in deze samenvatting wordt alle stof behandeld die nodig is voor het halen van het tentamen. De stof uit het boek die niet nodig is, wordt dus niet behandeld.
ik heb zelf door dit samen te vatten een 7,9 weten te halen voor dit tentamen. dus het zou ook jou een stuk op weg moeten helpen.
Samenvatting psychologische stromingen
Hoofdstuk 1, verschillende visies op dezelfde problematiek
Elke stroming heeft zijn eigen verklaringen en werkwijzen. Op de praktijkgerichte uitwerkingen van
deze benaderingen worden methodieken genoemd. Methodieken geven aan hoe je abstracte
theorieën kunt toepassen in de praktijk van de hulpverlening.
Een belangrijk model in de hulpverlening is het ‘biopsychosociaal model’. Hierbij kijkt men naar een
probleem vanuit de interactie tussen biologische, psychische en sociale aspecten. Het gaat er hierbij
om welk gewicht verschillende factoren hebben bij de manier waarop een stoornis ontwikkelt. We
weten nog niet veel van de neurobiologische aspecten van psychische stoornissen. Er bestaat niet
een type oorzaken of omstandigheden die het ontstaan van een stoornis verklaren. Er is sprake van
een dynamische wisselwerking tussen genetische kwetsbaarheid en omgevingsfactoren. De
omgeving heeft invloed op de ontwikkeling van de hersenen (tot 25 jaar). Hersenen zijn plastisch; zij
kunnen zich aanpassen aan veranderde omstandigheden en zij kunnen veranderen als de levensstijl
en omgeving verandert. Bij alle psychische stoornissen is er ook sprake van een verstoring in
hersenfuncties. Dat wil niet zeggen dat deze dan ook uitsluitend als hersenziektes behandeld moeten
worden. Je moet bijvoorbeeld bij een depressie soms ingrijpen op biologisch niveau (medicijnen) en
soms een psychische benadering.
Een ontwikkelingscomponent gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop van zijn leven
heeft ontwikkeld. Hierbij is sprake van een samenspel tussen biologische rijping, omgevingsinvloeden
en iemands innerlijk.
De neurobiologische component verwijst naar onze genetische aanleg die zich in wisselwerking met
de omgeving ontvouwt.
De affectieve component wordt gevormd door onze gevoelens en emoties en de manier waarop we
hiermee om hebben leren gaan.
De cognitieve component bestaat uit denkprocessen en alles wat daarmee samenhangt. Veel
cognitieve processen verlopen onbewust.
De gedragscomponent heeft te maken met de manier waarop we ons gedragen en hoe we dat
geleerd hebben.
De interpersoonlijke component verwijst naar de manier waarop we omgaan met anderen, met
relaties en met scheidingen.
Psychotherapieën verschillen in de manier waarop en de mate waarin zij deze componenten in de
behandeling betrekken. De verschillen tussen psychotherapieën worden kleiner. Zo werden
psychotherapieën vaak onderscheiden in klachtgerichte en persoon gerichte benaderingen.
Tegenwoordig gaat het om de balans tussen ogenschijnlijk tegengestelde benaderingen. Er zijn nog
wel accentverschillen.
Als iets niet evidence-based is, wil dat niet per se zeggen dat het geen waardevolle of werkzame
therapie is. De therapie kan nog niet onderzocht zijn of kan moeilijk te meten zijn.
,Hoofdstuk 3, psychodynamische benaderingen
Freud concentreerde zich op het innerlijk van de patiënt. Hij kwam erachter dat patiënten zaken
blokkeren bij zichzelf, dat sommige zaken onbewust worden gehouden waardoor de patiënt
problemen ervaart. Freud ondersteunde de patiënt om onbewuste zaken toe te laten in het bewuste.
Daardoor verliest het onbewuste een groot deel van zijn ongrijpbare kracht en heeft de patiënt er
meer controle over.
‘Psychodynamisch’ wordt gebruikt als een overkoepelende term, met inbegrip van de psychoanalyse.
