Het vak organisatiekunde wordt voor het eerst gedoceerd in de VS na 1850 en is tussen 1960 en 1970
in Nederland ontstaan. Achterliggende drijfveer was het complexer en groter worden van
organisaties. Is ontstaan uit de behoefte op gestructureerde wijze na te denken over en vat te krijgen
op organisaties en wat erin gebeurt.
Henri Fayol (1841-1925) was een van de eerste die gesteld heeft dat management een vak is dat
geleerd kan en moet worden, in plaats van een talent of erfenis verkregen positie.
Als je effectief te werk gaat dan handel je op zodanige wijze dat het gewenste resultaat behaald
wordt. Ga je efficiënt te werk dan verspil je geen tijd maar gaat op de handigste manier op het doel
af. Effectief betreft het eindresultaat, efficiënt is de methode waarmee je daar komt
Organisatiekunde is een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het studeren van:
- Het gedrag van de organisatie
- De factoren die dit gedrag bepalen
- De wijze waarop organisaties op de meest doeltreffende manier bestuurd worden.
De definitie van organisatiekunde omvat twee aspecten:
- Descriptief aspect: een beschrijving van het gedrag van organisaties met de motieven en
gevolgen
- Een prescriptief aspect: een advies over de te volgen handelwijze en organisatie-inrichtingen.
Interdisciplinariteit: de organisatiekunde bevat veel elementen afkomstig uit andere wetenschappen.
Deze aanpak gaat een stap verder. Dat wil zeggen dat de verschillende bijdragen naar hun specifieke
belangen worden afgewogen en worden gebruikt voor de ontwikkeling van een nieuwe benadering,
waarbij het onderwerp in zijn totaliteit wordt beschouwd.
Multidisciplinair: is een activiteit, zoals bepaalde vormen van wetenschap en kunst, waarbij kennis
vanuit meerdere disciplines gecombineerd wordt ingezet om de activiteit te voltooien. Is een
ambitieuze aanpak. Het is een doel waar voortdurend naar wordt gestreefd, een ideaalbeeld.
Besturing: poging tot gerichte beïnvloeding. Omschrijven als het richting geven aan processen die in
een organisatie plaatsvinden. Deze richting wijst naar een doel, dat vooraf bepaald moet worden.
De mate waarin de besturing slaagt, wordt aangeduid met het begrip doeltreffendheid of
effectiviteit.
Zijderoute: een van de oudste handelsroutes, opgericht in 2 v. chr. En verviel ong. 1400 na chr.
Andere belangrijke handelsroutes zijn:
- Romeinse handelsroutes (50 v. chr. Tot 1500 na chr.)
- Afrikaanse handelsroute (1000 na chr. Tot 1500 na chr.)
- Indische oceaan handelsroute (vanaf 800 na chr.)
- De Spaanse handelsroutes (15e en 16e eeuw)
- Portugese handelsroutes (16e eeuw)
Nederlandse Oost-Indische compagnie (VOC) werd opgericht 12 maart 1602 en op 17 maart 1798
werd de VOC ontbonden
Andere belangrijke handelsbedrijven waren:
, - Deense Oost-Indische Compagnie (opgericht 1614)
- Nederlandse West-Indische Compagnie (opgericht 1621)
- Franse West-Indische Compagnie (opgericht 1664)
- Royal Afrikaanse Compagnie (opgericht 1663)
- Hudson’s bay Compagnie (opgericht 1670)
Niccolo Machiavelli (1469-1527) in zijn boek II priciple geeft hij tal richtlijn die vorsten, maar ook
andere leiders, van nut kunnen zijn. Ze zijn vooral gericht op het behoud van macht en de uitbreiding
daarvan. Ze zijn sterk optimistisch van aard, gebaseerd op puur eigenbelang en het gewetenloos
gebruikmaken van de mogelijkheden die de situatie biedt.
Macht en opportunisme.
Tot de tweede helft van de achttiende eeuw overheerste het mercantilisme als economische denk
richting tot dat.
Adam Smith (1723-1790) in 1776 zijn invloedrijke boek An inquiry into the nature and cases of the
wealth of nations schreef, waarin gesteld wordt dat productieve arbeid de bron is van welvaart en
dat door arbeidsverdeling de productiviteit van de aard sterk kan worden verhoogd.
Arbeidsverdeling en productiviteit.
Scientific Management: organisatie van de productie en efficiency
Frederick Taylor bood voor het eerst een systematische, samenhangende bedrijfskundige
benadering voor de wijze waarop de productie georganiseerd zou moeten worden. Een bedrijfsleider
moet zich niet opstellen als slavendrijver maar een bredere visie hebben op zijn taak in de
organisatie die bestaat uit plannen, coördineren, toezicht uitoefenen en het controleren van
resultaten.
Enkele hoofdpunten uit Taylors theorie over het bestuur en beheer van organisaties:
- Een wetenschappelijke analyse en de werkzaamheden en het uitvoeren van
bewegingsstudies. De resultaten hiervan kunnen leiden tot standaardisatie en normalisatie
van het productieproces en de hierin te gebruiken machines en materialen.
