Hoorcolleges Internationaal Privaatrecht in lopend verhaal
96 views 18 purchases
Course
Internationaal Privaatrecht
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Er is met elke kennisclip uitvoerig meegeschreven waardoor de aantekeningen erg volledig zijn en vrijwel alles bespreken wat de docent heeft verteld. De tekst is geschreven in een lopende tekst waardoor het een stuk beter te lezen en te begrijpen is dan aantekeningen die puntsgewijs zijn gemaakt.
Wat is het is het internationale privaatrecht? De afkorting is IPR en deze wordt veel gebruikt. IPR is in
beginsel nationaal recht dat voor internationale situaties geschreven is. er bestaat een tendens tot
internationalisering. Het IPR wordt geharmoniseerd en dit zie je terug in HCCH en de EU. Het IPR kan
je onderscheiden in twee delen. Enerzijds het materieel IPR en andere kant Formeel IPR. Materieel
IPR is ook wel conflictenrecht en dit regelt welk recht van toepassing is op een rechtsverhouding. Het
gaat om internationaal burgerlijk recht en internationaal handelsrecht. Anderzijds gaat het formeel
IPR om internationaal procesrecht en regelt de vragen over de bevoegdheid van de rechter en vragen
over de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen of notariële akten. Deze
verdeling leidt tot drie hoofdvragen over het IPR. Bij beantwoording van de vragen moeten deze
separaat worden behandeld.
1. Welk recht is van toepassing op een internationale rechtsverhouding? (toepassing recht)
2. Welke rechter is bevoegd om kennis te nemen van het geschil over een internationale
rechtsverhouding? (rechtsmacht) – hier is alleen relevant of de Nederlandse rechter bevoegd
is voor dit vak
3. Kan een buitenlandse rechterlijke beslissing in Nederland worden erkend? (erkenning en
tenuitvoerlegging)
Het IPR is er om conflicten op te lossen tussen verschillende rechtsstelsels. Dankzij de internationale
rechtsverhoudingen bestaat het IPR. Zonder deze verhoudingen en zonder verschillen bestaat het IPR
niet. Het IPR is slechts in internationale situaties van toepassing. Wanneer is er precies sprake van
een internationale situatie? Denk aan woonplaats van partijen, nationaliteit van partijen, rechtsfeit in
het buitenland, goed in het buitenland en beslissing van buitenlandse rechter.
Als je kijkt naar nationaal recht dan begin je bij een casus. Deze casus ga je analyseren en je komt tot
de conclusie dat er sprake is van een bepaald leerstuk en zoekt het bijbehorende artikel op. Bij een
internationale casus kijk je ook eerst naar de casus en deze analyseer je. Je komt weer tot het
leerstuk maar in plaats van het vinden van het wetsartikel is er nu sprake van een conflictregel.
Hierna vind je het toepasselijk recht. Naast de conflictregels maken we ook gebruik van zelfstandige
regels van het IPR. Dit verwijst niet naar een bepaald rechtsstelsel op basis waarvan je een oplossing
vindt, maar geef zelf al de oplossing.
Als je een geschil moet oplossen kijk je eerst of er sprake is van een internationale casus. Hierna
moet je de casus analyseren en kijken waarop de vordering is gebaseerd (contract, huwelijk, etc.)
Hierna kijk je naar een bron waarin de conflictregel is opgenomen. Er zijn verschillende
toepassingsgebieden. Als je het juiste instrument hebt gevonden ga je hierin op zoek naar de
conflictregel of soms zelfstandige regel van het IPR. Er wordt soms verweten dat het IPR onvolledig
is. op basis van IPR heb je vaak nog niet de oplossing maar je weet alleen nog welk recht van
toepassing is. Het IPR is daarmee regelneutraal. Op het tentamen en de casuscolleges is de
beantwoording van de vraag beëindigd wanneer je weet welk recht van toepassing is. op het
tentamen, als je conclusie komt dat het NL recht van toepassing is, niet dit recht toepassen want dit
wordt niet gevraagd en levert geen punten op.
