Week 1 – Legaliteit en rechtsmacht
Vaststellen art. 1 lid 2 Sr - verandering van wetgeving gunstiger voor verdachte? (blz 131)
1. Is er wetgeving (materiele uitleg)?
a. Alle regelgeving in formele of in materiele zin ongeacht het rechtsgebied.
b. Niet alleen de wetswijziging aangaande de strafbepaling maar ook andere relevante wetswijzigingen
die doorwerken in de strafrechtelijke normstelling vallen hieronder, zoals bijv. een verandering in het
civiel recht (HR Incest-arrest, blz 136) (materiele leer).
c. Bij ‘wetgeving’ moet het gaan om wetgeving of algemene regelgeving die al van kracht is.
Verandering in beleidsregels vallen erbuiten. Verandering in de rechtspraak wordt doorgaans direct
toegepast.
2. Is er een verandering (beperkte uitleg)? (blz 133) (beperkt materiele leer blz 134)
a. Slechts veranderingen die voortvloeien uit een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent
strafwaardigheid vallen hieronder (de reden waarom iets strafbaar is).
o Wetgeving met een tijdelijk karakter (zoals een jachtverbod) behoort er niet toe.
b. Het kan voorkomen dat de bepaling zowel verandert met betrekking tot de delictsomschrijving als de
sanctie. Beide worden dan afzonderlijk behandeld.
c. Een verandering van de sanctieregels moet met onmiddellijke ingang en dus zonder toetsing aan de
maatstaf van het gewijzigd inzicht van de strafwetgever worden toegepast indien en voor zover die
verandering ten gunste van de verdachte werkt. Dit vloeit ook voort uit art. 7 EVRM (HR Lex mitior).
o Let op! De maatstaf gewijzigd inzicht is hierbij dus niet relevant.
3. Is de nieuwe wet gunstiger voor de verdachte? (blz 135)
a. Ja? Toepassen gunstigere bepaling voor de verdachte o.g.v. art. 1 lid 2 Sr.
Uitzondering aansprakelijkheid o.g.v. een wettelijke bepaling
a) HR Legaliteitsbeginsel in Straatsburgs perspectief
b) Uit het doel en de strekking van art. 7 EVRM vloeit voort dat effectieve bescherming geboden moet
worden tegen willekeurige vervolging, veroordeling en bestraffing.
c) Het artikel is niet geschonden als:
o De ontwikkeling overeenstemming is met de essentie van het delict; en
o Het in redelijkheid voorzienbaar is geweest.
‘Gunstigere bepaling’ en art. 350 Sv
Een verandering in de delictsomschrijving:
- Niet gunstig? Dan komt het voor bij de 2e vraag van art. 350 Sv.
- Wel gunstig, dan is het de 4e vraag van art. 350 Sv.
De Hullu:
- Wat is een strafbaar feit – blz 68
- Legaliteitsbeginsel – blz 85
Rechtsmacht – welk land heeft jurisdictie? (blz 142 e.v.)
1. Territorialiteitsbeginsel (art. 2 en 3 Sr) (blz 144)
a. Ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt.
o Gedraging, werking, gevolg of uitvoeringshandeling op Nederlandse bodem.
b. Zo ja? Dan is de NL rechtsmacht van toepassing.
2. Extraterritoriale werking (blz 146)
a. Passief personaliteitsbeginsel - nationaliteit of status van het slachtoffer (art. 5 Sr): de Nederlandse
strafwet is toepasselijk op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een misdrijf tegen
een Nederlander. (blz 149)
o Nederlands slachtoffer + feit in buitenland begaan + misdrijf van 8 jaar + dubbele strafbaarheid.
1
, b. Actief personaliteitsbeginsel - nationaliteit of status van verdachte (art. 7 (en 8) Sr). (blz 149 en 150)
o Nederlandse verdachte + feit in buitenland begaan + feit is een misdrijf + dubbele strafbaarheid.
o Automatisch NL rechtsmacht als aan een sub in art. 7 lid 2 Sr is voldaan door een Nederlander in
het buitenland.
