Kennis = dat wat geweten en toegepast wordt door de mens of door de maatschappij als geheel. Veel
van de menselijke activiteit vereist specifieke kennis, ervaring en vaardigheid
Gezond verstand vs wetenschappelijke kennis (verschillen in HOE kennis tot stand kwam/methode)
Wetenschap -> techniek die psychologen gebruiken om informatie te verzamelen
Methoden om kennis te verwerken = manieren waardoor een persoon dingen kan weten of
antwoorden kan ontwikkelen op vragen
! iedere psycholoog moet kritisch kunnen evalueren hoe kennis tot stand is gekomen (om tot
kennisclaims te komen)
Meta-analyse = resultaten van vergelijkbare klinische studies worden samengevat om zo een grotere
betrouwbaarheid te hebben over de behandeling
bv. Product slechts getest op 120 vrouwen voor 3 weken
1. Vasthoudendheid/tenacity
Vasthoudendheid/tenacity = we accepteren informatie als waar, omdat het altijd al zo geweest is of
omdat bijgeloof de informatie ondersteunt (gebaseerd op gewoonte of bijgeloof)
We geloven iets omdat…
We het altijd al zo gehoord hebben, zo vaak dat we het aanschouwen als waarheid
Bv: clichés zoals: “tegenstelden trekken elkaar aan”
Overtuigingen worden voorgesteld als feiten
Bv: spiegel breken is 7 jaar ongeluk
MAAR valkuil van deze methode: er is geen methode voor het corrigeren van foutieve ideeën, zelfs al
is het tegendeel bewezen, geloof hierin is moeilijk te veranderen
2. Intuïtie
Intuïtie = informatie word aanvaard o.b.v. buikgevoel, voorgevoel of instinct
Antwoorden op vragen zoals “wat ga ik eten vanavond?”
Morele dilemma’s en ethische vragen worden hiermee opgelost
Snelle manier om vragen te beantwoorden, wordt gebruikt als we weinig info hebben
Bv: “ik voel aan dat mijn vriend een slechte dag heeft”
MAAR, geen manier om accurate en foutieve info te onderscheiden
, 3. Autoriteit
Autoriteit = we accepteren informatie als waar, omdat de informatie afkomstig is van een expert
rond dat onderwerp
Gebaseerd op vertrouwen in een autoriteit, expert
Consulteren van een expert, het werk lezen van een expert, “Google it”, boeken, tv,
internet… (artsen, wetenschappers, psychologen…)
Vaak de snelste en gemakkelijkste manier
MAAR valkuilen:
o autoriteiten kunnen bevooroordeeld/partijdig zijn
o info kan subjectieve opinie reflecteren
o expertise/kennis word veralgemeend naar andere domeinen
o expert is niet echt een expert bv: beroemde acteur die parfum aanprijst
o expertise wordt niet in vraag gesteld, foute info wordt zo als waarheid genomen
autoriteit wordt zo → methode van geloof
Methode van geloof = blind vertrouwen in een autoriteitsfiguur waardoor we diens info accepteren
zonder twijfel of toetsing
Manieren om meer vertrouwen te krijgen in deze info:
1. evalueer de bron (echte expert, echt zijn vakgebied?)
2. info objectief of subjectief?
3. Is de info redelijk?
Oplossing? → second opinion
4. Rationalisme
Rationalisme = antwoorden zoeken door logisch te redeneren
Vertrekken van een set gekende feiten of assumpties (= premissen) en gebruiken logica om
tot een conclusie of antwoord te komen
Premissen = beschrijven feiten of veronderstellingen die verondersteld worden waar te zijn
Voorbeeld
Premissen: zonder observatie/info/duidelijkheid aanvaarden als juist
1. Een angstaanjagende ervaring met een hond veroorzaakt angst voor honden in de toekomst
2. Amy heeft angst voor honden
Logische conclusie:
Amy heeft een angstaanjagende ervaring met een hond gehad.
→ NIET VALIDE
Indien de premissen waar zijn en de gehanteerde logica correct is, dan is de conclusie
sowieso correct
LET OP: de rationele methode start pas na de premissen
, Vaak gebruikt om alternatieven logisch af te wegen, zonder alle mogelijkheden uit te
proberen
Bv: dag van examen auto kapot, wat zijn alternatieven?