Algemene leerstukken van IPR zijn kwalificatie, aanpassing, ‘Renvoi’, leer van de voorvraag, leer van
de verkregen rechten en openbare orde.
,Kwalificatie – het gaat hier om het onderbrengen van een rechtsvraag bij een conflictregel.
Kwalificatie vind altijd plaats door middel van Lexvoi, dat wil zeggen aan de hand van het recht waar
het geschil rijst. Ook moet je altijd je gezond verstand gebruiken. Bij kwalificatie kan je aan de ene
kant te maken hebben met een rechtsverhouding. Aan de andere kant kan je te maken hebben met
een rechtsregel.
Als je kijkt naar kwalificatie van de rechtsverhouding kan je gebruik maken van het arrest Ooievaar.
Het ging hier om een crash van een vliegtuig. Vastgesteld was dat de crash kwam door een fout van
de captain. Een passagier was een Fransman die van NL naar Thailand vloog. Hij is overleden en zijn
weduwe stapt naar de NL rechter en vordert schadevergoeding van KLM wegens overlijden van haar
echtgenoot. De vraag rijst of de NL rechter bevoegd is om van zo’n casus kennis te nemen. Volgens
EEX-II is de rechter op de plaats waar de vestiging plaatsvindt bevoegd. KLM is gevestigd in
Amstelveen en hierom is de Nederlandse rechter bevoegd in Amsterdam. Maar welke vordering is er
van toepassing? Het Thais recht of het Nederlands recht of Frans recht? Om dat te bepalen moet je
kijken waarop de vordering gebaseerd is. in de casus zijn er drie kwalificaties mogelijk. De eerste is
onrechtmatige daad, de tweede vervoerovereenkomst en de derde is
alimentatie/onderhoudsverplichtingen. De HR kwam tot de conclusie dat het hier ging om de
onrechtmatige daad.
De bronnen van het IPR bestaan uit verordeningen, verdragen, wetten, rechtspraak en doctrine. De
unificatie van het IPR is terug te vinden in het HCCH, de EU en de Benelux. De volgorde van de
bronnen begint met verdragen. Altijd goed kijken of een verdrag niet voorrang geeft aan een
verordening en andersom. Er zijn twee verschillende soorten verdragen. Aan de ene kant de
verdragen IPR die conflictregels bevatten. Daarnaast de verdragen die het EPR bevatten,
geharmoniseerd privaatrecht. Deze laatste heeft altijd voorrang op het IPR. (Weens koopverdrag) Als
er geen sprake is van een verdrag dat van toepassing is dan kan er een verordening van toepassing
zijn. Deze gelden in beginsel in alle lidstaten van de EU. Twee lidstaten hebben een bijzondere positie
ten aanzien van de EU verordeningen en dat zijn Ierland en Denemarken. Ierland kan bepalen per
verordening of ze meedoen of niet. Denemarken doet eigenlijk niet mee maar is inmiddels ook
gebonden aan een aantal verordeningen omdat Denemarken een overeenkomst met Eu heeft
gesloten waarmee het zich gebonden heeft verklaard aan deze verordeningen.
Verordeningen die je moet kennen:
, De hoofdregel is dat in NL het IPR ambtshalve moet worden toegepast (art. 10:2 BW). Indien der
echter vaststelt dat sprake is van een internationaal geval moet altijd het IPR toepassen, ook door de
appelrechter. Volgens art. 25 Rv moet de rechter ook ambtshalve de juiste conflictregel en het
buitenlandse recht toepassen. Ook moet de rechter ambtshalve de rechtsgronden aanvullen.
Het toepasselijke procesrecht. De Nederlandse rechter moet altijd het Nederlandse procesrecht
toepassen. Dit gaat bijvoorbeeld over in welke taal de procedure wordt gevoerd. Art. 10:3 BW en art.