Let op! Voor art. 7 lid 2 Sr is geen dubbele strafbaarheid vereist.
c. Aard van het delict (art. 4 en 6 Sr): op iedereen ongeacht zijn nationaliteit of ongeacht er een relatie
is met de Nederlandse staat.
d. Arrest Linquenda: bepaalde bestanddelen zien enkel op gebeurtenissen in NL (bijv. art. 180 en 184
Sr). Als de gedraging niet valt onder een van de bovengenoemde artikelen, denk aan het negeren van
een wettelijk ambtelijk gegeven bevel in het buitenland, dan is de NL rechtsmacht niet van
toepassing.
Week 2 - Causaliteit
De leer van redelijke toerekening is de heersende leer en moet worden ingevuld (vloeit voort uit HR
Longembolie) (zie voorbeeld docent!) (blz 181 e.v.). Bouwstenen hiervan zijn:
1. Het gedrag van de verdachte: is het de verdachte geweest die met zijn zeer ernstige en gevaarlijke gedrag door
de omstandigheden voor het uiteindelijke intreden van het gevolg heeft gecreëerd? Met andere woorden:
staat de verdachte nadrukkelijk en zwaarwegend aan het begin van de keten van gebeurtenissen?
- Causaal verband aantonen a.d.h.v. theorieën.
o Ligt het gevolg dicht bij de gedraging, gebruik de causa proxima.
o Ligt het gevolg verder van de gedraging, gebruik de adequatietheorie / relevantie / conditio sine qua
non
o Zitten er veel schakels tussen het gevolg en de gedraging, gebruik de leer van redelijke toerekening
Omissiedelicten vragen om nadere motivering op dit punt;
Voor het toerekenen van het gevolg hoeft niet alleen naar het gedrag van de dader te worden gekeken.
Andere factoren kunnen ook een rol spelen.
2. De soort en mate van schuld van de verdachte: indien bewezen kan worden verklaard dat het opzet van de
verdachte op het gevolg was gericht, is redelijke toerekening van het gevolg van zijn opzettelijke gedrag
dichtbij.
- Is het een culpoos delict? (ofwel, is het schuld?)
o Aantonen dat het gevolg voorzienbaar was middels adequatietheorie
- Is het een doleus delict?
o Bewijs opzet en causaliteit
- Is het een geobjectiveerd gevolg (bijv. dood door schuld)
o De mate van schuld speelt hierbij geen rol.
Bij opzetdelicten rijzen er minder problemen dan bij de door het gevolg gekwalificeerde delicten. Bij door
het gevolg gekwalificeerde delicten is de mate van schuld geen relevante factor (opzet ziet op pijn en letsel
en niet op overlijden en dat is het gevolg dat je wil toerekenen). Indien de gevolgen voorzienbaar waren,
vormt de mate van schuld een sterke indicatie voor de aanwezigheid van causaliteit.
HR-Longembolie en HR-Niet behandelde longinfectie.
3. Aanvulling van andere causaliteitscriteria: andere causaliteitstheorieën kunnen goede diensten bewijzen om
toepassing van het criterium van redelijke toerekening tastbaar en overtuigend te maken (indicaties pro en
contra).
- Redelijke toerekening verdient extra aandacht als niet met zekerheid kan worden vastgesteld of het
gedrag een CSQN voor het gevolg was. Enige onzekerheid over een daadwerkelijk csqn-verband wordt in
bijzondere gevallen geaccepteerd.
- De voorzienbaarheid zal vaak een belangrijke, meer positieve rol kunnen vervullen: doordat het gevolg
voor een verdachte (redelijkerwijs) voorzienbaar was, wordt het immers een stuk redelijker om hem dat
gevolg toe te rekenen.
- Ook de strekking van het delict – van welk rechtsgoed is de bescherming beoogd – kan van belang zijn voor
de beoordeling van de vraag of het redelijk is het gevolg toe te rekenen (relevantietheorie) (bijv. naar
ervaringsregels is deze …. en dus is het redelijk het gevolg toe te rekenen).
- Indien het gevolg ver verwijderd ligt van de gedraging van de verdachte kan dit een contra-indicatie zijn
(gevolg ligt dusdanig ver verwijderd van de gedraging van de verdachte dat toerekening niet in de rede
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller racmjansen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.