Inhoud
Hoorcollege 1A – Balans, resultatenrekening en grootboekrekeningen..............................2
Hoorcollege 1B – Het boekhoudkundig model en de regels.................................................3
Hoorcollege 2A – Activa en haar waardering......................................................................5
Hoorcollege 2B – Vorderingen, effecten, liquide middelen en journaliseren........................7
Hoorcollege 3A – Passiva en haar waardering....................................................................8
Hoorcollege 3B – Belastingen...........................................................................................12
Hoorcollege 4A – Resultatenrekening en het Kasstroomoverzicht.....................................14
Hoorcollege 4B – Stortingen en Onttrekkingen.................................................................17
Hoorcollege 5A – Kengetallen...........................................................................................19
Hoorcollege 5B – Voorzieningen.......................................................................................21
Hoorcollege 6A – Waardebepaling...................................................................................25
Hoorcollege 6B – De BV....................................................................................................28
,Hoorcollege 1A – Balans, resultatenrekening en
grootboekrekeningen.
De jaarrekening bestaat uit drie elementen:
1. De balans
2. De resultatenrekening
3. Een toelichting op beiden. Dit vak zal verder niet ingaan op dit element.
Art. 2:362 BW de jaarrekening moet inzicht geven in de financiële positie en
het resultaat van de onderneming.
Er zijn drie soorten jaarrekeningen:
1. Intern (ten behoeve van het management)
2. Extern (de regels staan ik BW 2)
3. Fiscaal (de regels zijn te vinden in verschillende belastingwetten)
Balans: een overzicht van de bezittingen (activa), vreemd vermogen (passiva en
schulden) en het eigen vermogen van een onderneming op een bepaald
moment. Een balans ziet er als volgt uit:
Debet Credit
Bezittingen Eigen Vermogen
(= EV + VV) Vreemd Vermogen
Hoeveel een onderneming waard is valt niet alleen op te maken uit de
bezittingen, maar ook de schulden moeten hierbij worden betrokken.
Resultatenrekening: een overzicht van de bedrijfsmatige kosten en
opbrengsten in een bepaalde periode waarbij geldt: opbrengsten – kosten =
resultaat (positief / negatief). Een resultatenrekening ziet er als volgt uit:
Kosten Opbrengsten
(Winst) (Verlies)
Een winst of verlies op de RR is op de balans terug te zien als vermeerdering of
vermindering van het EV, dit noemen we de communicerende vaten.
Dubbel boekhouden: winst berekenen via de balans middels
vermogensvergelijking en via de resultatenrekening. Door de
resultatenrekening zie je ook de oorzaken van de wijzigingen in het EV; via de
balans is dit niet mogelijk.
Het probleem bij vermogensvergelijking is dat het EV niet alleen door winst of
verlies wordt beïnvloed, maar ook door stortingen en onttrekkingen.
Stortingen: eigenaar brengt geld/goederen in, het EV stijgt maar de storting
vormt geen winst.
Onttrekkingen: eigenaar onttrekt geld/goederen aan de onderneming, het EV
daalt maat de onttrekking vormt geen verlies.
Oplossing winst = eindvermogen – beginvermogen + onttrekkingen –
stortingen
Opmerkingen hierbij:
Kosten verlagen het EV en de winst
Onttrekkingen verlagen het EV maar niet de winst
Opbrengsten verhogen het EV en de winst
Stortingen verhogen het EV maar niet de winst
,Stortingen en onttrekkingen zijn dus geen opbrengsten of kosten en staan dus
niet op de RR.
Totaalwinst: bestaat uit de opbrengsten minus de kosten, wat behoort daartoe?
Tot de winst van welk jaar behoren dan opbrengsten en koste? Jaarwinst?
Toerekeningsbeginsel: opbrengsten en kosten worden verantwoord in de
periode waarop ze betrekking hebben, ongeacht of zijn in diezelfde periode tot
ontvangsten of uitgaven hebben geleid. Hieruit blijkt dat opbrengsten en kosten
niet gelijk zijn aan ontvangsten en uitgaven. Het toerekeningsbeginsel bestaat
uit drie deelbeginselen:
1. Realisatiebeginsel: opbrengsten worden, ongeacht eventuele betaling
(ontvangst), genomen op het moment van realisatie; bij de verkoop van
een goed of levering van een dienst.
2. Matchingbeginsel: uitgaven die samenhangen met de omzet worden als
kosten verantwoord in dezelfde periode als waarin de omzet is geboekt
(ongeacht dat de ontvangst/uitgave wellicht in een andere periode heeft
plaatsgevonden).
3. Voorzichtigheidsbeginsel: winst (opbrengst) pas nemen zodra het is
gerealiseerd. Verliezen worden al genomen zodra ze verwacht worden.
Opmerkingen bij het toerekeningsbeginsel:
Kosten verminderen de winst
Uitgaven verminderen de geldmiddelen
Opbrengsten verhogen de winst
Ontvangsten verhogen de geldmiddelen
Door het aangaan van een lening treedt geen verandering van het EV op; er is
dus geen mutatie in de winst- en verliesrekening.
Door de aankoop van een auto treedt geen verandering op in het EV.
Door het inkopen van voorraden wordt het EV niet groter of kleiner.
Hoorcollege 1B – Het boekhoudkundig model en de
regels.
Omdat er meestal te veel financiële feiten zijn wordt er gebruik gemaakt van
een boekhoudkundig model. Hierbij omvat de eerste fase het bijhouden van
grootboekrekeningen; per post wordt er een overzicht gegeven van de
mutaties in de desbetreffende post.
Er bestaan vier soorten grootboekrekeningen:
1. Rekeningen van bezit
2. Rekeningen van schuld
3. Rekening van het Eigen Vermogen
4. Hulprekeningen van het Eigen Vermogen
Debiteren: aantekening maken op de debetkant van een grootboekrekening
Crediteren: aantekening maken op de creditkant van een grootboekrekening
De boekingsregels omvatten vier onderdelen:
1. Het openen bij het begin van een boekingsperiode
Een rekening van bezit wordt aan de debetkant (L) geopend vanaf de balans
Een rekening van schuld wordt aan de creditkant (R) geopend vanaf de balans
De rekening van het EV wordt aan de creditkant (R) geopend vanaf de balans
, Hulprekeningen worden niet geopend, er zijn dan namelijk nog geen
opbrengsten of kosten
2. Het aanpassen n.a.v. financiële feiten
Een rekening van bezit wordt gedebiteerd bij een toename van de
desbetreffende bezitting en gecrediteerd bij een afname van de bezitting.
Een rekening van schuld wordt gecrediteerd bij een toename van de
desbetreffende schuld en gedebiteerd bij een afname van de schuld.
Elke kostensoort en opbrengstensoort krijgt een eigen hulprekening, kosten
worden vervolgens gedebiteerd en opbrengsten worden gecrediteerd.
De rekening van het EV wordt alleen nog maar geopend vanaf de balans. De
financiële feiten die je armer of rijker maken worden echter verwerkt op de
hulprekeningen van het EV.
Gouden regel: voor elk financieel feit geldt dat er evenveel moet worden
gedebiteerd als gecrediteerd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joriswellen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.91. You're not tied to anything after your purchase.