De verschillende vormen van psychodynamische therapie hebben een aantal overeenkomsten: ze
gaan ervan uit dat patiënten vaak niet weten waarom ze iets doen, dat onbewuste gevoelens en
wensen een rol spelen, dat ze moeilijke en angstwekkende gevoelens hebben weggestopt of dat ze
er juist door overspoeld worden zonder dat ze begrijpen waar dat vandaan komt.
Het herhalen van vroegere gedragspatronen en problemen bij personen die daar niets mee te maken
hebben, wordt ‘overdracht’ genoemd: we dragen iets van vroeger over op de situatie waarin we nu
leven. Dit gebeurt meestal onbewust. In een psychodynamische therapie krijgen gevoelens,
conflicten of juist leegtes de ruimte die stammen uit het verleden en die nu nog actief zijn. het is
hierbij niet de bedoeling om de objectieve feiten uit et verleden in herinnering te brengen, maar om
ongezonde patronen te doorbreken. Een psychodynamische therapie geeft je meer zich op je
gevoelens, je leert er beter mee omgaan en je leert het verschil tussen jezelf en de ander beter te
zien en te hanteren.
In de loop van de tijd heeft de psychoanalyse allerlei veranderingen ondergaan. Hier worden vier
visies, vier ‘modellen’ in onderscheid gebracht:
1. Het driftmodel
Het driftmodel stelt dat de mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften. De
seksuele drift, ofwel het libido, is een levensdrift, een positieve drift die is gericht op genieten. Het
gaat hierbij niet uitsluitend om seksueel gedrag in beperkte zin. Alles wat gericht is op genieten en op
creatieve expressie, ziet Freud als een uiting van deze levensdrift. Door deze levensdrift hebben we
zin in dingen. Als we deze drift onderdrukken, worden we gesponnen, dof, depressief en doods. De
agressieve drift is een destructieve drift, gericht op de dood. Iedereen van ons wordt voortgedreven
door zowel een levens- als een doodsdrift.
De driften zijn blinde aangeboren, biologische krachten. Freud noemde ze daarom het ‘es’. Het is een
‘het’. Het kenmerkt ons niet persoonlijk, maar het hoort bij onze soort. Bij de een is het alleen wat
sterker als bij de ander. Het is een primair proces, de basis van ons leven. De seksuele en agressieve
behoeften die we willen bevredigen, geven ons energie.
Het is de kunst om gedurende ons leven onze behoeften te bevredigen, zonder daarbij anderen of
onszelf in de problemen te brengen. Om frustraties te leren verdragen moet het kind een ‘ik’, door
Freud ‘ego’ genoemd, ontwikkelen dat het ‘es’ de baas is. Een goed functionerend mens is in staat
zijn behoeftebevrediging uit te stellen, rekening te houden met de werkelijkheid en met anderen.
Hoe ontwikkelder ons ego is, hoe beter we de discipline kunnen opbrengen om een uitgestelde
behoeftebevrediging en de angsten die dit oproept, te verdragen.
Behalve het ‘ego’ ontwikkelt zich in de kindertijd nog een derde aspect binnen onze persoonlijkheid:
het superego. Dit superego bevat geboden en verboden die vanuit de omgeving zijn geïnternaliseerd,
dat wil zeggen dat zij onderdeel van onszelf zijn geworden. Het superego bevat ook ideaalbeelden
over hoe wij zouden moeten zijn. Deze ideaalbeelden komen vaak van onze ouders. Het superego
kan ons ziek maken als we niet genoeg mogen. Dan komt onze levensenergie in het nauw en maken
we vaak gekke sprongen om het ‘es’ toch wat ruimte te geven.
, De dynamiek tussen ‘es’ ‘ego’ en ‘superego’ ontwikkelt zich in een aantal fasen in de kindertijd:
1. De orale fase (bevrediging van driften gericht op het ontvangen via de mond. Als een baby te
weinig heeft ontvangen (bijv. liefde) kunnen de babybehoeften blijven domineren. Je zoekt een
bevrediging en kalmte die nooit komen, omdat het tekort stamt uit een vroegere tijd).
