Een uitgebreide samenvatting + woordenlijst. Informatie uit de desbetreffende boeken, hoorcolleges, werkcolleges en flitscolleges. Inclusief plaatjes uit de hoorcolleges en werkcolleges.
Hoofdstuk 1
Anatomie; het ontleden en opensnijden van het menselijk lichaam, om de bouw te kunnen
beschrijven en bestuderen.
Fysiologie; het meten van functies van het levende/inwendige lichaam. Zoals het meten van
de bloeddruk, zuurstofgebruik, samenstelling van de urine, ademfrequentie, spierkracht en
hersenactiviteit.
Functionele anatomie; bouw en functie zijn dynamische variabelen, die elkaar beïnvloeden
en nauw samenhangen. Functionele anatomie behandelt de bouw van het menselijk lichaam
in directe relatie met de lichaamsfuncties
Onderzoeksmethodes;
1. Inspectie (kijken); het observeren van de buitenkant van het lichaam. Er wordt dan gelet
op vormafwijkingen en kleur van de huid.
2. Auscultatie (horen/luisteren); dan luister je met een stethoscoop naar geluiden in het
lichaam. Bijvoorbeeld in de longen. Afwijkende geluiden kunnen ronchi (rochelende
geluiden), wheezes (fluittonen), crepitaties (knisperen als belletjes in frisdrank) of souffle
(geruis).
3. Percussie (kloppen); door te kloppen aan de buitenkant van het lichaam, om uit de
hoogte van de toon een indruk te krijgen over de toestand van het onderliggende weefsel.
Dus het verschil tussen luchthoudende organen en massieve organen.
4. Palpatie (voelen); door te voelen, iets te weten te komen over dieper gelegen structuren.
1. Röntgenstraling; vorm van x-straling, waarbij de witte botten en weefsels te zien zijn
op foto, hiermee kan ook een doorsnede van het totale lichaamsdeel gemaakt
worden.
2. MRI; waterstofatoomkernen in het lichaam worden gemagnetiseerd en meegetrild. De
trillingsenergie wordt uiteindelijk omgezet in een signaal, die bepaalde
eigenschappen van de structuren en weefsels weergeven.
3. Echografie/echoscopie; ultrageluidstrillingen, waar een hoogfrequente
geluidsgolven het lichaam ingezonden, deze golven worden in het lichaam
weerkaatst en de computer zet dit vervolgens in beeld.
4. ECG; elektrische signalen van het lichaam kunnen worden opgevangen en
weergegeven op een beeldscherm.
- CT’s en MRI; wordt gemaakt bij neurologische uitval epilepsie of hoofdpijn met braken.
- CT-onderzoek of echo; ontstekingen in de abdomen
Belangrijke afkortingen:
a. = arteria (slagader)
v. = vena (ader)
n. = nervus (ruggenmergzenuw)
N. = vervus (hersenzenuw)
m. = musculus (spier)
Hoofdstuk 2.1
Metabolisme; ook wel stofwisseling genoemd, alle biochemische reacties die in cellen
kunnen optreden. De anabole reacties en de katabole reacties.
,Anabole reacties (assimilatie); hierbij worden kleine moleculen omgezet tot in grotere
moleculen. Deze reactie kost energie en worden meestal gebruikt voor groei, onderhoud en
repartie van weefsels
Katabole reacties (dissimilatie); omzettingen waarbij grote moleculen worden omgezet in
kleinere moleculen, bij deze reactie komt energie vrij. En kan weer gebruikt worden bij de
opbouwstofwisseling of processen als beweging of warmteproductie.
Aerobe dissimilatie; verbranding waarbij altijd zuurstof nodig is, soms ook wel
celademhaling genoemd. Of te wel, de cel vrijmaken van energie zodat de cel allerlei
activiteiten kan uitvoeren. Een voorbeeld hiervan is de verbranding van glucose; Glucose +
zuurstof energie + koolstofdioxide + water. Of bij vetten; Vetten + zuurstof energie +
water + koolstofdioxide + afvalstoffen.
Anaerobe dissimilatie; als er in de cel geen zuurstof aanwezig is, maar wel een behoefte
aan energie. Nadelen hiervan is dat de energieopbrengst veel lager is en meerdere
afvalstoffen kunnen ontstaan, neem bijvoorbeeld melkzuur.
Energie wordt in de volgende formule weeggegeven;
ADP + P + energie ATP
Enzymen; zijn alle biochemische reactieversnellers in de cellen.
Kenmerken van enzymen; ze zijn altijd eiwitten, door het lichaam zelf gemaakt, reacties
razendsnel laten verlopen, reactie specifiek, temperatuur specifiek, zuurgraad specifiek,
herbruikbaar, werkt in veel gevallen samen met een co-enzym (ijzer, koper, zink magnesium
etc.) en eindigen op -ase.
Cellen;
Het celmembraan schermt de intracellulaire ruimte af van het omringde milieu in de
extracellulaire ruimte. De celmembraan bestaat uit een dubbele fosfolipide laag. Deze laag
bestaat uit 2 fosolipiden met elk een fosfolikop (hydrofiel, wateraantrekbaar) en een
fosfolistaart (hydrofoob, waterafstotend).
Hoofdstuk 4
De anatomische houding; de persoon staat hier rechtop en houdt het hoofd rechtop, ook
houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam en zijn de handpalmen naar voren
gekeerd en de voeten iets gespreid.
De drie lichaamsvlakken; het frontaal vlak, het transversaal vlak en het sagittaal vlak.