10:13 BW.
Op basis van art. 25 Rv moet de NL rechter de rechtsgronden ambtshalve aanvullen. Hem kan
daardoor worden gevraagd naar toepassing van buitenlands recht. In Nl geldt dat buitenlands recht
niet een feit is dat moet worden bewezen. In NL is buitenlands recht gewoon recht en daardoor heeft
dit dezelfde positie van NL recht in feitelijke instanties. Buitenlands recht is geen recht in de zin van
art. 79 RO en er is geen cassatie mogelijk bij onjuiste toepassing van het buitenlandse recht. Wel
cassatie mogelijk in geval van onvoldoende motivering of bij onjuiste toepassing van de conflictregel.
De rechter kan op basis van art. 25 Rv ook ambtshalve vaststellen wat de inhoud van het
buitenlandse recht is en de rechtsgronden moet aanvullen. Dit doet hij door eigen wetenschap,
voorlichting door partijen, internationaal Juridisch Instituut, en Europese Overeenkomst nopens het
verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht.
Het IPR kent een aantal rechtsgebieden die tegen het IPR aanliggen zoals het vreemdelingenrecht,
het nationaliteitsrecht en het interpersoneel en interregionaal recht. Je kan te maken hebben met
een land dat verschillende rechtsstelsels heeft voor verschillende bevolkingsgroepen. Marokko heeft
bijvoorbeeld verschillende rechtsstelsels voor moslims of christenen. Je moet dan kijken welk
specifiek deelgebied van toepassing is en dat is de taak van het interpersoneel/ intergentieel recht.
Binnen het IPR kan je te maken krijgen met problemen over de nationaliteit. In familierecht wordt
vaak nationaliteit gebruikt om vast te stellen welk recht van toepassing is. als je kijkt naar het
Nederlands nationaliteit recht dan is dat geregeld in de Rijkswet der Nederlanderschap. Je kan het
krijgen omdat je ouders de nationaliteit hebben of je kan op een later moment de nationaliteit
verkrijgen. Nationaliteit geldt als aanknopingsfactor in het familierecht. Maar soms is de nationaliteit
niet een geschikte aanknopingsfactor en daarom zijn in het IPR retouches ontwikkeld omtrent
nationaliteit. Bijvoorbeeld wanneer iemand meerdere nationaliteiten heeft (art. 10:19 lid 2 BW). Ook
is er een regeling wanneer iemand geen nationaliteit heeft (art. 10:16 lid 2 of art. 12 NY-
Staatlozenverdrag). Ook bestaat de situatie van iemand met de status van een vluchteling (art. 10:16
lid 2 BW of art. 12 NY-Staatlozenverdrag).
Ook kan zich de situatie voordoen dat iemand geen band heeft met zijn nationaliteit. In dit geval kijk
je naar art. 10:8 BW. In dat geval laat je deze nationaliteit buiten beschouwing en ga je over op de
toepassing van het recht waar de woonplaats is. ook is het mogelijk dat de nationaliteit niet vast te
stellen is of dat de inhoud van het buitenlandse recht niet achterhaald kan worden door bijvoorbeeld
oorlog. In dit geval kijk je naar art. 10:23 BW. Daarnaast kan zich ook de situatie voordoen dat men
het buitenlandse recht niet wil toepassen. Met deze situatie moet je heel voorzichtig zijn.
Uitgangspunt is dat je het buitenlands moet toepassen wanneer dit van toepassing is. Je mag hier
echter vanaf stappen als de wet je daartoe de mogelijkheid geeft. Soms kan je gebruik maken van
een algemeen leerstuk van ‘renvoi’ of het leerstuk van ‘her verwijzing’. Het uitgangspunt is art. 10:5
BW. Hierna kan je kijken naar terug verwijzing (art. 10:11 BW) of verderverwijzing (art. 4 Haags
Erfrechtsverdrag, art. 32 ErfVo).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanjacommandeur. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.