MAAR:
o Alles hangt af van de juistheid van de premissen
o Alles hangt af van het logisch redeneren, de mens is hier niet goed in
Argument = verzameling van premissen die logisch worden gecombineerd om tot een conclusie te
komen
5. Empirie
Empirie = antwoorden zoeken door directe observatie of directe sensorische ervaring
Gebaseerd op: alle kennis wordt verworven door de zintuigen
Bv: in de zomer is het warmer dan in de winter
Veel antwoorden zijn beschikbaar door de wereld rond ons te observeren
Makkelijke en snelle methode
MAAR:
o onze waarneming en interpretatie van de wereld rond ons zijn niet altijd correct,
waarneming is niet bij iedereen hetzelfde (sensoriële ervaring kan ons misleiden bv:
visuele illusies)
o te veel vertrouwen in onze eigen waarneming
Bv: “ik geloof het pas als ik het met mijn eigen ogen zie”
o invloed op voorkennis, verwachtingen, gevoelens en overtuigingen op percepties
o misinterpretaties van sensorische ervaring
o kost tijd: met de empirische methode ga je bij een probleem verschillende
oplossingen uitproberen (<-> rationele methode = rationeel denken en de beste
optie uitvoeren) = trial-and-error (proberen en missen)
o kan gevaarlijk zijn
Bv: proberen of de paddenstoelen eetbaar of giftig zijn (beter methode van autoriteit
gebruiken en aan expert vragen)
Samenvatting/conclusie:
Verschillende mensen kunnen verschillende methoden gebruiken om dezelfde vraag te
beantwoorden en zo dezelfde of verschillende antwoorden bekomen
Bv: “Hoeveel weegt dat meisje?”
Persoon 1: op weegschaal laten staan (empirie)
Persoon 2: vragen hoeveel ze weegt (autoriteit)
Persoon 3: vergelijken met eigen lichaam en schatten (rationeel)
Methoden 1, 2 en 3: niet kritische technieken, nuttig voor het snel beantwoorden van vragen
die geen belangrijke consequenties hebben indien een fout antwoord geaccepteerd wordt
Methoden 4 en 5: stellen meer eisen aan de info en antwoorden die ze produceren, cruciale
componenten van de wetenschappelijke methode
1.2. De wetenschappelijke methode
, Wetenschappelijke methode = manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd
worden en er vervolgens systematisch naar antwoorden gezocht wordt
Bevat verschillende elementen van de niet-wetenschappelijke methoden
Deze combinatie tracht de beperkingen van individuele methoden te vermijden
Doel: zo accuraat mogelijke antwoorden te bekomen
Bevat verschillende stappen (die steeds opnieuw doorlopen worden = circulair proces)
Stappen van de wetenschappelijke methode
Stap 1: observatie van gedrag of andere fenomenen
o Trekt je aandacht, roept vragen op
o Vaak informeel, natuurlijk, niet gepland, niet systematisch
o Direct of indirect
o Bv: Stephens, Atkins & Kingston (2009): merkten op dat ze vloeken telkens ze pijn
ervaren
o Vaak worden observaties gegeneraliseerd, dit is inductie = op basis van enkele
observaties wordt een algemene conclusie bereikt
o Bv: vloeken is een gebruikelijke, bijna universele reactie op pijn (conclusie uit enkele
gebeurtenissen)
Bv: je proeft 3 groene appels die zuur zijn en je concludeert dat alle groene appels
zuur zijn
Stap 2: hypotheses vormen
o Identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met je observatie
Variabelen = karakteristieken of condities die variëren binnen en/of tussen verschillende
personen (leeftijd, gezondheidstoestand, persoonlijkheid, intelligentie…)
o Je observaties kunnen beïnvloed worden door verschillende variabelen en deze
kunnen de observatie (deels) verklaren
Bv: de geobserveerde relatie tussen pijn en vloeken kan beïnvloed worden door
verschillende andere variabelen (acute vs chronische pijn, alleen of in aanwezigheid van
anderen, persoonlijkheid…)
o Selecteer één vd mogelijke verklaringen voor de observatie die je gaat evalueren in
een wetenschappelijke studie (hypothese)
Hypothese = uitdrukking dat een relatie beschrijft/verklaart tussen variabelen, het is
geen definitieve verklaring maar een mogelijke, voorlopige verklaring die getest en
kritisch geëvalueerd moet worden
Bv: onderzoeker kan als hypothese hebben dat er een verband is tussen bepaalde
karaktereigenschappen en roken
Bv: vloeken is een gebruikelijke reactie op pijn omdat het vloeken de ervaring van pijn
wijzigt en de ervaren intensiteit vd pijn vermindert
o Andere mogelijke verklaringen worden niet ontkend, maar (voorlopig) niet
opgenomen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jolienrogge. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.