Hoofdstuk 1 Organisatie
1.1 Wat zijn organisaties?
Wat zijn organisaties?
“Een organisatie is een menselijk samenwerkingsverband die blijvend is”
Met andere woorden houdt dit in dat een aantal mensen gaan samenwerken om een
organisatie te beginnen, waarbij deze voor langere tijd bestaan blijft.
Een organisatie heeft 3 kenmerken, namelijk:
1. Samenwerking door mensen
Dit heeft te maken met synergie-effecten en schaaleffecten. Dit wil zeggen dat het
effect van een samenwerking groter is dan elk van de samenwerkende partijen
afzonderlijk zou kunnen bereiken. Samen bereik je meer dan alleen.
2. Gemeenschappelijk doel
Je begint een organisatie altijd met een bepaald gemeenschappelijk doel.
3. Doel voorbestaan van de organisatie
- Intern: continuïteit. Het voortbestaan van de organisatie, ze zijn bezig met het in
business blijven.
- Extern: voorzien in maatschappelijke behoefte. Er moet wel vraag zijn naar je
product of dienst, anders heeft het geen zin om een organisatie te starten.
Het begrip van organisatie heeft een aantal betekenissen.
Functioneel: effectief op elkaar afstemmen van activiteiten. De verschillende
mensen binnen de organisatie moeten wel alle werkzaamheden met elkaar
afstemmen.
Institutioneel: organisaties als instituut, met een naam en locatie. Deze zijn meestal
vindbaar of zichtbaar.
Instrumenteel: organiseren. Hoe hebben ze alles in de organisatie georganiseerd.
Hangt erg nauw samen met het functionele aspect van een organisatie.
Alles is een organisatie, dit is een groot en overkoepelend begrip. Denk hierbij aan een
school, supermarkt, snackbar, een evenementen bureau. In het begrip organisatie wordt er
een onderscheid gemaakt in bedrijf en een onderneming.
Onderneming: is een bedrijf met een winstoogmerk. Ze willen winst
maken denk aan een supermarkt, een evenementen bureau.
Bedrijf: is een organisatie die goederen of diensten maakt om deze op de
markt te zetten.
Een organisatie kan zowel een onderneming als een bedrijf zijn. Echter is dit niet
altijd zo. Denk hierbij aan het voorbeeld van Inholland. Dit is een organisatie en
een bedrijf, maar ze willen geen winst maken en zijn dus geen onderneming.
Iedere organisatie die bij de kamer van koophandel is
ingeschreven, heeft een juridische vorm. Deze
,juridische vorm noem je ook wel de rechtsvormen van een bedrijf. Hierbij zijn er 2
vormen:
1. Natuurlijke personen: dit zijn de mensen achter de bedrijven, die je kunt aanwijzen.
Bijvoorbeeld: Koen is de eigenaar van Outlive, Outlive is zijn eenmanszaak.
2. Rechtspersonen: er is hier niet aantoonbaar van wie het bedrijf is.
Bijvoorbeeld de aandeelhouders van bol.com, dit bedrijf heeft niet 1
eindverantwoordelijke.
Een ander belangrijk aspect is de aansprakelijkheid. Als het niet goed gaat met je bedrijf en
je moet faillissement aanvragen is het goed om te weten onder welke rechtsvorm je bedrijf
valt.
Bij natuurlijke personen kan er beslag op je privébezittingen, en kan er dus beslag op je huis
of andere spullen worden gelegd. Bij rechtspersonen is dit niet zo, wel verlies je bij
faillissement je aandelen in het bedrijf.
Onder natuurlijke vormen zijn er de volgende rechtsvormen
Eenmanszaak: hier is de eigenaar met zijn gehele privévermogen aansprakelijk voor
schulden in de eigen zaak.