Frontale vlak; loopt evenwijdig met de lichaamsas en verdeelt het lichaam in voren en in
achteren
Transversale vlak; de dwarsdoorsnede, verdeelt het lichaam in boven en in onderen.
Sagittale vlak/mediaanvlak; staat loodrecht op het frontale vlak en verdeelt het lichaam in
links en in rechts
Plaatsaanduidingen;
Ventraal; aan de buikzijde
Dorsaal; aan de rugzijde
Anterior; aan de voorkant, voor
Posterior, aan de achterkant, achter
Centraal; in het midden
Perifeer; aan de uiteinden
Craniaal; richting de schedel
Caudaal; richting de staart
Superior; boven, omhoog
Inferior; beneden, omlaag
,Lateraal; aan de zijkant
Mediaal; naar het midden toe
Proximaal; aan de kant van de romp (geldt alleen in de ledematen)
Distaal; van de romp af (geldt alleen in de ledematen)
Sinister; links
Dexter; rechts
Internus; inwendig
Externus; uitwendig
Richtingaanduidingen;
Flexie; buigen
Extensie; strekken
Anteflexie; buiging naar voren
Retroflexie; buiging naar achteren
Lateroflexie; buiging op zij
Dorsale flexie; buiging naar de handrug, voetwreef
Palmair flexie; Buiging naar de handpalm
Plantaire flexie; buiging naar de voetzool
Supinatie; buitenwaartse draaiing naar boven
Pronatie; binnenwaartse draaiing naar beneden
Abductie; buitenwaartse draaiing rond lengteas
Adductie; binnenwaartse draaiing rond lengteas
Opponeren; plaatsing van de duim tegenover de andere vingers van dezelfde hand
Reponeren; plaatsing van de duim naast de andere vingers van dezelfde hand
Het lichaam wordt verdeeld in hoofd, romp en ledematen en heeft drie lichaamsholten;
schedelholte met wervelkanaal, borstholte en buikholte. De longen en het hart in de
borstholte en de meeste organen in de buikholte zijn omgeven door een dubbele sereus
vlies, bestaande uit een visceraal blad en een pariëtaal blad. Tussen die bladen zit de
sereuze holte, gevuld met sereus vocht.
Intraperitoneaal; volledig omgeven door het peritoneum (buikvlies)
Retroperitoneaal; achter het peritoneum (buikvlies) gelegen.
Subperitoneaal; onder het peritoneum gelegen.
Preperitoneaal; voor het peritoneum gelegen.
Extraperitoneaal; buiten het peritoneum gelegen.
Homeostase (stabiele toestand); de samenstelling van het inwendige milieu als het
uitwendige milieu. Met name gaat het om de constanthouding van de Ph-waarde,
temperatuur, glucose-concentratie en het zuurstof-gehalte in het bloed.
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie vormen een weefsel. Meerdere weefsels
vormen een orgaan. Meerdere organen kunnen samenwerken binnen een orgaanstelsel. Alle
orgaanstelsels zorgen ervoor dat het organisme leeft en functioneert.
Vegatieve functies; transport, voedselvoorziening, uitscheiding, gaswisseling en
begrenzing, uitvoerend circulatiestelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel,
ademhalingsstelsel en de huid.
Negatieve terugkoppeling; zal leiden tot een tegengestelde reactie (detector controle
centrum effector)
, Positieve terugkoppeling; zal een prikkel versterken en de hoge waarden hoger maken en
de lage waarden lager maken. Denk aan bloedstolling, weeën.
Het geneeskundig proces bestaat uit:
1. Voorkennis (epidemiologie); nieuwe gevallen = incidentie en hoeveel gevallen per jaar =
prevalentie.
2. Anamnese (gesprek)
3. Onderzoek (diagnostiek); lichamelijk (inspectie, auscultatie, percussie of palpatie) of
aanvullend onderzoek (bloedonderzoek, beeldvormend, functioneel, combinatie-onderzoek
of pathologisch)
4. Differentiaal diagnose en waarschijnlijkheidsdiagnose
5. Prognose (gevolgen); somatisch (lichamelijk), psychisch, sociaal, financieel, existentieel
of maatschappelijk)
6. Behandelings- en beleidsmogelijkheden; curatief, symptomatisch, preventief of
palliatief (kwaliteit van leven)
7. Follow-up in de tijd
Hoofdstuk 6
Het circulatiestelsel bestaat uit twee buizenstelsels; het bloedvatenstelsel en het
lymfevatenstelsel.
Door het pompen van het bloed door de twee harthelften, persen ze het bloed weg aan de
ene kant en aan de andere kant zuigen ze het bloed, hierdoor ontstaat er een drukverschil.
Zo bestaat het hart uit een atrium (doezem) en een ventrikel (kamer). In het hart bevinden
zich 2 gescheiden systemen; de lichaamscirculatie (grote bloedsomloop) en de longcirculatie
(kleine bloedsomloop).
Medisch argon:
Onderste holle ader = v. cava inferior
Bovenste holle ader = v. cava superior
Longslagder = a. pulmonalis
Longader = v. pulmonalis
De hartkleppen, artioventriculaite kleppen
(tussen de kamers en de grote slagaders);
aortaklep (links) en de pulmonalisklep (rechts).
De hartwand bestaat uit; endorcarium
(endocard); zorgt voor een heel glad oppervlak
waar de rode bloedcellen gemakkelijk langs kunnen glijden zonder kapot te gaan,
myocranium (myocard); de dikste laag en maakt het samentrekken van het myocardium
mogelijk en de dubbelwandige pericardium
(pericard); bevindt zich rondom het hart, met als
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liekevandijk1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.