- Een vergaande taakverdeling en training van de arbeiders, waarbij elke handeling en
beweging precies is voorgeschreven; hierdoor krijgt de arbeider veel routine, waardoor weer
hogere productienormen gehaald kunnen worden.
- Een hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiders en arbeiders.
- De bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren van en het zoeken naar
werkmethodes en het scheppen voor product voor waarderen; voorheen werd dit naar de
uitvoering geschoven.
- Het invoeren van presentatie beloning met als doel te komen tot lagere productie kosten.
Achtbazenstelsel:
1. Tijd en kosten
2. Werkinstructies
3. Bewegingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereiding en uitgifte
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
,Een ander idee van Taylor was dat het bestuur van productieafdelingen over de hele industriële
wereld verbeterde.
Henri Fayol (1841-1925) de eerste samenhangend stelsel van opvattingen ontwikkelde over de wijze
waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Zijn General Management-
theorie was bedoeld als onderwijsmodel.
Hij onderscheidde 6 onafhankelijke managementgebieden:
- Technisch
- Commercieel
- Financieel
- Zelf beschermend (veiligheid van mensen en eigendommen)
- Boekhouding
- Besturing
De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de overige gebieden. Het belangrijkste
onderdeel van de functie van managers bestaat uit vijf taken:
1. Plannen en vooruitzien
2. Organiseren
3. Bevel voeren
4. Coördineren
5. Controleren
Eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste principe.
Algemene managementtheorie.
Max Weber (1864-1920) heeft zich beziggehouden met overheidsorganisaties en grote bedrijven
vanuit een sociologische invalshoek.
Grote organisaties hadden volgens Weber in zijn tijd de volgende kenmerken:
- Sterk doorgevoerde taakverdeling
- Hiërarchische bevelstructuur
- Nauwkeurig afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheden
- Onpersoonlijke relaties tussen functionarissen (de functie is belangrijker dan de persoon)
- Werving op basis van bekwaamden en kennis in plaats van vriendjespolitiek en kruiwagens
- Bevordering en beloning op basis van objectieve criteria en procedures
- Uitvoering van werkzaamheden volgens vaste routineregels
- Vastlegging van alle gegevens in schriftelijke stukken, zodat op alles controle mogelijk is
- Aan restricties gebonden macht van functioneren, ook die van de hogere functionarissen.
Weber stelde dat indien een organisatie volgens de hiervoor genoemde kenmerken functioneerde, er
sprake was van een ideale bureaucratie.
Bureaucratie en ideaaltype organisatie
Human Relations (ong. 1945)
Elton Mayo (1880-1949) van 1927 tot 1947 voeder die een serie experimenten uit waarbij hij het
verband onderzocht tussen verbeteringen van werkomstandigheden en de productiviteit. Hier mee
bewees hij dat naast objectieve factoren ook subjectieve factoren bepalend zijn voor het resultaat.
Informele organisatie en subjectiviteit
Warren G. Bennis benadrukte de noodzaak van een reversie van de uitgangspunten van de HR-
beweging, waardoor de term revisionisme ontstond.
, Rensis Likert (1903-1981) deed de eerst poging tot overbrugging van de twee stromingen
(benadering van Taylor en de HR). Hij richtte zich met name op de organisatiestructuur en de
communicatie, en ontwikkelde een zogeheten linking pin-structuur, waarbij de organisatie bestaat
uit elkaar overlappende groepen, waarbij de leider van de groep ook lid is van een hogere groep
(linking pin).
Frederick Herzberg zijn theorie was geënt op de behoeftehiërarchie van de psycholoog Abraham
Maslow. Deze onderscheidde 5 niveaus van behoeftes, naar de bevredigen die volgens hem elk mens
streeft.
Piramide van Maslow
Satisfiers zijn factoren die leiden tot werktevredenheid.
Dissatisfiers leiden tot werkontevredenheid.
Douglas McGregor (1906-1964) ontwikkelde in 1960 in zijn boek the human side of enterprice een
benadering waarin hij twee visies op de mensen in de organisatie tegenover elkaar stelde, die hij
theorie X en Y noemde. Met theorie X gaf hij aan hoe de meeste organisaties in die tijd functioneren.
Met theorie Y gaf hij zijn eigen visie op hoe mensen in een organisatie zouden moeten samen
werken. De X-Y-theorie zegt iets over mensenbeelden en niet over organisatie beelden.
Revisionisme (ong. 1950) synthese tussen scientific management en hun relations: afstemming
tussen mensen en organisatie.
Kenneth Boulding (1910-1993) ontwikkelde een theorie waarbij organisaties worden gezien als een
systeem, wat wil zeggen en geheel van samenhangende delen.
Indien het totale resultaat van alle subsystemen groter zijn dan de optelsom van hun individuele
resultaten wordt er gesproken van synergie.
Een systeem (organisatie) wordt bestuurd met behulp van informatie die wordt teruggekoppeld
(feedback) naar de verschillende subsystemen (afdelingen).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isadeboer1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.