De student kent de overeenkomsten en verschillen tussen EBP, praktijkgericht onderzoek en
fundamenteel onderzoek inclusief de bijbehorende onderzoekscycli.
Onderzoekscyclus (empirische cyclus): probleemstelling/ waarneming -> theorie -> hypothesen/
voorspellingen -> onderzoeken -> onderzoek doen -> conclusie.
Fundamenteel onderzoek: een onderzoek met hoge theoretische relevantie dat vooral bijdraagt aan
Kennisvermeerdering. Het heeft theoretische relevantie als het leidt tot nieuwe beschrijvingen of
verklaringen of als het een bepaalde theorie aan een kritische beschouwing onderwerpt.
Praktijkgericht onderzoek: een onderzoek met een hoge maatschappelijke relevantie. Over
maatschappelijke relevantie wordt gesproken als een onderzoek oplossing voor mensen in de
maatschappij aandraagt.
Inductie: theoretische verklaring geven voor de waarneming.
Deductie: omzetten van theoretische verklaring naar toetsbare hypothesen.
EBP: individuele klinische expertise. Het beste bewijsmateriaal.
De student kan EBP definiëren en verschillende aspecten hiervan benoemen en kan de 5 stappen
van EBP benoemen en beschrijven.
EBP: toepassen van bestaande wetenschappelijke kennis. Het is een individuele klinische expertise.
5 stappen van EBP:
hulpvraag = de vraag die je wilt onderzoeken.
zoeken in literatuur = je gaat opzoek naar verschillende literatuur in databanken wat passend is bij je
hulpvraag.
beoordelen van literatuur = als je een artikel hebt gevonden wat past bij je hulpvraag dan ga je je
artikel beoordelen op betrouwbaarheid en validiteit. Je kijkt onder andere naar datum van publicatie,
het onderzoek en level of evidence.
toepassen = dan ga je je artikel gebruiken voor je hulpvraag en maak je een samenvatting van de
belangrijkste stof.
evalueren = je kijkt terug op het onderzoek en je verslag.
De student weet waar de PICO elementen voor staan en kan deze herkennen in een
onderzoeksvraag.
Het pico systeem is een systeem waarbij je de onderzoeksvraag specifiek geformuleerd krijgt.
P: patiënt = wat zijn de kenmerken van de personen. Over wie gaat het onderzoek?
I: intervention = interventie of behandeling waar je het effect van onderzoekt, de ethologische of
prognostische factor waarvan je de relatie met de uitkomst onderzoekt of de diagnostische test wilt
onderzoeken.
C: comparison = een andere behandeling, factor of test, waarmee je de onderzochte interventie
factor of test mee wilt vergelijken. Soms vergelijk je een behandeling met geen behandeling.
O: outcome = welke uitkomst staat centraal in het onderzoek? Welke uitkomst verwacht je?
Verschillende onderzoeksindelingen in de gezondheidszorg:
- Definiërend onderzoek: waarbij je de bepaalde kenmerken van het onderwerp aangeeft.
- Beschrijvend onderzoek: waarin je de eigenschappen van het onderwerp in kaart brengt.
- Vergelijkend onderzoek: waarin je verschillen tussen twee of meerdere groepen, situaties, of
instrumenten onderzoekt.
, - Verklarend onderzoek: dat zich richt op oorzaken van gevonden verschillen of verbanden.
- Voorspellend onderzoek: waarmee je de gevolgen van het onderwerp bekijkt.
- Evaluerend onderzoek: dat het effect van een bepaalde interventie of maatregel evalueert.
- Voorschrijvend onderzoek: dat bedoeld is om maatregelen of richtlijnen op te stellen.
De student kent de systematiek van zoeken (zoekstrategie) naar wetenschappelijke literatuur en
kan voor de fysiotherapeut relevante elektronische databases benoemen.
Belangrijke databases voor fysiotherapeuten zijn pubmed, EBSCO, Sciencedirect, Pedro of Picarta. Je
gaat naar een databank toe en kunt dan een zoekterm invullen. De woorden AND, OR and NOT kun je
gebruiken om termen aan elkaar te koppelen. Alle termen moet je tussen haakjes zetten. Vaak zoek
je met zoektermen afgeleid van de pico elementen uit de onderzoeksvraag. Door synoniemen te
gebruiken vergroot je je zoekveld. Verder kun je nog verder filteren op het soort artikel of het aantal
woorden.
4 domeinen waar onzekerheid kan ontstaan bij een fysiotherapeut zijn: etiologie, diagnose, prognose
en interventie.
Beoordelen van verschillende onderzoeksmethoden:
- beschrijvend onderzoek: waarbij je een onderwerp in kaart wil brengen.
- explorerend onderzoek: waarbij je opzoek gaat naar verbanden of verklaringen
- toetsend onderzoek: waarbij je een theorie of verwachtingen wil toetsen of het effect van een
bepaalde interventie of maatregel onderzoekt.
Kwalitatief onderzoek: hierbij gaat het om gegevens over de beleving, ervaringen of verwachtingen
van de proefpersonen. Kwalitatief onderzoek vindt vaak plaats in het dagelijks leven van de
proefpersonen. Kwalitatieve gegevens worden vaak verzameld met methoden als interviews,
observaties, en focusgroepsdiscussies.
Kwantitatief onderzoek: hierbij zijn de uitkomsten makkelijk in cijfers uit te drukken. Voorbeelden
van kwantitatieve gegevens zijn bloeddruk, spierkracht, lichaamsgewicht, intelligentie, maar ook
prevalentiecijfers.
De student weet hoe een artikel is opgebouwd en hoe deze kritisch beoordeeld kan worden.
(Critical Appraisal)
Opbouw van een artikel -> titel, samenvatting, introductie, methode, resultaten, discussie, conclusie
referenties.
Als je een artikel beoordeeld kijk je naar verschillende punten van het artikel. Je kijkt naar de
betrouwbaarheid van het artikel dus naar de datum van publicatie, level of evidence van het artikel,
het aantal auteurs en wie de auteurs zijn. Ook kun je kijken naar de bron van het artikel; peer
reviewed. De relevantie van het artikel voor jou patiënt. En in hoeverre is de auteur onafhankelijk
van het artikel.
Je kunt een artikel aan de hand van de Pedro-schaal beoordelen op betrouwbaarheid.
De student kent de kenmerken, voor- en nadelen onderzoeksdesigns: Randomized Controlled Trial
(RCT), cross-over, cohort, cross-sectional studies, case-control, case series en is in staat deze
designs te rangschikken op niveau van bewijskracht (level of evidence)
Randomized control trial (RCT): een onderzoek waarbij de patiënten op basis van toeval in een groep
komen. Dit noem je random groepsindeling of aselecte toewijzing. Door randomisatie kun je
vertekening van het onderzoek door overige variabelen voorkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dinekehoekstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.