst een bepaald kader, maar dat
kader kan niet met alle details rekening houden. De algemene regel wordt door een rechter
toegepast op een specifiek geval, wat er soms toe leidt dat een regel wordt aangescherpt en
het recht zich ontwikkelt. Dit noem je de rechtsvormende taak van de rechter.
- Bij het Openbaar Ministerie: officieel zijn zij de uitvoerende macht m.b.t. opsporing en
vervolging in het strafrechtsysteem, maar ze heeft al lange tijd de mogelijkheid om de
lichtere strafzaken zelfstandig af te doen. Het OM heeft hierbij duidelijk een specifiek belang
bij de procedure, terwijl de beslissing zo onafhankelijk mogelijk tot stand moet komen. Dit
kan dus onder druk komen te staan. Toch is dit zo besloten om de tekorten en wachtlijsten
weg te werken.
- De Raad van State geeft enerzijds advies aan de wetgevende macht (waar ze veel macht
hebben) en anderzijds is de Raad van State ook belast met rechtspraak (de afdeling
bestuursrechtspraak is de hoogste bestuursrechter in Nederland).
Soorten regels
1. Gedragsnormen hebben betrekking op de gedragingen die strafbaar worden gesteld. Hierbij
wordt het strafbare gedrag toegelicht.
o De bestandsdelen van een delictsomschrijving zijn alle onderdelen waaraan moet
worden voldaan om van dat specifieke delict te spreken.
2. Sanctienormen hebben betrekking op de bestraffing van specifieke geschonden
gedragsnormen.
3. (Bevoegdheidsverlenende normen)
Voorbeelden:
- Art. 300 Wetboek van Strafrecht: Mishandeling wordt gestraft met een gevangenisstraf van
ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie → sanctienorm
- Art. 302 Wetboek van Strafrecht: Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste acht jaren of een geldboete van de vijfde categorie → gedrags- en sanctienorm
3
, Positief recht is het recht dat is vastgesteld of erkend in een bepaalde gemeenschap, zoals
Nederland. Dit is dus contextafhankelijk en tijdsafhankelijk. Positief recht heeft vaak ook gelding: de
regels scheppen bepaalde rechten, plichten en bevoegdheden voor een bepaalde groep mensen
(hier; inwoners van Nederland). Om het positief recht gelding te laten hebben moet het vastgesteld
zijn, tot de juiste manier tot stand zijn gekomen, technisch kloppen en gepubliceerd zijn (regels/
wetten moeten kenbaar zijn). Vanaf dan is het verbindend voor iedereen die zich in Nederland
bevind. De effectiviteit van het recht is tweeledig: (1) wordt een regel nageleefd en zo nee, is er dan
handhaving en (2) heeft de regel het beoogde effect.
Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen objectief en subjectief recht. Objectief recht is het
geheel aan rechtsregels in een bepaalde context of in een bepaald land. Subjectieve rechten is meer
uit de persoon zelf benaderd; dit zijn eigen rechten (en plichten) die gelden. De subjectieve rechten
(‘rights’) maken onderdeel uit van de objectieve rechten (‘law’). Voorbeelden van subjectieve
rechten zijn het persoonlijke recht op lichamelijke integriteit en de grondrechten. De grondrechten
zijn echter niet absoluut: grondrechten zijn niet onbeperkt. Grondrechten kennen hun begrenzing,
die te vinden is in andere wetten. Zo wordt het grondrecht vrijheid van meningsuiting beperkt door
strafbepalingen zoals groepsbeledigingen of het aanzetten tot haat. Daarnaast is er in officiële zin
geen sprake van hiërarchie bij de grondwetten: de eerste grondwet is niet altijd belangrijker dan de
tweede.
Er wordt ook gesproken van dwingend en aanvullend recht. Dwingend recht zijn regels waar
betrokkenen niet (zelfstandig) van mogen afwijken. Aanvullend recht houdt in dat partijen (binnen
de wettelijke kaders) bevoegd zijn om eigen regelingen vast te stellen, bijvoorbeeld door een
overeenkomst te sluiten, zoals een arbeidsovereenkomst.
Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen formeel en materieel recht. Formeel recht is een primair
procesrecht: de regels bepalen hoe het materiële recht moet worden gehandhaafd of toegepast. Dit
gaat bijvoorbeeld over of je naar de rechter kunt, bij wie je moet zijn, hoe de procedure verloopt,
welke beslissingen er mogelijk zijn, of je moet betalen, etc. Het materieel recht is de inhoud van
rechten, plichten en bevoegdheden. In het wetboek vindt je de formele en materiële rechten
gescheiden van elkaar terug. In het privaatrecht is het meeste materiële recht in het Burgerlijk
Wetboek is vastgelegd en het formele recht te vinden is in het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. Bij het strafrecht wordt hetzelfde onderscheid gemaakt: het Wetboek van
Strafrecht (primair materieel) en het Wetboek van Strafvordering (primair formeel).
Rechtsgebieden
Het meest grove onderscheid is tussen publiekrecht en privaatrecht:
- Bij het publiekrecht is er primair sprake van een verticale verhouding tussen de
procesdeelnemers. Hierbij staat de overheid tegen de burger (verticaal). Voorbeelden zijn
het staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht.
- Bij het privaatrecht is er primair sprake van een horizontale verhouding tussen de
procesdeelnemers. Bij het privaatrecht gaat het over private partijen, zoals burgers,
bedrijven of werknemers-werkgevers onderling. Voorbeelden zijn het pers-familierecht,
vermogensrecht en erfrecht.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DeHaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.04. You're not tied to anything after your purchase.