Maatschap: deze rechtsvorm wordt veelal gebruikt door beoefenaren van een vrij
beroep die willen samenwerken. De maten zijn voor een gelijk deel van mogelijke
schulden aansprakelijk. (die voor hun zelf werken, timmerman fysiotherapeut)
Vennootschap onder firma (=VOF): vaak firma genoemd. Dit is een
samenwerkingsverband tussen twee of meer personen onder één naam. Soms brengen
firmanten alleen (start)kapitaal in, soms brengen ze arbeid in of vergunningen. De
firmanten zijn allemaal aansprakelijk voor de schuld van VOF, met hun privévermogen.
Commanditaire vennootschap (=CV): deze rechtsvorm is vergelijkbaar met de firma. Het
verschil is dat bij de cv sprake is van een actieve en stille (commanditaire) vennoten. De
stille vennoten brengen alleen geld in als financier, maar gaan niet meewerken in de
organisatie. De commanditaire vennoot kan wettelijk gezien niet meer verliezen dan zijn
totale inleg. Hij is daarboven niet aansprakelijk meer
Bij de rechtspersonen komen we de volgende rechtsvormen tegen:
Naamloze vennootschap (=NV): bij deze vorm zijn de aandelen wat men noemt aan
toonder. Iedereen die de aankoopprijs van het aandeel op de aandelenbeurs kan en wil
betalen, kan ze kopen. De aandeelhouders worden eens per jaar bijeengeroepen in een
algemene vergadering aandeelhouders (=ava) . Een nv kent een raad van bestuur (=rvb),
zij zijn het topmanagement van aandeelhouders. De rvb vormt samen met
toezichthouders een raad van commissarissen (=rvc). Alle beursgenoteerde
ondernemingen zijn een naamloze vennootschap.
Besloten vennootschap (=bv): de bv is vergelijkbaar met de nv, met het belangrijkste
verschil dat de aandelen van de bv juist wel op naam staan. Als de aandeelhouder de
aandelen niet kwijt wil, kan niemand er aan komen. De aandeelhouder van een bv is niet
met zijn privékapitaal aansprakelijk voor schulden van de bv.
Coöperatieve vereniging (=cv): de cv is een vereniging van leden die hetzelfde doel
nastreven, bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop van producten bij winkeliers, of de
Samenvatting M&O
, gemeenschappelijke aankoop van dure landbouwmachines door boeren. Ook de cv heeft
een raad van bestuur (=rvd) en toezicht in de vorm van een raad van toezicht (=rvt).
Voorbeelden van een cv zijn de Rabobank en de Boerenbondwinkels.
1.2 Hoe werken organisaties en wat heb je eraan?
- Transformatieproces
- Omgevingsinvloeden
- Hiërarchie en arbeidsverdeling
- Wat heb je aan organisatie
Het transformatieproces
Organisaties werken met een aantal aspecten. Deze aspecten zijn van invloed op de manier
waarop organisaties te werk gaan.
Transformatieproces
Organisaties worden opgericht met een bepaalde
doelstelling. Om deze doelstelling te kunnen
realiseren, zal input veranderd moeten worden in
output.
Aan de inputzijde onderscheiden we:
Materialen ( wat heb je nodig om je product /
dienst te maken )
Middelen ( bijv. menselijke arbeid, geld,
investeringen )
Overige factoren ( denk aan de wetgeving, klimaat )
In de organisatie wordt deze input getransformeerd tot:
Gewenste output ( verkoopbare producten / diensten waarna je omzet maakt )
Ongewenste output ( afval, milieuvervuiling, onverkoopbare producten )
Voorbeeld van de koekjesfabriek:
Grondstoffen Koekjes worden De koekjes rollen uit de fabriek, waarbij
gemaakt ongewenst afval en geluidsoverlast komt kijken
In het figuur van het transformatieproces is te zien dat de organisatie rechtstreeks contact
heeft met de omgeving. De economie, bevolkingsopbouw en het politieke klimaat in die
omgeving hebben een sterke invloed op de organisatie.
