Blok 1.1 mensen in groepen-sociale psychologie
All documents for this subject (9)
1
review
By: Rave • 9 year ago
Translated by Google
Nice summary! Here and there some small mistakes!
Seller
Follow
Lprins18
Reviews received
Content preview
Blok 1.1
Probleem 1: Emotie Leerdoelen:
[A] 1. Wat is de invloed van adrenaline op je gevoel?
Zillman
Exitation transfer = proces waarbij de opwinding van de eerste stimulus wordt
toegevoegd aan de
opwinding van de tweede stimulus, maar wordt toegeschreven aan de tweede
stimulus. (Zillmann’s exitation transfer model (1979, 1981)
Experiment: White et al., (1981): lichamelijke opwinding door het hardlopen op
een loopband:
1. 50 seconden inspanning video met mensen die ze gaan ontmoeten
2. 2 minuten inspanning video met mensen die ze gaan ontmoeten
Uitkomst: proefpersonen die een grotere inspanning geleverd hadden, hadden
een extremere emotie bij het zien van de video: aantrekkelijke mensen waren
aantrekkelijker, ‘lelijke mensen’ waren lelijker.
Het versterkt de reactie positief/negatief.
Stimulus A (brug) arousal + stimulus B (vrouw) Dutton & Aron
Misattributed arousel = je bent aroused door het betreden van de brug, maar
schrijft het toe aan de vrouw die je tegenkomt. Ook al ben je je ervan bewust,
toch treedt automatisch arousal op.
- Bij cognitieve evaluatie kan het dus misgaan, omdat je de opwinding
toeschrijft aan een andere bron.
Misattributed arousel en Exitation transfer = hetzelfde
James-Lange
James-Lange theory of emotions = theorie waarbij de subjectieve ervaring
van een emotie het gevolg is van de psychologisch bewustzijn. Er is eerst een
stimulus waarop gereageerd wordt door middel van een lichamelijke verandering
(reactie) die geïnterpreteerd wordt.
o STIMULUS -> LICHAMELIJKE REACTIE -> INTERPRETATIE + EMOTIE
o beer -> rennen + hogere hartslag -> angst
o rivaal -> vechten + concentratie -> agressie
KRITIEK op James-Lange theory:
Walter B. Canon heeft aangetoond dat het zenuwstelsel te langzaam is om
emoties toe te schrijven aan een lichamelijke verandering. Verder is zijn
lichamelijk reacties moeilijk te onderscheiden (» nauwelijks verschil tussen
lichamelijke reacties bij angst en agressie)
- experiment Canon et al: proefpersonen kregen epinephrine/adrenaline
ingespoten om een reactie uit te lokken. Uitkomst: De stoffen zorgden voor een
verandering, maar dit was niet voldoende voor een beleving van angst. Zij
konden de angst niet interpreteren.
o EMOTIE -> LICHAMELIJKE REACTIE
o angst -> rennen/vluchten + hogere hartslag
1
, Blok 1.1
Schachter & Singer
Attribution of arousal theory » Sachter & Singer theory » Cognitive arousal
theory = theorie
waarbij een emotionele ervaring ontstaat wanneer de autonome lichamelijke
opwinding op een cognitieve manier verklaard kan worden, zodat de situatie
begrepen wordt.
» subjectieve emotie is een gevolg van een (cognitief) evaluatieproces van de
lichamelijke reacties
o LICHAMELIJKE REACTIE -> COGNITIEVE INSCHATTING VAN SITUATIE ->
EMOTIE
o rennen + hogere hartslag -> zien van beer/inschatten van gevaar -> angst
Rol van Amygdala: emotie gekoppeld aan ervaring.
Conclusie
Theorie van James-Lange = eerst gedrag, dan emotie
Theorie van Cannon-Brad = Je kunt niet eerder reageren dan dat je de emotie
herkent.
Theorie van Schachter-Singer = attribution of arousal theory, verschillende
stimuli roepen zelfde reactie op. Vb. Moe/bang kloppend hart
Verschil James Lange & Schachter-Singer: bij Schachter-Singer heb je wel
cognitieve evaluatie; je gaat er over nadenken.
2
, Blok 1.1
Probleem 2: Hulp bieden Leerdoelen:
[A] 1. Welke factoren veroorzaken of beïnvloeden bystanderisme (groepsdruk)?
Bystander effect
Bystander effect (Latané & Darley, 1970) = effect waarbij het geven van hulp
in een noodsituatie wordt beperkt door de aanwezigheid van omstanders: hoe
meer omstanders, des te kleiner de kans dat iemand ingrijpt.
- Experiment: lange rij met kleine kamers waar proefpersonen individueel in
plaats namen voor het meedoen met een discussie. Er is in werkelijkheid
maar één proefpersoon die meedoet met een discussie die op band staat,
in settings met 2, 3 en 6 personen. Nadat elke persoon een deel gesproken
heeft valt één proefpersoon stil in een astma-aanval.
- uitkomst: naarmate de groepsgrootte toeneemt, wordt de behulpzaamheid
kleiner.
- Wanneer de p.p. dacht alleen te zijn gaf hij in alle situaties hulp,
- wanneer hij dacht in groep van 4 te zijn, gaf 85 % hulp (» het inschakelen
van de proefleider)
- wanneer hij dacht in groep van 6 te zijn, gaf 38 % hulp (» het inschakelen
van de proefleider)
Bystander-inaction wordt vaak uitgelegd door: lusteloosheid, vervreemding en
norm-wetteloos.
Vb. Kitty Genovese (1964), werd op straat vermoordt terwijl er tientallen mensen
toekeken.
- angst speelt een heel belangrijke rol.
- de druk ligt bij iedereen die kijkt en niet bij een van de toeschouwers.
- ze overtuigen zichzelf ervan dat iemand anders actie onderneemt.
Factoren die het helpen beïnvloeden:
- Good mood effect = effect waarbij een goede gemoedstoestand ervoor
zorgt dat men behulpzamer is. Experimenten: de goede gemoedstoestand
kan veroorzaakt worden door: geuren (in een winkelcentrum meer
behulpzaamheid bij koffiewinkel en bakker dan bij een kledingwinkel) mooi
weer/zonneschijn (grotere behulpzaamheid in zonnig Florida t.o.v.
regenachtig Engeland) positieve gedachtes (het luisteren naar
complimenten, caberet of het denken aan een zonnige vakantie)
- Negative state relief model = wanneer men een slecht humeur heeft,
dat te wijten is aan eigen acties, is men meer geneigd hulp te verschaffen
om een positief gevoel terug te krijgen. Tegenovergestelde van
Altruïsme = denk aan anderen hun welzijn. Empathy-altruism
hypotheses = men helpt anderen uit persoonlijk nood/gevoel of
empatische overweging, altruïsme doe je als jij je inleeft in de gevoelens
van de ander.
- Norm of social responsibility = normatieve/morele druk van de
omgeving om te helpen.
- Moral hypocrisy = als je goed wil overkomen op de andere mensen.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lprins18. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.66. You're not tied to anything after your purchase.