TEST BANK -- SUMMARY INTRODUCTION TO PSYCHOLOGY, 8TH EDITION BY PETER O. GRAY (AUTHOR), DAVID BJORKLUND (AUTHOR)PART 1 (PB0014) -- SAMENVATTING INLEIDING TOT DE PSYCHOLOGIE, 8E EDITIE DOOR PETER O. GR...
Introduction to Psychology (Ch.1-16)
Samenvatting Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
All for this textbook (37)
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Inleiding In De Psychologie
All documents for this subject (79)
Seller
Follow
emmiesophie
Content preview
Samenvatting HF9-16 | Inleiding in de Psychologie
Hoofdstuk 9: Memory, attention and consciousness
Informatieverwerkingsmodel
Het informatieverwerkingsmodel (of model of the mind) geeft drie vormen van
geheugenopslag weer, die we kunnen vergelijken met toetsenbord/computer/harde schijf.
1. Het sensorisch of zintuiglijk geheugen: het lang genoeg vasthouden van
sensorische informatie van elk zintuig zodat het kan worden geanalyseerd door
onbewuste mentale processen. Moet het wel/niet naar de korte termijn opslag? Gaat
om seconden.
o Het auditief sensorisch geheugen noemen we ook wel echoïsch geheugen.
o Het visueel sensorisch geheugen noemen we ook wel iconisch geheugen.
2. Het kortetermijn- of werkgeheugen waar informatie wordt bewerkt, nmaar niet
opgeslagen. Het (bewust) transformeren van informatie: waarneming, voelen,
vergelijken, berekenen, redeneren. Kleine capaciteit (5-9 items). Informatie gaat snel
verloren als we het niet actief herhalen en verwerken. Actief, kort, gelimiteerd.
3. Het langetermijngeheugen is de opgeslagen representatie van alles wat iemand
weet. Geen bewuste aandacht of verwerking, wordt naar voren gehaald als de
informatie relevant is. Passief, langdurig, ongelimiteerd.
We kunnen zien hoeveel energie een cognitieve taak vergt met neuro-imaginaire technieken
die de hoeveelheid glucose in het brein meten. De consumptie van glucose is groter als iets
(veel) moeite kost. Alledaagse cognitie is altijd een combinatie van beide processen.
• Inspannend proces: actief en bewust proces, tegelijk met andere inspannende
processen, kan verbeterd worden door oefenen en kan beïnvloed worden door
(verschil in) intelligentie, motivatie en educatie.
o Ook wel impliciet/heuristisch/automatisch of snel denken.
• Automatisch proces: gaat vanzelf zonder aandacht of intentie, interfereert niet met
andere processen, kan niet verbeterd of beïnvloed worden.
o Ook wel expliciet/analytisch/gecontroleerd of langzaam denken.
Onderdelen werkgeheugen
• Fonologische lus: het vasthouden van verbale informatie
o Digit span en memory span: het aantal uitspreekbare items dat je kunt
onthouden. Meer items als je sneller kan praten.
• Visueel-ruimtelijk schetsblok: het vasthouden van visuele en ruimtelijke informatie
• Centraal uitvoerend: het coördineren van de activiteit en het overbrengen van
informatie van het sensorisch- en langetermijngeheugen naar het kortermijngeheugen
• Episodische buffer
Executieve functies
Cognitief psychologen zien het werkgeheugen als onderdeel van de executieve functies:
informatieverwerkingsmechanismen/cognitieve vermogens die belangrijk zijn in de planning,
het reguleren van gedrag en het uitvoeren van complexe cognitieve taken.
1
, 1. Het werkgeheugen zelf, ook wel updaten. Het monitoren en toevoegen/verwijderen
van de inhoud van het werkgeheugen.
2. Switching: het flexibel wisselen tussen verschillende taken.
3. Inhibitie: het voorkomen van een cognitieve of gedragsmatige respons of het houden
van ongewilde informatie uit het brein.
Conclusies over de functies
• Alle functies correleren met elkaar (uniteit en diversiteit). Goed in switchen geeft een
grote kans ook goed te zijn in inhiberen.
• De functies hebben een genetische component, ze kunnen niet worden veranderd
door ervaring.
• De functies zijn voorspellend voor belangrijke klinische en maatschappelijke resultaten.
Mensen met betere executieve functies hebben minder gedragsproblemen.
• De functies zijn stabiel gedurende de hele ontwikkeling. Het verbetert in de kindertijd,
maar is gradueel: als kind hoge functies, dan als volwassene waarschijnlijk ook.
• Executieve functies correleren met hersenfuncties, met name de prefrontale cortex.
o Kritiek gebied voor de controle van gedachten en gedrag. Neurale spil.
o De prefrontale cortex ontvangt informatie van de sensorische cortex, is
verbonden met de structuren in het motor- en limbisch systeem
(geheugen/motivatie/emotie) en de basale ganglia.
o ADHD wordt geassocieerd met een vertraging in de ontwikkeling van de
frontale cortex.
