Samenvatting over de stof van blok 1.1 Keep on Moving. De samenvatting is gebaseerd op alle colleges (MB en FT) uit het blok aangevuld met stof uit de tutorbijeenkomsten.
MEDISCH BIOLOGISCH
SPIEREN
Spieren kunnen trekken, niet duwen. Het samentrekken van een spier heet een spiercontractie.
Myo = wat de spier betreft, een verwijzing naar de spier.
Spieren die tegenovergesteld zijn, hebben ook de tegenovergestelde beweging. Bijvoorbeeld de
biceps en de triceps, biceps zijn de buigspieren en triceps zijn je strekspieren.
Spieren zijn opgebouwd uit verschillende spierbundels. Spierbundels zijn opgebouwd uit spiercellen.
Om elke laag zit een bindweefsellaag: om de spier ook wel epimysium. Om de spierbundels heet de
bindweefsellaag perimysium. De bindweefsellaag om een spiercel heet endomysium.
Bindweefsellaag om de spier: epimysium
Bindweefsellaag om de spierbundel: perimysium
Bindweefsellaag om een spiercel: endomysium
Om een beweging aan te zetten moet een zenuwcel contact maken met een spiercel. Eén
motorneuron (bewegingszenuwcel) maakt contact met meerdere spiercellen.
Motorische eenheid = één motorische zenuwcel + de spiervezels die door deze motorneuron worden
geïnnerveerd.
Sarcolemma = spiervezelmembraan, de laag om de spiercel heen.
instulping van het
sarcolemma; zorgen
ervoor dat een prikkel
diep naar
binnen worden geleid.
Liggen in het midden
van een sarcomeer.
T tubulus = instulping van het sarcolemma; zorgen ervoor dat een prikkel diep naar binnen worden
geleid. Liggen in het midden van een sarcomeer.
Sarcoplasmatisch reticulum: zorgt voor de opname van calciumionen zodat deze snel losgelaten
kunnen worden als de cel een actiepotentiaal genereert. Omdat dit een actief proces is (wat energie
,kost), wordt het uitgevoerd door de sarcoplasmatische calciumpomp. De ionen worden opgeslagen
door ze aan specifieke buffers te binden. Het loslaten van de calciumionen maakt het samentrekken
van de cel mogelijk.
Myofibrillen = eiwitketens. Bestaan uit myofilamenten:
Actine (dun): geactine (“bolletjes”) wordt bij elkaar gehouden door tropomyosine.
Myosine (dik): kop en een staart. De kop staat in een hoek ten opzichte van de staart.
Bij een spiercontractie schuiven de filamenten in elkaar.
Sarcomeer = de kleinste zich herhalende structuur die wordt gebruikt voor het samentrekken van
dwarsgestreepte spieren. Van Z disk tot Z disk, opgebouwd uit:
I band: lichte banden, bevindt zich alleen actine. De ruimte tussen twee
myosinefilamenten.
Z disk (lijn): splitst de I band precies door midden. Aan de zijkanten zitten
actinefilamenten.
A band: donkere banden. Actine en myosine overlappen elkaar.
Model van de glijdende filamenten, de stappen in de spiercontractie:
1. De zenuwimpuls bereikt het einde van de vezel.
, 2. Het spiervezelmembraan raakt geprikkeld.
3. Het sarcoplasmatisch reticulum (buisjessysteem in de spiervezel) laat calcium los > verspreid
zich door middel van diffusie, er is dus geen energie voor nodig.
4. Calcium bindt zich aan troponine.
5. Troponine trekt tropomyosine van de receptorplaats op actine.
6. Er komt een crossbridge tussen actine en myosine.
7. De kop van het myosine maakt een werkslag (trekt actine over zich heen waardoor het over
elkaar heen schuift).
8. Er bindt zich een nieuw ATP aan de op.
9. De kop laat los en richt zich op.
10. De vezel is korter: contractie.
Spierontspanning = het tegenovergestelde van contractie. De stappen:
1. Er komen geen zenuwprikkels meer.
2. Het spiervezelmembraan raakt niet meer geprikkeld.
3. De calciumpomp gaat het calcium terugpompen in het SR > dat proces kost energie.
4. Het tropomyosine rolt terug.
5. De crossbridges worden verbroken.
6. De vezel ontspant > spierrelaxatie.
Als iemand dood gaat is er in het lichaam geen energie meer, stap 3 kan dus niet meer uitgevoerd
worden. Daardoor kan het lichaam niet ontspannen en ontstaat er lijkstijfheid.
ATP = adenosine trifosfaat, energie. Energie in een spier is nodig voor:
- Het opladen van de myosinekop
- Het losmaken van de crossbridge na de werkslag
- Voor de calciumpomp
ATP reageert met water tot ADP, fosfaat en energie:
ATP + H20 ADP + Pi + energie
ADP = adenosine difosfaat.
Pi = anorganisch fosfaat
ENERGIESYSTEMEN
Voor de synthese van energie zijn drie manieren mogelijk:
1. Splitsing van creatine fosfaat
2. Glycolyse
3. Krebscyclus en oxidatieve foforylering
1. SPLITSING CREATINEFOSFAAT (CP) en het “high energy molecuul”.
Creatine splitst en reageert met ADP tot creatine en ATP:
Creatine fosfaat + ADP creatine + 2 ATP
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FysiotherapieStudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.