2. De anale fase (de periode waarin het kind een eigen wil krijgt en zijn ontlasting, maar ook ander
gedrag onder controle leert houden. Dit is de koppigheidsfase waarin het kind een evenwicht moet
zien te vinden tussen zijn eigen wil en die van de omgeving. Het ego ontwikkelt zich. Kinderen die
hun wil te weinig mochten uiten, kunnen als volwassenen bijvoorbeeld dwangmatig ingaan tegen
alles wat met gezag te maken heeft).
3. De fallische fase (tijdens de fallische fase, in de kleutertijd, staat het geslachtsverschil centraal. In
deze fase staat volgens Freud het oedipuscomplex centraal: het jongetje wil met de moeder
trouwen.
4. De latentiefase (na de fallische, oedipale fase breekt er, psychodynamisch gezien, een wat
rustigere tijd aan. De persoonlijkheidsstructuur, met es, ego en superego, is min of meer
uitgekristalliseerd).
5. De genitale fase (in de puberteit en adolescentieperiode worden driften en conflicten onder
invloed van hormonen en culturele verwachtingen weer actiever en kunnen oude conflicten opnieuw
actueel worden bij het aangaan van volwassen rollen).
Als conflicten uit de verschillende fasen niet goed zijn opgelost, blijven ze actief. Zelfs jaren later. Als
er sprake is van een fixatie in een bepaalde fase, ben je overgeleverd aan behoeften en gedragingen
uit deze vroegere ontwikkelingsfasen. Je ego heeft er dan te weinig controle over.
Als het niet goed gaat in de kindertijd, ontwikkel je in de volwassenheid vaak minder goed de
aanpassingsstrategieën. Om gevoelens van angst onder de oppervlakte te houden, ontwikkelen
afweermechanismen. Dit kan veel energie kosten.
Bij verdringen worden angstwekkende wensen, gedachten, impulsen weggestopt, maar ze blijven wel
invloed uitoefenen, bijvoorbeeld via dromen of allerlei psychische en lichamelijke krachten.
Bij ontkenning worden feitelijke zaken ontkend omdat ze te beangstigend zijn. De emoties die de
werkelijkheid oproept, kan ons ego dan niet hanteren.
Bij reactieformatie wordt een angstwekkende impuls ‘onschadelijk’ gemaakt door het omgekeerde
ervan in het bewuste te doen. Extreme angsten worden soms ook afgeweerd door reactieformatie.
Sommige mensen in doodsangst gaan grappen maken en doen extra vrolijk.
Bij isolering wordt een ontoelaatbaar of angstwekkend gevoel afgesplitst van de rest van je persoon.
Een gebeurtenis wordt bijvoorbeeld wel geregistreerd, maar je gevoel is er van afgesplitst. Zo nu en
dan kan het gevoel er echter, vaak vanuit onverwachte hoek, toch uitkomen en raak je overspoeld.
Intellectualisering lijkt op isolering. Moeilijke innerlijke zaken worden met veel interessante en
moeilijke woorden weggepraat. Een eenvoudig gevoel, bijvoorbeeld woede of verdriet, wordt met
ingewikkelde taal overdekt. Het wordt complex gemaakt. Vooral ontwikkelde, intelligente patiënten
kunnen vaak heet uitgebreid en heel genuanceerd over hun problematische gevoelens praten, maar
spreken het niet werkelijk uit: het praten houdt het gevoel op afstand.
Bij projectie wordt een onacceptabele impuls bij jezelf geprojecteerd op een ander. Je ziet bij
anderen zaken waar je bij jezelf bang voor bent. Projectie komt voor bij mensen die anderen troosten
of geruststellen om zelf iets ingrijpends te verwerken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller desocialewerker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.