• Recente herinneringen zorgen voor neurale activiteit in de hippocampus
• Oudere herinneringen zorgen voor neurale activiteit in delen van de cerebrale cortex
Controleprocessen
De strategieën die we hebben om informatie door de verschillende geheugensystemen heen
te bewegen.
1. Aandacht: het proces van het sensorisch geheugen naar het werkgeheugen.
Trechterverwerking: veel informatie naar weinig ruimte.
2. Encoding: het proces van het werkgeheugen naar het langetermijngeheugen. Vaak
niet opzettelijk maar toevallig.
3. Retrieval/terughalen: het terugroepen van informatie van het langetermijngeheugen
naar het werkgeheugen.
1. Aandacht
Aandacht dient twee doelen: 1) concentreren op een taak en niet afgeleid worden door
stimuli in de omgeving en 2) het monitoren van omgevingsstimuli om gevaar of voordeel op
te merken. Aandacht is een soort poort tussen sensorisch- en werkgeheugen.
• Preattentieve verwerking: het onbewust analyseren van alle informatie die het
sensorisch geheugen ingaat voor de potentiële waarde voor overleving of welzijn.
Wordt vergeleken met beschikbare informatie in werk- of langetermijngeheugen en is
topdown: aandachtspoort is selectief/trechterig.
o Stimuli waar we geen aandacht aan besteden activeren toch sensorische en
perceptuele gebieden in de hersenen.
2
, o Aandacht vergroot de taakrelevante stimuli van de sensorische en perceptuele
gebieden, maar verkleint de hoeveelheid taakirrelevante stimuli.
o Neurale mechanismen in de anterior (voorste) delen van de cortex zijn
verantwoordelijk voor de controle van de aandacht.
• Selectief luisteren: het cocktailparty fenomeen. Kunnen luisteren en begrijpen van
een persoon terwijl de stemmen in omgeving genegeerd worden, maar wel je naam
opvangen in een ander gesprek.
o We zijn goed in het uitzeven van irrelevante stimuli, maar ook goed in het
verplaatsen van aandacht naar stimuli die gevaarlijk of voordelig (kunnen) zijn.
• Selectief zien: controle over wat we zien door onze ogen te bewegen of delen van
een scène selectief volgen (gorilla die door beeld loopt).
o Inattentional blindness: aandacht richten op 1 hand, andere hand niet zien.
o Spatial neglect: laesies in de pariëtale/frontale kwab en anterior singular cortex
(van 1 hersenhelft) zorgen voor ‘ruimtelijke verwaarlozing’, onvermogen om
dingen in het contralaterale (tegenovergestelde) visuele veld te zien.
o Stroop interferentie effect: moeten lezen van woorden als je ze ziet (kleuren).
2. Encoding
1) onderhoud: vasthouden in het werkgeheugen en 2) codering: opslaan voor lange termijn.
• Elaboratie: vermogen om nieuwe informatie te verbinden aan al aanwezig informatie
in het langetermijngeheugen. Informatie begrijpen en op een goede manier opslaan.
• Organisatie: op een overzichtelijke manier informatie categoriseren of beschrijven.
Eigenlijk een manier van elaboreren. Bijvoorbeeld schematiseren of samenvatten.
o Chunking (losse items groeperen) of mental walk.
o Ericsson veronderstelde het bestaan van een lange termijn werkgeheugen.
• Visualisatie: verbale informatie op een visuele manier vormgeven (mindmap).
Informatie nu visueel en verbaal opgeslagen, grotere kans van onthouden.
3. Retrieval
• Spreiding-activeringsmodel: het vermogen van een mens om specifieke woorden te
herkennen of op te roepen na blootstelling aan een ander woord: het sneeuwbaleffect.
Hoe korter de lijn tussen twee woorden, hoe sterker de mentale associatie.
• Aristoteles’ associaties:
o Associatie van nabijheid (contiquity): tegelijk ontstane herinneringen
o Associatie van gelijkenis (similarity): items met gemeenschappelijke factor
• Retrieval cues: de omgeving waarin we zijn, activeert herinneringen van ervaringen
uit het verleden in dezelfde context. Je vult de gaten van een fragmenten met logica
en kennis.
• Schema: verwijst naar iemands mentale representatie van elke klasse van objecten,
scenes of gebeurtenissen.
• Herinneringen zijn suggestief: je kan iets aangepraat worden, verkeerd herinneren of
invullen of vullen met de verhalen van anderen (niet echt zelf herinneren).
o Retrospective memory: herinneringen uit het verleden
o Prospective memory: geheugen voor de toekomst (boodschappenlijst).
Mental time travel. Eventbased: iets doorgeven als je iemand ziet of timebased:
na het werk boodschappen niet vergeten.
§ Fasen: 1) vormen van intentie, 2) vasthouden van intentie en 3) switch
van de lopende taak naar het uitvoeren van de intentie.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmiesophie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.