Bijvoorbeeld: als je als organisatie zeeschepen bouwt, maakt het veel uit waar je zit. Het is
dan handig om die schepen in de buurt van de zee te bouwen, en niet ergens midden in het
land. Daarnaast kan er binnen landen ook nog verschillen zijn m.b.t. milieu en andere
wettelijke eisen waar je aan moet voldoen.
Omgevingsinvloeden
Men moet de omgeving dus goed in kaart hebben om te kunnen zien hoe deze invloed
uitoefent op de organisaties. Stoner en Freeman geven aan dat er drie schillen te herkennen
zijn in de omgeving van de organisatie:
1. De interne belanghebbende: de partijen die een direct belang bij de organisatie
hebben. Bijvoorbeeld werknemers, aandeelhouders en de raad van bestuur.
Samenvatting M&O
, 2. De externe belanghebbende: partijen die geen onderdeel van de organisatie zijn,
maar er wel een duidelijk belang bij hebben. Bijvoorbeeld concurrenten, klanten,
leveranciers, overheden, media, vakbonden en banken.
3. De indirecte omgeving: de algemene omgevingsvariabelen die van invloed zijn op de
organisatie, de zogeheten DESTEMP- variabelen. De afkorting DESTEMP verwijst naar
de eerste letter van deze zeven variabelen:
1) Demografische variabelen
Hierbij moet je denken aan de omvang, groei en samenstelling van de bevolking. Als de bevolking vergrijst is dat
goed nieuws voor de rollatorfabrikant en slecht nieuws voor de babywinkels. Deze vergrijzing heeft niet alleen
invloed op de verkoopmarkt, maar ook op de arbeidsmarkt. Hieruit moet de organisatie haar personeel haalt.
2) Economische variabelen
De economie kan variëren en daarmee invloed hebben op de organisatie. Het besteedbare inkomen voor de
producten of diensten die de organisatie biedt, de loonkosten, de conjunctuur en de bereidheid van investeerders
om geld te lenen, hebben allemaal invloed op het functioneren van de organisatie.
3) Sociale variabelen
De organisatie wordt beïnvloed door sociale variabelen als het percentage tweeverdieners, de mogelijkheden van
en de gedachten over kinderopvang, de arbeidsmoraal (hoe goed en hoeveel uur in de week is men bereid om te
werken) en de sociale zorg van de staat.
4) Technologische variabelen
Er zijn allerlei technologische zaken die kunnen verschillen per regio in de wereld. Soms worden technologische
tekortkomingen goedgemaakt doordat bijvoorbeeld de loonkosten lager liggen of de mensen bereid zijn harder en
langer te werken dan in technologische hoogstaande landen.
5) Ecologische variabelen
Hierbij speelt de vraag hoe het land of regio waar de organisatie zich in bevindt met het milieu omgaat. Soms wordt
een organisatie geacht een rol te spelen door duurzaam te produceren, of zijn er beperkingen opgelegd om grote
vervuiling tegen te gaan.
6) Markt- en bedrijfstakvariabelen
De omvang van de markt waarop de organisatie actief is, de hevigheid van de concurrentie op de markt en de stand
van zaken vallen onder deze variabelen. Voorbeeld: door corona liep de evenementen markt leeg aangezien er
geen tot weinig evenementen plaats mochten vinden.
7) Politieke variabelen
Is de overheid actief bezig met het bemoeien met de economie en marktverhoudingen, of zijn ze juist
terughoudend?
DESTEP De politiek kan de organisaties helpen en aansporen door het aanbieden van subsidies, of juist het
tegenover gestelde en extra drempels opleggen. In het ergste geval nationaliseren ze organisaties en vallen deze
organisaties dan in handen van de overheid.
In figuur 2 zie je welke aspecten er onder de verschillende variabelen wordt verstaan.
Drie verschillende partijen(schillen) oefenen
invloed uit:
Interne belanghebbenden (partijen)
(Medewerkers, directie)
Externe belanghebbenden (partijen)
Samenvatting M&O
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nikitazwerver. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.30. You're not tied to anything after your purchase.